Hoofdstuk 1; 'Merle'
Februari 4045
Caden
Het eerste wat me tegemoetkwam toen ik de deur van de kleine taveerne opentrok, was de warmte en de geur van versgebrouwen bier. Het volgende wat me tegemoetkwam was het drukke en soms zelfs angstig klinkende gefluister dat door de overvolle taveerne klonk. 'Deur dicht, makker!' riep een stevige man die druk bezig was de kroezen van zijn gasten bij te vullen. 'Of wil je soms dat het hier ook in een ijshol veranderd!' riep de man er nog achteraan. Wat mannen schoten in de lach en een van hen gaf de man zelfs een vriendschappelijke klop op zijn schouders. Ik maakte dat ik de deur meteen sloot en sloeg de kap van mijn mantel naar achteren en schudde mijn donkerbruine, wilde krullenbos uit. Vervolgens liep ik naar de toonbank en legde een paar munten op het ding die met een klaterend geluid neerkwamen. Het geluid van geld verstond iedereen en de waard van de taveerne stond direct voor me. 'Ik wil hier overnachten, morgen vertrek ik in alle vroegte,' zei ik tegen de kroegbaas. Deze trok zijn wenkbrauwen op en gebaarde om zich heen. 'Hoorden jullie dat!' bulderde de man met luide stem. 'Deze jongeman hier wilt hier overnachten en vertrekt morgen in alle vroegte!' De man schudde lachend zijn hoofd en ook de andere gasten brulde van het lachen. 'Je bent al net zo gek als die daar,' riep een andere man en hij wees naar een tafel achterin de taveerne waar maar een persoon aanzat. Een donkergroene mantel bedekte het hoofd en het verdere lichaam van de man en een gezicht was dus niet te ontwaren. Ook keek de man niet op bij het gebrul van de rest van de reizigers en kroeggangers en at gestaag verder. Ik focuste mijn aandacht weer op de stevige man voor me en haalde mijn schouders vragend op. 'En waarom is dat zo vreemd dan?' Als de man wist wie hij voor zich had zou hij het wel hebben gelaten me zo hard uit te lachen. 'Heb je het nog niet gehoord dan?' vroeg de kroegbaas op zijn beurt verbaasd. Ik schudde mijn hoofd. 'De roversbende van George houdt zich schuil in het bos en overvalt iedere reiziger die het waagt door het bos te trekken en door zijn gebied te komen,' legde de kroegbaas daarop uit.'Daarnaast is er onrust in het noorden. Dus of je bent ontzettend dom of je hebt een doodswens, maar anders zou ik me niet in dat bos wagen. De sherrif is erop uit getrokken met een groep maar het kan nog dagen duren voordat ze George en zijn roversbende te pakken hebben, als ze ze al te pakken krijgen.' Hij legde de nadruk op als. Ik zag dat de jongeman in de hoek opkeek bij deze woorden maar nog altijd kon ik zijn gezicht niet zien. 'Dat is dan heel jammer voor hem, maar ik moet binnen twee dagen terug zijn dus ik kan geen oponthoud gebruiken,' antwoordde ik de man. Mijn vader zou me wat aandoen als ik niet op tijd terug was met nieuws. Het was al te lang omrustig in het oosten en nu bleek dat de rellen eindelijk waren losgebarsten in het noorden. 'Een doodswens dus, ' constateerde de eigenaar. 'Nou jongen, ik wens je veel succes. De trap op en eerste deur rechts, daar is nog wel een plekje voor je over. Eerst een maaltijd misschien? 