Hoofdstuk 6; 'Boogschietkunsten'
Belle
Ik schaamde me dat ik me zo had laten gaan. En dan ook nog eens bij een jongen die ik amper kende. En daarnaast....ik huilde nooit. En nu? Nu bleven de tranen maar komen.
'Waarom ik? Waarom?' snikte ik tegen Cadens borstkas aan. Hij zei niks en hield me alleen maar wat steviger beet. Iets wat ik niet verwacht had van hem. De dag tijd dat ik hem kende, was hij heel fel tegen de leider, Zane, ingegaan, en verder was hij afgesloten geweest. Met moeite had ik net wat uit hem kunnen krijgen, en nu deed ik zo. Wat moest hij wel niet van me denken? En dus maakte ik me abrupt los uit zijn armen, droogde mijn tranen af, en stond op.
'Het spijt me, dat ik me zo heb laten gaan. Het moet voor jullie ook moeilijk genoeg zijn hier.' Ik maakte de cape om mijn schouders los, en gaf hem terug aan hem.
'Sorry. Ik stuur Leon wel hiernaartoe,' fluisterde ik en toen draaide ik me om en liep richting de ladder.
'Belle, wacht!' zei hij toen. Ik draaide me om. Hij keek me aan met zijn blauwe ogen, en het viel me op dat zijn blik een stuk zachter en opener was dan daarnet.
'Dat geeft niet. Iedereen heeft dat gehad. En ik snap je. Alles lijkt hier zo uitzichtloos. Maar het wordt beter, dat beloof ik je,' zei hij toen. Het was het meeste dat hij ooit gezegd had.
'Beter?' vroeg ik. Hij knikte.
'Ja, beter. Iedereen is hier best aardig,' zei hij. 'En het leven is hier zo slecht nog niet.' Ik knikte, maar ik was er niet zo zeker over. Ik miste mijn broer en Caspian en ik wist zeker dat zij mij ook misten. Maar, zo besloot ik, als ik hier dan toch moest blijven, dan moest ik er ook maar het beste van maken.
'Blijf alsjeblieft nog even. We worden over minder dan een half uur afgelost door Noah en Cristian,' zei Caden toen. Ik twijfelde maar heel even, en toen ging ik weer op mijn plekje tegen de boomstam zitten.
'Vang!' riep Caden en hij gooide de cape terug naar mij. Ik moest glimlachen en ving hem op en sloeg hem weer om.
'Dankje.' De rest van de tijd waren we stil. Maar het was geen ongemakkelijke stilte. Het was een stilte waarin we allebei nadachten over wat had kunnen zijn, maar ons er uiteindelijk bij neerlegden dat dit de rest van ons leven was, hoe oneerlijk we het ook vonden.
En toen sprak hij plotseling het woord waar ik zo bang voor was geweest.
'Dusss, Merle?' Ik bleef even stil.
'Het is gevaarlijk daar hoor. En als iemand mijn echte naam te weten was gekomen die niet te vertrouwen waa, dan...' Mijn stem stierf weg. We wisten beiden wat er dan gebeurd zou zijn. Caden knikte en staarde weer voor zich uit.
'Het zal nu niet lang meer duren.'
En inderdaad, na een half uur kwamen Noah en Cristian de boom ingeklommen. Noah had ik al eerder gezien, hij was een van de vrienden van Zane. Hij keek mij even verbaasd aan.
'Wat doet zij hier? Leon heeft toch wachtdienst?' vroeg hij toen aan Caden. Caden haalde zijn schouders op.
'Die had even wat tijd nodig met Nikki.' Noah keek een beetje boos. Waarschijnlijk omdat Leon niet deed wat hij moest doen.
'Ik heb het zelf aangeboden, hoor?' zei ik toen. Toen keek Noah naar mij, en zijn blik verzachtte enigszins.
'Belle is het toch?' vroeg hij toen.
