Hoofdstuk 29; 'Ik ben Mirose Williams, princes van Equador

AN: check allemaal even de nieuwe, schitterende cover voor dit boek gemaakt door ddevonnel. Heel erg bedankt, xx

Vier weken later

Belle

'Ben je er klaar voor?' Caden komt de kamer binnengelopen en doet de deur zachtjes achter zich dicht. Hij werpt me een bewonderende blik toe en komt dan naar me toegelopen. Hij legt zijn armen om mijn middel en kijkt me vragend aan. Ik kijk over zijn schouder in de spiegel. Ik heb een donkerrode jurk aan. De jurk is strak aan de bovenkant en loopt vervolgens wijd uiteen. Aan de achterkant is de jurk zelfs zo lang dat een deel over de grond hangt als sleep. Mijn krullen hangen los om mijn gezicht heen en mijn sneeuwkristal hangt om mijn nek. Ik kijk naar links. Naar het kussen waar mijn witte tiara op ligt. Ik zal pas een echte kroon krijgen na mijn kroning. Ik voel de zenuwen weer opborrelen. De afgelopen weken zijn onrustig geweest. Grote zoekacties naar mijn moeder en oom zijn opgezet. De hele bevolking was verontwaardigd toen ze hoorden dat mijn moeder, de koningin nog leefde, maar naarmate de tijd verstreek hebben we steeds minder hoop op haar terugkeer. De Lords die bevriend waren met mijn oom heb ik met behulp van Lord Mattheus en Lord Ruud afgezet. Sir Kyle heb ik Lord van het zuidelijke kasteel gemaakt, maar de positie voor het westen is nog leeg. Het heeft weken gekost om uit te pluizen welke nobelen trouw zijn aan mij, en welke nog steeds trouw zijn aan mijn oom. Maar de meeste wijzigden snel hun mening toen het duidelijk werd dat mijn oom verloren had. Toch moet er nog veel gebeuren. Equador moet weer worden opgebouwd, en ik wil het vertrouwen van de bevolking winnen. Ik wil dat de mensen weer gelukkig worden. De begrafenis van mijn broer heeft weken geleden al plaatsgevonden. Alle nobelen en een groot deel van de bevolking was aanwezig om hem zijn laatste eer te betuigen. Iedereen keek afwachtend naar mij toen de begrafenis over was. Ze wachtten op het moment dat ik de taak tot koningin op me zou nemen en hen zal helpen. Maar ik kon op dat moment niets anders doen dan huilen en nadenken. Dit had allemaal nooit mogen gebeuren. Ik had gelukkig moeten opgroeien in het kasteel van lord Ruud samen met mijn broer. Dan had ik een aanzienlijke, knappe jongeman moeten trouwen en daarmee had ik gelukkig moeten worden. Ik had nooit een verloren prinses moeten zijn. En bovenal had ik nooit veroordeeld moeten worden, dan was dit alles nooit gebeurd. Ik kijk Caden aan. In de afgelopen weken is hij er al die tijd voor me geweest, en ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik absoluut niets voor Caspian voel en Caden gelooft me.

'Nee.' Hij laat mijn middel los en pakt de tiara voorzichtig van het kussen af.

'Ik heb vertrouwen in je.'

'Maar ik niet in mezelf,' reageer ik. Hij slaakt een zucht en plaatst de tiara dan voorzichtig op mijn hoofd. Dan strijkt hij teder een krul die voor mijn gezicht hangt weg.

'Je lijkt al op een koningin,' zegt hij dan.

'Maar zo voel ik me niet,' antwoord ik.

'Het is toch allemaal niet zo slecht?'

'Jawel.'

'Niet waar. Ik ben niet slecht,' zegt hij dan met opgetrokken wenkbrauwen. Ik slaak een zucht. Dat is het enige wat goed is aan alle gebeurtenissen. Zonder de veroordeling had ik Caden nooit gevonden. Maar aan de andere kant, als de veroordeling niet had bestaan, zou mijn broer nu waarschijnlijk nog leven. Caden heeft door waar ik aan denk. Hij kijkt me even indringend aan.

'Hij zal trots op je zijn geweest.' Dan haalt hij een klein doosje uit zijn jaszak tevoorschijn en geeft het aan mij.

'Wat is dat?' vraag ik verbaasd.

'Een cadeautje.' Ik trek mijn wenkbrauwen op.