'Ik knikte en voelde mijn maag knorren. De blikken van de rest van de reizigers en dronkaards negerend liep ik naar de bijna lege tafel in de hoek toe en nam plaats tegenover de jongen. Deze stond echter meteen op toen ik plaatsnam, greep zijn tas en deed een poging om bij de trap te komen. Dat was het moment waarop ik de donkerbruine jurk onder de groene mantel vandaan zag komen en het besef tot me doordrong dat de hij een zij was. Nog geen tel later viel mijn oog op het prachtig gegraveerde kettinkje met een wit sneeuwkristal aan het einde dat de dame op de tafel had achtergelaten. Ik krabbelde overeind en hield de dame nog net staande voordat ze de trap op kon vluchten. Maar in mijn poging haar tegen te houden, had ik aan haar mantel getrokken en de kap was van haar hoofd gegleden. Het geschrokken, maar bloedmooie gezichtje van een jong meisje werd zichtbaar. Golvend donkerbruin haar dat van boven sierlijk was ingevlochten en daarna in golvende strengen over haar rug viel tot aan haar middel. Haar wijnrode lippen weken iets van elkaar alsof ze iets wilde gaan zeggen, maar ze hield haar mond. Haar heldergroene ogen keken me eerst geschrokken en daarna woedend aan. Het was plotseling doodstil geworden in de taveerne. Het enige geluid kwam van een kroes bier dat een man geschrokken uit zijn handen liet vallen en dat kletterend op de grond terechtkwam. Een donkere vlek verspreidde zich op de houten vloer. Minstens dertig paar ogen keken naar het meisje dat voor me stond. Haar ogen schoten ongerust om zich heen en namen het tafereel in zich op. Toen bleef haar blik op mij rustten en zag ze het kettinkje dat ik beet had. Ze stak haar hand uit naar het sieraad en ik gaf het aan haar. 'Bedankt,' snauwde ze. Toen draaide ze zich om en keek naar alle kroeggangers die haar met lust op hun gezichten aankeken. Ze wierp hen een blik toe waar ze van ineen krompen. 'Nog iets anders?' beet ze hen toe. Het bleef akelig stil. 'Goedenavond dan, heren,' zei ze en ze begaf zich naar de uitgang. De deur knalde met een klap achter haar dicht. Het duurde luttele seconden voordat de eerste stemmen weer klonken. De opmerking 'die is gek' van de waard klonk er bovenuit. Ik stond daar als versteend naar de deur te staren en kon me zo haar schitterende gezichtje voor de geest halen. En dat was het moment dat ik besloot haar niet zomaar alleen door het donkere bos waar die roversbende huisde te laten gaan, ook al betwijfelde ik of ze me haar zou laten helpen. Ik liep ook richting de deur. 'Dit meen je toch niet!' riep de waard me na. Ik haalde mijn schouders op. 'Wie niet waagt die niet wint!' riep ik terug. Kreten zoals 'je krijgt haar toch nooit' en 'je tekend jullie doodvonnis' negerend sloot ik de deur achter me en stapte de gure herfstwind in. Ik sloeg mijn mantel om en begaf me naar de stallen waar het knechtje nog bezig was de paarden te verzorgen. Ik bleef staan voor de donkerbruine ruin die begon te hinniken toen het dier me zag. 'Ga je mee, Tommy? Tijd om knappe dames in nood te gaan redden.' Het dier hinnikte en ik gebaarde het stalknechtje om de ruin op te zadelen. De jongen deed wat ik vroeg en binnen drie minuten stond Tommy opgezadeld en wel in het gangpad. 'Zeg eens, heb je zojuist een dame in een bruine jurk zien vertrekken?' vroeg ik toen aan de jongen. Deze knikte vrijwel meteen. 'Twee minuten voordat u kwam, sir. Op een pikzwarte merrie, mooi dier was dat.' Ik knikte dankbaar en gooide hem een muntstuk toe als bedankje. De jongen wist niet hoe snel hij het geld in zijn zak moest stoppen. Ik stopte de weinige spullen die ik bij me had in de zadeltas en steeg op. Enkele seconden later daverde ik de donkere nacht in.