'Alsof je dat niet weet. Volgens mij weet iedereen ondertussen wie ik ben, gezien mijn entree,' zei ik. Noah schoot in de lach. Ik glimlachte, en keek toen naar de andere jongen, Cristian. Deze leek me een beetje afstandelijk. Hij zei niets en staarde me alleen maar onbeleefd aan. Dus stond ik op, en maakte aanstalten om weg te gaan. Caden ging met me mee.
'Succes nog,' zei ik tegen Noah en deze glimlachte vriendelijk. Ik mocht hem wel, ook al was hij een van Zane's vrienden en mocht ik Zane absoluut niet.
'Slaap lekker, Belle, Caden,' zei Noah nog, en toen klom ik achter Caden aan de uitkijkboom uit. Beneden was er een kampvuurtje aan, waar nog een paar jongens en twee meisjes een beetje duf omheen zaten. Ze keken niet eens op toen Caden en ik langsliepen. We klommen de boom in naar onze slaapplaats, en troffen daar een slapende Nikki en Leon aan, die aan de linkerkant van de hut lagen. Caden liep naar de rechterkant, en ik ging daar ook zitten. Ik gaf de cape terug aan Caden, pakte mijn eigen cape uit mijn rugzak, en gebruikte die als deken. Als kussen gebruikte ik een trui. Toen ging ik liggen, en toen voelde ik pas hoe moe ik eigenlijk was. Ik zag dat Caden ook ging liggen. Ook hij had geen deken. Er waren er maar twee en die hadden Nikki en Leon.
'Morgen ga je met mij mee. Op zoek naar eten,' zei Caden toen plotseling.
'Oke,' fluisterde ik.
'Slaap lekker, Belle.'
'Slaap lekker, Caden,' mompelde ik terug. En toen viel ik in een diepe droomloze slaap.
*****
'Belle, wakker worden. Het is tijd,' fluisterde een stem. Ik kreunde lichtjes, en draaide me toen om.
'Sander, laat me slapen,' mompelde ik.
'Belle, ik ben het, Caden,' fluisterde de stem toen weer. Caden? Wie is dat nou weer. En toen schoot ik met een ruk overeind, en knalde met mijn hoofd tegen het hoofd van Caden aan, die boven me hing.
'Au,' kreunden we tegelijk. En toen schoten we in de lach.
'St,' fluisterde Caden toen, nog steeds half lachend, maar met een pijnlijk gezicht over zijn voorhoofd wrijvend. Hij wees naar Nikki en Leon die nog steeds sliepen.
'De zon komt zo op, en we hebben een lange tocht voor de boeg, willen we wat eten vinden,' zei hij. Ik knikte.
'Ik ga alvast naar de binnenplaats, dan kun jij je omkleden,' fluisterde hij en toen daalde hij de ladder af, naar beneden. Ik liep snel achter hem aan.
'Caden?' fluisterde ik. 'Kan ik me ook ergens wassen?' Hij knikte, en wees naar de bron op de binnenplaats.
'Dankje,' fluisterde ik. Snel zocht ik wat spullen bij elkaar, haalde mijn andere spullen uit de rugzak, en stopte de bij elkaar geraapte spullen erin. Toen pakte ik mijn laarsjes in mijn linkerhand, en daalde de trap af. De enige mensen die beneden waren, waren Zane en Noah. Caden stond ook bij de waterput, en hij gaf me een emmer met water. Ik vroeg maar niet hoe die waterput hier kwam.
'Je kunt je daar omkleden en wassen,' zei hij toen, en hij wees naar een afscherming van doeken. Ik pakte de emmer aan, en liep naar de afscherming van doeken. Daarachter kleedde ik me uit, waste me zo goed als het ging, en deed schone kleren aan. Ik zou mijn andere kleren vanmiddag wel even wassen. Toen ik me weer schoon voelde, kamde ik mijn haar en vlocht het opnieuw in. Binnen tien minuten was ik klaar, zette de emmer terug bij de waterput, en liep naar een van de tafels toe waar Zane, Noah en Caden ook zaten. Noah glimlachte vriendelijk naar me, maar Zane keek me alleen maar even aan.
