Hoofdstuk 3; 'Vol=vol'

Caden

Ik keek naar Zane. Hij stond voor de 23 mensen die deze kleine gemeenschap telde. Het was precies een jaar geleden dat ik aan de veroordeling had mee moeten doen, en veroordeeld was. En het was iets minder dan een jaar geleden dat ik hier aan was gekomen. En met hier bedoel ik de ruimte tussen tien enorme bomen, waar ik en andere veroordeelde tieners een bestaan op hadden gebouwd. Er was een waterbron in de ruimte tussen de bomen. En de bomen schermden de ruimte ertussen met hun bladeren helemaal af. Zo was er een dichte ruimte gecreëerd die een veroordeelde vier jaar geleden had gevonden. Deze veroordeelde was Zane. De leider van het groepje tieners dat hier leefde. We leefden van wat de natuur ons bracht, wat niet veel was. We hadden hutten gemaakt in de takken van de bomen en tafels en banken in elkaar geknutseld van hout. Het was niet leven dat we hier deden, maar het was leven. Hoe primitief het ook was. Leon stond naast me. Vanaf het moment dat ik hier aankwam, waren we vrienden geweest. Hij was in hetzelfde jaar veroordeeld als ik. Leon had zijn arm losjes om de schouder van een meisje met lichtbruine haren en bruine ogen liggen. Nikki. Ook zij was in hetzelfde jaar als Leon en ik veroordeeld en met zijn drieën vormden we een groepje. Het was anders nu Nikki en Leon iets hadden, maar nog altijd kon ik ze vrienden noemen. En ik wist dat ik ook niet altijd makkelijk was. Ik was afstandelijk en liet mensen moeilijk toe en vertrouwde ze niet. Nikki en Leon had ik een deel van mijn vertrouwen gegeven, maar niet alles. Want iets in mij dacht dat ze elk moment me de rug toe konden keren en onze vriendschap zouden verbreken. Nikki en Leon waren de meest loyale personen die ik ooit ontmoet had, en toch kon ik ze niet volledig vertrouwen. Mijn verleden had daarvoor gezorgd. Mijn verleden maakte het lastig om mensen te vertrouwen.

Het afgelopen jaar had ik me ontwikkeld tot een leider, en hoewel Zane in naam de leider was en de bevelen uitdeelde, zorgde ik voor de taakverdelingen en voor de binnenstroom van voedsel. Maar het was deze dag, de dag van de veroordeling, die iedereen in de war maakte. Op deze dag dacht iedereen aan wat had kunnen zijn, en niet wat was. En deze dag was alles nog wat erger. We hadden namelijk bijna geen voedsel meer, en het was ook nog eens heel moeilijk te vinden. Lange tochten zorgden ervoor dat er nog een klein beetje voedsel binnenkwam, maar het was nauwelijks genoeg voor de 23 mensen die nu in deze gemeenschap waren. En ik denk dat dat feit maakte dat Zane het volgende zei en de laatste hoop van nieuwe veroordeelden afpakte, ook al wisten ze niet dat die hoop er was. 

'Iedereen is ervan op de hoogte dat we weinig voedsel meer hebben en kunnen vinden. Daarom heb ik besloten dat deze groep dit jaar niet uitgebreid mag worden. Dit betekent dat eventuele nieuwe veroordeelden geen toegang zullen krijgen tot deze plek en dat niemand van ons op ronddwalende veroordeelden af mag lopen, en ze hier mee naar toe mag nemen. Gebeurt dit toch, of vindt een veroordeelde deze plek op een of andere manier zal hij of zij dus niet toegelaten worden tot deze plek.' Iedereen was stil en luisterde naar wat Zane zei. De meeste tieners knikten instemmend, maar naast me hoorde ik een verontwaardigd gemompel. 

'Maar dan zijn wij verantwoordelijk voor hun dood, want alleen zullen ze het daar buiten niet overleven,' riep Nikki naar Zane. Leon probeerde te voorkomen dat ze nog meer zou zeggen, want Zane was geen makkelijke  en zou haar zonder pardon uit de gemeenschap zetten als ze iets deed dat hem niet beviel. Zane's ogen zochtten de persoon van wie de stem was geweest en vonden Nikki. 

'Als we iedereen toelaten, zijn we verantwoordelijk voor de dood van hen en ben je verantwoordelijk voor de dood van de anderen hier.' Hij gebaarde om zich heen en keek Nikki boos aan. Deze zei niks meer. Zane had gelijk, maar toch klonk er een knagend stemmetje in mijn achterhoofd dat zei dat dit niet goed was.

                                                                                             *****

Drie dagen waren voorbij gegaan sinds Zane's verbod. En er was niemand toegelaten. Er had maar een veroordeelde de plek gevonden, en deze was zonder pardon weer buiten gezet door Zane en zijn vrienden. Er waren wel meer veroordeelden gesignaleerd, maar niemand liep naar ze toe en iedereen nam meteen een andere route als ze ze tegen kwamen.