Twee dagen ervoor was het volle maan geweest dus de maan was niet meer dan een klein streepje. Daarnaast zorgde het typische herfstweer ervoor dat het beetje licht dat de maan gaf werd tegengehouden door het dichte wolkendek. Geen ideale nacht voor een tocht door het bos dus. Met mijn hand op het heft van mijn zwaard reed ik in volle galop over het nauwe bospaadje in de hoop het meisje in te halen voordat ze in handen van Georges bende zou vallen. Met mijn zeventien jaar was ik nou niet de beste krijgsman die je je kon bedenken, maar mijn vader had me al van jongs af aan getraind en geleerd altijd op mijn hoede te zijn. En dat was ik nu dus ook. Maar het bleef doodstil in het bos. Geen teken van leven te bekennen. Aan de ene kant was ik opgelucht omdat dat betekende dat de bende van George zich dieper in het bos schuilhield, maar aan de andere kant betekende dat ook dat ik het meisje nog lang niet had ingehaald. Ik gaf Tommy nog eens extra de sporen, maar het dier was al uitgeput van de lange tocht overdag en veel meer kon ik toch echt niet van de ruin vragen. De natuur besloot me een handje te helpen in mijn achtervolging. Een boom was omgevallen, dwars over het pad heen en het meisje stond nerveus naar de ontwortelde boom te kijken. Haar merrie snoof en trapte toen onrustig met een van haar hoeven in de omgewoelde aarde. De boom was niet omgehakt want het ding lag met wortels en al over het pad. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat het meisje op haar merrie er niet overheen was gesprongen. Er was geen twijfel over mogelijk dat het inderdaad prachtige dier met gemak over de boom heen kon springen. Maar de uitstekende takken waren te gevaarlijk en het meisje keek nu om zich heen op zoek naar een andere route en ik kon aan haar lichaamstaal zien dat ze absoluut geen zin had om het donkere bos in te trekken, ook al was het maar voor enkele tientallen meters. 'We moeten er toch echt omheen,' zei ik toen om mijn aanwezigheid kenbaar te maken. Ze draaide zich geschrokken om en voor dat ik het wist was de punt van een koperen pijl op mijn borst gericht. 'Hoo, rustig maar. Ik doe je geen kwaad!' riep ik. Om te laten zien dat ik echt niets kwaads in de zin had haalde ik de kap van mijn hoofd af. Het beetje maan had gelukkig dat moment uitgekozen om door de wolken te breken zodat ze mijm gezicht kon zien en ik het hare. Onder de kap zag ik haar zichtbaar ontspannen en ze liet de punt van haar pijl naar de grond zakken en keek vervolgens alert om zich heen. 'Ik heb weinig zin om daar door te moeten,' mompelde ze toen. 'Het was misschien toch niet heel slim om weg te gaan uit de taveerne,' vervolgde ze. Haar stem was zacht en lieflijk nu er geen boosheid in doorklonk. Toen richtte ze haar blik nieuwsgierig op mij. 'Wat doe jij hier eigenlijk?' Ik dacht diep na over een aannemelijke reden, maar vond die niet. Dus haalde ik mijn schouders maar op. Ze trok haar wenkbrauwen op, maar vroeg niet verder. We hadden allemaal geheimen. Dat bleek wel weer uit het feit dat we midden in de nacht in een duister bos reden dat bewoond werd door beruchte roversbendes. Ik was allang blij dat ze mij niet als de vijand zag. 'Wat is je naam?' vroeg ik toen nieuwsgierig. 'Vindt je het echt tijd voor een gezellig voorstelrondje, ' beet ze terug en ze gebaarde om zich heen. 'Waarom niet?' beet ik terug. 'Dus wat is je naam?' Ze keek nog een keer om zich heen en haar heldere ogen focusten zich toen op mij. 'Gaat je niets aan,' was haar antwoord. Ik was verbaasd. Niemand haalde het in zijn hoofd zo tegen me te praten en zeker geen jonge meisjes. Maar aan de andere kant was dit ook geen normaal meisje, anders zou ze niet zonder escorte midden in de nacht door dit bos met al zijn geheimen rijden. Ik besloot het nog een keer te proberen. 