'Hier,' zei Caden en hij schoof een beker water, en een appel naar me toe. Ik keek verbaasd naar de appel.
'Er groeit een appelboom hier in de buurt,' verklaarde Noah die me verbaasd zag kijken. Ik knikte. Er was nog zoveel dat ik niet wist. Ik zette mijn tanden in de appel, die verbazingwekkend fris was, en dronk mijn glas water op.
'Heb je een bidon?' vroeg Caden toen. Ik knikte en liet hem de bidon zien. Hij knikte goedkeurend.
'Noah en Zane gaan met ons mee. We hebben een lange tocht voor de boeg,' zei hij.
'Oke,' antwoordde ik simpelweg. De anderen waren ondertussen ook klaar met het eten van hun appel, en ik kon aan hun gezichten zien dat ze nog steeds honger hadden. Caden en ik vulden onze bidons bij de waterput, en toen kwam Noah aanlopen met mijn boog, die ik de vorige avond in had moeten leveren.
'Volgens mij is deze van jou,' zei hij lachend. Ik lachte ook, en pakte de boog en pijlenkoker aan. Meteen voelde ik me een stuk veiliger.
'Ben je er klaar voor?' vroeg Noah toen. En ik knikte. Zane kwam ook aanlopen, en toen vertrokken we. Zodra we door de deur van bladeren liepen, zag ik dat de zon nog niet eens op was. Het was waarschijnlijk nog maar net vijf uur. In het oosten kleurde de lucht een beetje rood, als teken dat het een mooie dag ging worden. Zwijgend liepen we zo verder. Ik liep naast Noah, Caden liep voor ons, met naast hem Zane. Maar ik kon aan de boze blikken die ze elkaar toewierpen zien dat ze elkaar niet uit konden staan.
'Zijn wij de enige groep die opzoek gaat naar eten?' vroeg ik na een poosje. Ik zag dat Caden en Zane meeluisterden, maar het was Noah die antwoord gaf.
'Nee, er zijn nog vier andere groepen, van elk twee. Maar zij zoeken naar eten in de buurt,' zei hij. 'Elke dag trekken Zane, Caden, ik en jij nu er op uit voor de lange tocht.'
'Elke dag?' vroeg ik verbaasd. Zane draaide zich om en keek me minachtend aan.
'Wat is het, meisje. Geef je het soms nu al op?' Ik wierp hem een boze blik toe.
'Absoluut niet,' zei ik. Hij keek me nog heel even aan en keek toen weer naar voren.
'De tocht duurt van vijf uur s' morgens, tot meestal zes of zeven uur s'avonds,' zei Noah toen om de situatie een beetje te kalmeren. Meer dan 12 uur dus, dacht ik. Maar ik legde me er maar bij neer, aangezien ik het heerlijk vond om buiten bezig te zijn. Het voelde vertrouwt.
*****
Een jaar geleden
'Wie als laatste bij de top is, moet in de keuken helpen vanavond,' schreeuwde Caspian. Alle drie gaven we onze paarden de sporen. Ik hees mijn boog op mijn rug, en boog voorover. Ik werd een met de schitterende zwarte merrie, en we vlogen. We vlogen..... We vlogen Caspian voorbij. Toen Sander. En toen hadden we vrij spel. En we kwamen als eerste op de heuvel aan. Caspian was tweede en Sander laatste.
'Tje, je moet er toch echt aan geloven, broertje!' riep ik naar hem. Caspian schoot in de lach om het teleurgestelde gezicht van Sander.
'Maar je hebt een kans om het goed te maken. Zie je die boom daar?' Caspian wees naar de boom die dertig meter verderop stond.
'Als je Belle verslaat, moet zij de keuken in.'
'He!' riep ik verontwaardigd. 'Dat is niet eerlijk!'
'Ik doe mee!' riep Sander en hij pakte zijn boog. Hij legde er een pijl op, en richtte. Mis. De pijl vloog minstens twee meter langs de boom.