'Dat had je niet moeten doen.'

'Open het nou maar gewoon,' zegt Caden ongeduldig. Ik werp hem nog een blik toe en open dan het kleine kussentje. Op een donkerblauw kussentje ligt een klein zilveren armbandje. Twee strengen zijn om elkaar heen gevlochten.

'Het is schitterend,' zeg ik ademloos. Dan vlieg ik Caden om de hals en zoen hem vol op zijn mond. Ik voel zijn mondhoeken omhoog trekken, en hij zoent me lachend terug. Dan trekt hij zich terug en neemt het doosje van me over. Hij haalt het armbandje er voorzichtig uit en pakt dan mijn linkerpols beet.

'Mag ik?' vraagt hij. Ik knik en hij doet het armbandje om en maakt het sluitinkje voorzichtig vast.

'Dankje,' zeg ik. Dan legt Caden zijn rechterhand om mijn linkerwang heen en trekt me even tegen zich aan.

'Het komt echt goed. Jij kan dit,' fluistert hij in mijn haar. Ik reageer niet, maar luister naar het gestage geklop van zijn hart. Langzaam wordt mijn hartslag ook rustiger. Plotseling wordt de deur met een ruk opengegooid. Zowel Caden als ik kijken tegelijk op. Caspian komt binnengelopen. Er glijdt heel even een jaloerse trek over zijn gezicht als hij Caden en mij zo ziet en ik maak me los uit zijn omhelsing.

'Wat is er?' vraag ik aan Caspian. Hij blijft staan waar hij staat.

'Het is tijd, Belle. Ben je er klaar voor?' Ik slik en kijk Caden dan aan in zijn blauwe ogen. Dan kijk ik weer naar Caspian.

'Nu wel.' Het klinkt een stuk zekerder dan ik me voel.

'Ga je mee naar beneden?' vraagt Caspian dan aan Caden. Caden knikt en wend zich dan tot mij.

'Ik sta beneden op de eerste rij. Ik zie je zo.' Ik knik. Hij knijpt heel even in mijn hand en loopt dan achter Caspian naar beneden. Ze sluiten de deur achter zich. Dan ben ik alleen. Ik kijk nog een laatste keer in de spiegel en trek mijn mantel recht. Dan pak ik mijn aantekeningenblaadje van een tafeltje af, en kijk naar de grote balkondeuren.

'Je kunt dit, Belle,' zeg ik. Ik bal mijn handen tot vuisten en laat dan een grote zucht ontsnappen. Dan loop ik naar de balkondeuren en duw ze open. De frisse lucht komt me tegemoet en ik loop verder totdat ik bij de rand ben. Ik kijk naar beneden. Tien meter onder me bevindt zich het plein van Equador met de levensboom en op dit moment bijna de gehele bevolking. Iedereen kijkt me afwachtend aan, maar sommigen ook argwanend. Ik zoek de eerste rij af naar mijn vrienden en vind ze dan. Noah, Luka, Esther, James, Dave, Zane en Julia. En dan zie ik ook Caspian en Caden. Caden glimlacht naar me en dan zie ik dat Noah een duim naar me opsteekt. Ik kijk naar de hand waar ik het aantekeningenblaadje in vast heb. Het is inmiddels verfrommelt. Mijn hele lichaam trilt van de spanning. Dan kijk ik naar de mensenmassa. Mijn volk, en ik begint spreken. 'Beste mensen, vandaag...' Mijm stem trilt. Ik stop met praten en kijk op mijn briefje. Ik hoor nu te zeggen: vandaag sta ik hier namens mijn ouders. Voor gerechtigheid. En nog veel meer van dat soort dingen. Maar dat voelt plotseling niet meer juist. Ik laat mijn handen ontspannen en het briefje dwarrelt op de grond. Dan richt ik me weer tot de mensenmassa die me nu allemaal met neerbuigende blikken zitten aan te kijken. Behalve mijn vrienden. Die kijken me nog steeds vol vertrouwen aan. En dan weet ik plotseling wat ik moet zeggen.