'Toe nou, het is maar een naam?' 'Ohja, wat is de jouwe dan?' was haar slimme antwoord. Ik bleef stil en wist dat ze gelijk had. In deze tijden kon je niemand vertrouwen. Ze wierp me een triomfantelijke blik toe. 'Dat dacht ik al. Ik kan het trouwens prima alleen af,' voegde ze daar nog aan toe. Toen wendde ze zich weer tot de versperring en draaide haar merrie het bos in. 'Heel eventjes maar, Starlight,' fluisterde ze. Ik vond de naam wel toepasselijk, ondanks dat de merrie nog zwarter was dan de nacht. Het meisje van wie ik de naam dus nog steeds niet wist verdween tussen de bomen en het struikgewas en zonder aarzelen volgde ik haar op Tommy. Op het pad waren de geluiden uit het bos me veel minder opgevallen dan hier tussen het struikgewas en ik werd nog alerter. Na vijftien meter draaide het meisje Starlight om de wortels van de boom heen en begaf zich weer terug naar het pad. Een keer keek ze om en toen ze zag dat ik naar haar keek draaide ze zich snel weer terug. Blijkbaar vond ze het toch wel prettig dat ze niet alleen was in het bos. Ze bereikte een paar seconden eerder dan mij het pad en galopeerde er meteen vandoor. Ik haastte me ook uit het struikgewas en keek haar hoofschuddend na. 'Wat een meid,' mompelde ik, maar tegelijkertijd kon ik niet ontkennen dat haar avontuurlijke geest en onverschrokkenheid me intrigeerden. En dus spoorde ik Tommy aan en zette op de ruin de achtervolging voor de tweede keer die nacht in.
Minstens drie uur reden we zonder oponthoud door het bos. Nog twee uur en dan zouden we de bewoonde wereld weer bereiken. Het was ondertussen diep in de nacht en zowel Starlight als Tommy draafde in een lichte draf over het bospad. De paarden waren goed getraind en konden nog wel even door. Desondanks kon ik niet ontkennen dat ik wel een beetje moe begon te worden maar het vooruitzicht om hier midden in het bos te kamperen sprak me niet echt aan. Daarnaast vertoonden het meisje en haar merrie nog geen enkel teken van vermoeidheid en was ik niet van plan haar in haar eentje verder te laten rijden. Na een paar pogingen van mijn kant om een gesprek aan te knopen was ik daar trouwens ook mee gestopt. Het meisje was ontzettend ontwijkend, keek me geen enkele keer meer recht in mijn gezicht aan en veel meer dan een hmm over de donkere nacht en de eventuele gevaren in het bos kreeg ik er niet uit. Toen stopte ze abrupt en haar merrie dartelde achteruit. 'Wat is er...' begon ik, maar ze kapte me af met een 'Stt,' en wees naar de volgende boom die over het bospad lag en vervolgens naar de stam die duidelijk afgehakt was. Mijn hand schoot direct naar de schede van mijn zwaard en ik keek gespannen om me heen. Ook Tommy spitste zijn oren en leek niet op zijn gemak. Voor me legde het meisje een pijl op haar boog en spande de pees aan terwijl ze in het donker tuurde op zoek naar een teken van leven. Het zou me niets verbazen als ze ook nog eens goed met het wapen om zou kunnen gaan. Maar ze kreeg de kans nooit om de pijl af te schieten want op dat moment stortte er iets uit de schaduwen van de nacht naar beneden en belandde boven op haar. Een hoge gil klonk die me deed inzien dat ze ondanks alles nog altijd een jong meisje was dat nu doodsbang was. Ik trok mijn zwaard uit de schede, klaar om aan te vallen, toen het meisje de lucht in vloog en ik zag dat ze gevangen zat in een net. Hoe ze het voor elkaar hadden gekregen haar van Starlight af te trekken en volledig in het net te krijgen was me een raadsel. Maar dat deed er ook niet meer toe toen ze om hulp begon te roepen en me verwijtend aankeek. Ik stormde op Tommy naar voren en maakte aanstalten om het net door te hakken, toen het meisje een waarschuwing schreeuwde en er een luide klap klonk en ik bewusteloos van Tommy afzakte door de plotselinge pijn in mijn hoofd.