'Nee,' mompelde Sander. Ik grijnsde, en legde ook een pijl aan. Ik richtte, en schoot. Raak. Midden in de boomstam.
'Ik zei het toch. Doe nooit wedstrijdjes met een meisje, want die verlies je toch!' riep ik grijnzend naar mijn broer. Hij kwam lachend op me afgestormd.
'Ik krijg jou nog wel, Belle!' riep hij. Ik grinnikte, wenkte Caspian, en we reden weer naar beneden, in de richting van het kasteel. Steeds sneller. Totdat de tijd stil leek te staan.
*****
Het was al tegen de middag ondertussen. Mijn maag rommelde, en tot nu toe hadden we nog geen eten gevonden. Maar toen zag ik vanuit mijn ooghoeken, een konijn door het dorre gras heen schieten. Ik stopte abrupt, legde een pijl op mijn pees, richtte, en raak. Het konijn viel neer.
'Eten,' zei ik triomfantelijk, en ik draaide me om naar Zane, Noah en Caden. Alle drie keken ze me verbaasd aan.
'Nou laten we het gaan halen dan,' zei ik, maar ik kon een grijns niet onderdrukken. Toen werden ze wakker uit hun trance, en Noah ging het konijn halen en maakte het vast aan zijn riem. Hij gaf mij mijn pijl terug.
'Ik zei toch dat ze een aanwinst was,' kon Caden het niet laten om tegen Zane te zeggen. Deze bromde alleen wat.
'Kom op, we moeten door,' zei hij toen en we vervolgden onze weg. Na een poosje kwamen we wat struiken tegen, en plukten de bramen die daar aan hingen. Iets later kwamen we een wilde appelboom tegen en plukten de appels. Als middageten hadden we daardoor weer een appel.
'Snap je nu wat het probleem is?' zei Noah toen. 'Er is in de directe omgeving van de boomplaats bijna geen eten meer te vinden. Daarom moeten we zulke lange tochten ondernemen.' Ik begreep het nu.
Toen zei Caden dat het tijd was om terug te gaan, en gingen we weer terug naar de boomplaats. Ik had nu de smaak te pakken, en ik kreeg het voor elkaar om nog drie konijnen, en een vogel neer te schieten. Alle drie de jongens keken verlekkerd naar het vlees, en zij waren niet de enigen. Want toen we terugkwamen, keken alle bewoners van de boomplaats met grote en hongerige ogen naar het eten. Noah en Caden gingen het meteen klaarmaken, en ik plofte op een van de banken neer, naast Nikki.
'Hier,' zei Nikki en ze gaf me een glas water. Dankbaar dronk ik het op. Ik was doodmoe. We hadden veertien uur gelopen, op bijna geen voedsel en ik voelde al mijn spieren. Als ik dit morgen weer moest gaan doen, dan....
Tien minuten later drongen de heerlijke etensgeuren mijn neus binnen. Ik keek toe hoe iedereen een stukje vlees kreeg, en als laatste kwam Caden naar ons toe, schoof me een stukje vlees toe, en kwam naast me zitten. Nikki gaf hem ook een glas water. Ik begon aan het vlees te knabbelen, en toen het op was, staarde ik moe voor me uit.
'Moe?' vroeg Caden toen hij dat zag. Ik knikte.
'Uitgeput,' antwoordde ik. Hij glimlachte.
'We hebben meer eten dan we in tijden hebben gehad, dankzij jou,' zei hij toen. Weer knikte ik, te moe om iets te zeggen.
'Je hoeft vanavond geen wacht te zitten. Als je wilt kun je je zo opfrissen, en gaan slapen. Morgen moeten we er weer vroeg uit.' Ik keek hem dankbaar aan.
'Ik denk dat ik dat maar eens ga doen.' Ik stond op, en klom onze boom in om mijn spullen te halen. Ik waste beide setjes kleren, hing ze te drogen, en viel in een kort broekje dat Noah me gegeven had, en in een rood shirt, uitgeput in slaap, en droomde over thuis.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top