Het was tegen de avond. Leon en ik waren al de hele dag op zoek naar eten. En tot nu toe met weinig resultaat. We hadden slechts wat bessen gevonden, en hadden ons er bij neergelegd dat het weer een dag honger lijden zal worden. Misschien had een van de andere groepen wat gevonden, maar ook die kans was klein. De zon was bijna onder, en we liepen uitgeput naar onze woonplaats terug. We moesten nog iets minder dan een kwartiertje. Maar toen stopte Leon plotseling, en hield me tegen. 

'Wat is dat?' vroeg hij. Ik keek even om me heen maar zag niks bijzonders. 

'Wat bedoel je?' vroeg ik. Leon wees naar iets en ik keek naar waar hij wees. Er lag iets. Ik weet niet wat het was. Hoop welde in me op.

 'Misschien is het wel een dood dier,' zei ik. 'Ik hoop het, dan komen we tenminste niet met lege handen thuis,' ging ik verder. Leon knikte. 

'Kom op, laten we gaan kijken dan,' zei hij en hij liep naar het ding dat op de grond lag toe. Maar toen we er bijna waren, stopte ik abrupt.

'Dat is geen dier,' stamelde ik. 'Dat is een mens.' Ik keek naar het hoopje mens dat op de grond lag. Ik kon niet zien of het een meisje of een jongen was. Leon keek me even aan. 'Je hebt gelijk. We moeten er naar toe, kijken of hij of zij hulp nodig heeft,' en hij wilde er naar toe lopen. Maar ik hield hem tegen. 

'Ben je vergeten wat Zane heeft gezegd?' zei ik boos. Leon keek me verbaasd aan. 

'Het kan me niet schelen wat Zane gezegd heeft. Daar ligt een mens misschien wel dood te gaan. Je gaat me niet vertellen dat je hem of haar dus gewoon maar dood laat gaan omdat je bang ben voor wat Zane gaat doen,' zei hij verontwaardigd. Ik keek nog een keer naar de gestalte die daar lag.

'Caden,' zei Leon. 'Kom op.' Ik knikte, ook al was ik het er niet mee eens. Leon ging voorop en ik liep achter hem aan. Bij de gestalte stopten we. 

'Het is een meisje,' zei Leon verbaasd. Ik ging naast hem staan en keek naar wat er op de grond lag. Hij had gelijk, het was inderdaad een meisje. Ze lag met haar hoofd half in het zand en weggedraaid van ons, maar twee lange vlechten maakten duidelijk dat het een meisje was. Ik keek naar haar gestalte. Ze had een strakke zwarte broek aan en een zwarte cape om. 

'Caden, waar wacht je nog op. Kom op we moeten haar helpen,' zei Leon en hij ging zitten en draaide het meisje op haar rug. 

Het scheelde niet veel of ik had naar adem gehapt van verbazing en verontwaardiging. Het meisje zag er nog zo jong uit. Ze moest pas net zestien zijn. Ze lag doodstil. Er liep een kras over haar wang. Ik keek naar haar gezichtje. Ze was knap. Lange wimpers sierden boven haar gesloten oogleden uit. Ze had volle, rozerode lippen en perfecte wenkbrauwen. Een losgeschoten pluk haar omkranste haar gezichtje. Ze lag alleen doodstil. Leon trok even bang zijn wenkbrauwen op en boog zich toen naar haar mond toe. Hij wachtte even. En toen keek hij met een ruk weer op. 

'Ze leeft nog, Caden,' zei hij. En toen leek ik te ontwaken uit mijn trance. Ik ging naast Leon zitten, en bekeek het meisje even. Ze had verder geen zichtbare verwondingen, dus waarschijnlijk moest ze gewoon uitgeput zijn geweest. Toen pas viel de rugzak die naast haar lag, en de pijl en boog me op. 

'Leon, kijk,' zei ik. Leon keek naar de rugzak en de wapens. Toen trok hij verbaasd zijn wenkbrauwen op.

'Hoe komt ze daar nu aan?' vroeg hij verbaasd. Maar toen schudde hij zijn hoofd. 'Laat ook maar, daar komen we later wel achter. We moeten haar eerst naar de boomplaats brengen,' zei hij. Ik knikte en tilde het meisje op in mijn armen. Ze was akelig licht. Ik draaide me om naar Leon, en de haren van het meisje lichtten op door het zonlicht. Ze kregen een gouden glans. 

'Zane gaat dit nooit goedvinden,' zei ik. Leon schudde alleen maar zijn hoofd. 

'Wat wil je dan? We kunnen haar hier toch niet laten liggen? En bovendien, als ze met die wapens om kan gaan, hebben we er een nieuwe voedselbron bij,' zei hij. Daar had hij gelijk in. Ik besloot dat we het wel gewoon zouden zien wat er zou gebeuren. En dus liepen we de laatste paar kilometers naar de boomplaats. 

Toen we bij de boomplaats kwamen, schoof Leon wat bladeren opzij die de ingang van de boomplaats markeerden, en ging hij voor mij en het meisje naar binnen. Toen ik met het meisje in mijn armen binnenkwam, was het meteen mis. 21 Paar ogen keken ons stomverbaasd aan. Iedereen was al terug van zijn dagtaak, en zat nu beneden aan de tafels te wachten totdat we konden eten. Mijn ogen zochten Zane, maar hij zag ons eerder dan dat wij hem zagen. Hij kwam woedend op ons afgestormd, en zijn twee vrienden, Noah en Vince volgden hem. 