'Waag het niet.' De meisjesstem probeerde boos te klinken, maar de angst doorklonk duidelijk in haar stem. Ik wilde een hand opheffen om in mijn ogen te wrijven in de hoop dat de bonkende pijn in mijn achterhoofd dan zou verdwijnen, maar kwam er tot mijn schrik achter dat ik vastgebonden zat. Dat besef maakte dat ik mijn ogen direct opende en om me heen keek. En nee de situatie zag er niet erg rooskleurig uit. Zowel het meisje als ik waren vastgebonden aan dezelfde boom met een halve meter tussen ons in. Vier mannen bezetten de kleine open plek en een vuurtje brandde maar veel warmte gaf het niet. Ik was door en door verkleumd door de gure wind en het meisje zag er niet veel beter uit. En alsof de kou nog niet erg genoeg was, waren we nu dus ook in handen van vier van de meest geduchte rovers van Equador. Twee van hen hielden ons met een schuin oog in de gaten en twee anderen keken ons vol aan. De blikken waarmee ze ons aankeken bevielen me absoluut niet. 'Laat ons gaan, we kunnen betalen,' zei ik toen. 'Niet doen, je maakt het alleen maar erger,' siste het meisje naast me. Toen stond een van de mannen op en kwam voor ons staan. 'Al het geld dat je bij je had is allang in ons bezit, jongen,' zei de man toen. 'Dus nee, je zult je vrijheid met iets anders moeten kopen en aangezien wij al al je spullen hebben...' De man maakte zijn zin niet af. 'Maar ik kan echt betalen, mijn vader... au!' riep ik toen het meisje keihard tegen mijn been schopte. 'Waar heb ik dat aan te danken!' Ze wierp me een blik toe die genoeg zei. 'Je vader, hé. En wie is dat dan wel?' vroeg een van de rovers dir nog bij het vuur zat. Ook hij stond op en kwam voor ons staan. Ik zweeg en kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Wat dacht ik nou, dat ik wel even de naam van mijn vader zou zeggen en dat ze ons dan vrij zouden laten? Nou dat zouden ze dus nooit doen. Dus gaf ik geen antwoord. 'Nou heb je geen praatjes meer, hé, ' zei de grootste van de twee rovers die nu voor ons stonden. De man had een baard van een week en zag er woest uit met zijn roodbruine haar. Een nieuwe windvlaag stak op en naast me begon het meisje te rillen van de kou. 'Laat ons dan op zijn minst bij het vuur zitten, we kunnen toch nergens heen,' zei ik daarom tegen de andere rover die er wat vriendelijker uitzag. Deze leek even na te denken. 'Maak haar los en breng haar hier!' beval de kleinste rover van het stel die nog bij het vuur zat, maar hij deed dat met een autoriteit zodat ik meteen wist dat hij George was. Naast me maakten ze het meisje ondertussen hardhandig los en ze spartelde woest tegen. Uiteindelijk sloeg een van de rovers haar in het gezicht en ze werd abrupt stil. 'Ik snap best dat je probeert te helpen, maar je maakt het alleen maar erger!' beet ze mij toen toe. Vervolgens werd ze naar het vuur geleid en daar ruw op de grond geduwd. 'Geen bedankje, niets!' riep ik terug. Ik begon een beetje geïrriteerd te raken. De rovers volgden onze woordenwisseling geamuseerd. 'Het is een pittige tante he,' mompelde een van de rovers toen. 'En ook nog een hele mooie.' De ogen van de rover gleden over haar gezicht en nu snapte ik eindelijk waarom het meisje liever vastgebonden aan de boom was gebleven. 'Als je me ook maar met een vinger aanraakt...' begon ze, maar George kapte haar af. 