'Lieve mensen, vandaag wil ik voor jullie staan als een van jullie, niet als een prinses en zeker niet als een koningin, ook al zie ik er zo misschien wel uit. De verhalen die mij zijn verteld vertellen dat mijn moeder een mooie, rechtschapen vrouw was, die altijd het juiste probeerde te doen ook al kon ze soms hard overkomen. Mijn vader daarentegen was een zachtaardige, intelligente man, die van zijn volk hield met heel zijn hart. Ik wil geen van hen zijn, en tegelijk wil ik hen allebei zijn.' Ik voel dat ik op dreef raak. De woorden stromen gewoon uit mijn mond zonder dat ik er over na hoef te denken. Ik begin te ontspannen, en laat al mijn zenuwen gaan. En ik merk ook op dat ik nu de aandacht van het volk heb. Dus ga ik verder: 'Ik ben ook maar gewoon een meisje. Een meisje dat nooit verwacht had dat ze hier ooit zou staan. En ik ben ook maar een meisje dat fouten maakt. Net zoals iedereen. Mijn ouders waren niet perfect. Mijn oom was verre van perfect en ik ben niet perfect. En ik denk niet dat je iemand daar op af kan rekenen. De veroordeling berust op deze scheiding van perfectie en non-perfectie. Een scheiding die nergens op slaat. Want waarom zou je iemand beoordelen op basis van zijn zwakheden, en niet op basis van zijn kwaliteiten? Daarnaast zijn de veroordeelden alles behalve zwak. Ik heb ze ontmoet, met ze gesproken, met ze gelachen en met ze gehuild. En het zijn sterke mensen. Dappere mensen. Mensen die tot alles bereid zijn als ze daarmee de mensen van wie ze houden kunnen redden. Dus bij deze wil ik de veroordeling afschaffen. In de eerste plaats omdat de levensboom niet correct beoordeeld, en in de tweede plaats omdat niemand op zijn of haar zwakheden beoordeeld zal moeten worden. Want die zwakheden maken ons menselijk. Die zwakheden maken dat wij mens zijn. En die boodschap wil ik jullie vandaag meegeven. En nog iets wat veel belangrijker is. De afgelopen maanden heb ik geleerd dat iedereen sterk is op zijn eigen manier. Daarom wil ik jullie iets vragen en tegelijk wil ik iets zeggen dat ikzelf al die tijd geprobeerd heb te ontkennen. Het was nooit mijn wens geweest om hier te staan. Maar ik moet het voor me zelf toegeven. Want ik ben Mirose Williams, prinses van Equador en de rechtmatige heerser. En ik ben bereid die taak op me te nemen, samen met mijn vrienden. Maar alleen als jullie dat willen. Ik vind dat jullie het recht hebben om voor mij te kiezen of niet. En daarom is het nu aan jullie.' Ik kijk naar de menige onder me. De mensen staan ademloos te luisteren, en zijn doodstil na mijn speech. Ik verschuif mijn blik naar Caden die me trots staat aan te kijken. Ook mijn andere vrienden zien er trots uit. Dan vang ik de blik van lord Ruud op. Hij kijkt tegelijk enigszins angstig om wat ik heb gedaan, maar hij lijkt ook blij te zijn. Dan kijk ik weer naar de mensenmassa, die nog steeds akelig stil is. Ze willen me niet. En dat begrijp ik. Ik heb hier geen ervaring mee, en de mensen zijn te bang voor mijn oom geweest. Maar dan hoor ik het. Eerst heel zachtjes. Iemand roept:

'Lang leve prinses Mirose!' Ik zie dat mensen in de richting van het geluid kijken. En dan beginnen er meer kreten te klinken.

'Zij is onze rechtmatige koningin!'

'Ze heeft het beste met ons voor!'

'Prinses Mirose!' En dan begint iedereen mijn naam te roepen en te juichen. De hele mensenmenigte juicht en schreeuwt opgewonden. En er gaat een zucht van opluchting door mijn lichaam heen. Ik begin te lachen, en die lach blijft de rest van de tijd op mijn gezicht. Ondanks mijn gebreken, ondanks alles wat dit volk heeft meegemaakt, willen ze mij als hun heerser. Ik kijk naar mijn vrienden, die allemaal net zo hard mee juichen. Maar mijn blik blijft steken bij een persoon. Een bruinharige, achttienjarige jongen met blauwe ogen die me lachend aankijkt. Maar zijn ogen spreken boekdelen. Ze kijken me glimlachend aan, maar achter die blauwe ogen, is het duidelijk zichtbaar.

'Zie je nou wel?' zeggen ze triomfantelijk.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top