'Waar slaat dit op? Ik dacht dat we hele duidelijke afspraken hadden gemaakt!' riep Zane naar mij en Leon. Maar ik negeerde hem, en liep met het meisje naar de tafel waar wij gewoonlijk zaten en legde haar hierop neer. Nikki keek me met grote ogen aan en keek toen lichtelijk bezorgd naar het meisje, en toen naar Leon. Zane kwam me achterna gestormd. 

'Caden, antwoord!' riep hij. Ik draaide me om en keek hem kalm aan. 

'We konden haar toch niet laten liggen,' zei ik. Zane snoof minachtend. 

'Caden die gevoel heeft en mensen helpt. Dat is nieuw voor me,' zei hij. 'We hadden een afspraak, Whitewall, een afspraak dat we geen nieuwe mensen toe zouden laten.' Het feit dat hij me bij mijn achternaam noemde, maakte dat ik boos werd, en die boosheid maakte me op een of andere manier vastberaden. 

'Laat me even uitpraten, Zane. We vonden dit naast haar.' Ik wenkte Leon en deze kwam met de pijl en boog naar ons toe. Zane keek verbaasd naar de wapens. 

'Hoe komt ze daaraan?' vroeg hij.

'De vraag is niet hoe, maar of ze er mee om kan gaan,' antwoordde ik kalm. Ik keek de ruimte rond en zag dat iedereen ons gesprek gevolgd had en dat Nikki nog steeds bezorgd naar het meisje zat te kijken. Zane snoof minachtend. 

'Geloof je nou echt dat dat meisje met die wapens om kan gaan? Kijk nog eens goed. Ze is nog hartstikke jong en onschuldig,' zei hij terwijl hij een blik op het meisje wierp. Toen gleed er een sluwe grijns over zijn gezicht. 'Maar mooi is ze wel,' zei hij. En op dat moment verloor ik mijn kalmte. 

'Nou moet je eens luisteren, Zane. Je zeurt zelf over dat er te weinig voedsel is. Nou kan dit meisje daar misschien wat aan doen, en dan ga je moeilijk doen,' riep ik naar hem. Zane keek me lachend aan. 

'Je zegt het goed, Whitewall, misschien,' zei hij. Ik had de neiging om hem met mijn vuisten te gaan bewerken, maar Leon kwam naast me staan en hield me tegen. 

'Genoeg, jongens.' Hij keek eerst naar mij en toen naar Zane. 

'Caden heeft gelijk. Als ze met die wapens om kan gaan, kan ze ook voor eten zorgen en dat is wat we nodig hebben, niet?' Bij die laatste woorden keek hij naar de anderen in de ruimte. Er klonk een instemmend gemompel. 

'Zijn we het dan bij deze met elkaar eens, dat we het meisje een kans geven?' vroeg hij. Zane keek me even woedend aan, en knikte toen toch. 

'Een kans,' zei hij. 

'Dit meen je toch niet, Zane,' begon Vince, een van zijn vrienden. 'Laat je je nou zomaar ompraten door Caden?' ging hij verder. Ik wierp Vince een woedende blik toe. Maar hij keek me alleen maar bozer aan. 

'Zane heeft besloten,' probeerde Leon de situatie te redden. Zane leek nou namelijk weer te gaan twijfelen en dat moesten we niet hebben. 

'Hou je mond jij,' riep Zane naar Leon, en hij duwde hem weg. Leon schreeuwde iets naar Zane en wilde dit keer ook terug gaan vechten. Maar daar kreeg hij de kans niet voor. 

'Leon,' klonk plotseling Nikki's stem. Ze klonk een beetje angstig. Toen klonk er nog een andere stem. 

'Waar... waar... ben ik,' stamelde deze stem. Het was de stem van een meisje, en een stem die ik nog niet eerder had gehoord. De stem klonk zacht en liefdevol en iedereen draaide zich abrupt om in de richting van de stem. Het meisje zat overeind op de tafel en keek een beetje angstig om zich heen. Zane liep naar haar toe, en ik volgde hem. 

'Je bent in de boomplaats,' zei Nikki tegen het meisje. Ze keek Nikki verbaasd aan. 'De boomplaats?' vroeg ze verbaasd. 'En wie zijn jullie?'

Zane had het meisje inmiddels bereikt. 

'Ah ah, wij stellen hier de vragen. Wie ben je?' vroeg hij. Het meisje keek hem verward aan. 

'Wie ben je?' vroeg Zane nogmaals, en hij greep haar arm beet. Ik sprong ertussen en rukte Zane's hand van de arm van het meisje af. Zane keek me woedend aan. Toen richtte hij zich weer tot het meisje. 

'Nog een keer. Wie ben je?' De ogen van het meisje keken Zane even aan, en toen schoten ze naar mij. Haar felle, groene ogen keken mij aan toen ze zei: 

'Ik ben Belle. Belle Campbell.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top