'Tut, tut, wij zijn de baas hier.' Hij pakte haar bij haar armen beet en duwde haar met een felle kracht tegen de grond aan. En toen ging alles heel snel. Het meisje hief een been op en trapte George vol op een niet zo fijne plek. De rover begon te schreeuwen en liet haar meteen los. Ze krabbelde overeind, greep de dolk die een meter van haar vandaan rondslingerde en gooide het wapen naar mij. Alleen mijn lichaam was vastgebonden dus slaagde ik erin het wapen op te vangen met mijn vrije hand en ik begon meteen de touwen los te snijden. Het meisje trok een sprintje naar haar pijl en boog die iets verder op een stapel lag met de verdere bezittingen van de rovers, maar werd neergehaald door een van hen en kwam met een luide klap op de grond terecht. Op dat moment was ik los en ontweek de rover die dat doorhad handig en sprong op de rug van de rover die het meisje in bedwang hield. Deze ging meteen de worstelstrijd aan en we rolden over de grond. Maar het meisje slaagde er daardoor in haar wapens te grijpen en de eerste pijl vloog door de lucht en schakelde mijn tegenstander zonder een woord uit. Maar daar was de volgende rover al en deze had een mes bij zich. De andere rover liep op het meisje af, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij doodsbang was voor haar pijlen. En terecht, nog geen seconde later zakte de man op de grond in elkaar. Ze had hem in zijn been geraakt en hij lag nu kreunend van de pijn op de grond. George was inmiddels herstelt, maar het meisje schoot mijn belager in zijn arm en ik rende op mijn zwaard af waarna ik de leider uitschakelde. 'Vang!' riep het meisje en ze gooide een bos touw naar me en gebaarde naar de twee zwaargewonde mannen die kreunend op de grond lagen. Ik sleurde ze naar de boom en zij wikkelde de stukken touw stevig om de rovers heen. Vervolgens wierp ze een blik op de resterende twee rovers en schudde haar hoofd. Toen stak ze haar hand naar me uit. 'Merle.' Ik schudde verbaasd haar uitgestoken hand. 'Caden,' was mijn antwoord. Ze knikte tevreden. 'Wel Caden, nu deze bende is uitgeschakeld zou ik graag snel weer verder gaan. Ik heb een ontmoeting en moet voor achten vanavond in Dusty zijn. Daar laten we de sherrif wel weten dat twee leden van de bende voor altijd uitgeschakeld zijn en dat ze de anderen ergens in het bos kunnen vinden,' zei ze terwijl ze haar spullen bij elkaar zocht, een dolk van een van de bendeleden in haar zak stak en Starlight besteeg. Ik deed hetzelfde en maakte Tommy los van de boom en vulde mijn zadeltas weer. Ook greep ik het geld dat ze van me hadden afgenomen en steeg toen ook op. De hemel begon al lichter te kleuren door de zon die over minder dan een uur op zou komen. 'Weet jij waar het pad is?' Ze knikte. 'Niet ver hiervandaan. Waar eindigt jouw reisbestemming?' voegde ze daaraan toe. 'Toevallig ook in Dusty.' Ze trok heel even verbaasd haar wenkbrauwen op, maar sloeg toen haar mantel die ze ook van haar af hadden genomen om om de kou te verdrijven. Ze keek naar de lucht. We hebben nog een dagreis te gaan, dus moeten we het net redden,' zei ze. Ze gaf Starlight de sporen en binnen vijf minuten waren we weer terug op het pad. Ze kwam naast me rijden en leek nu een stuk opener. 'Mag ik vragen waar je vandaan komt?' durfde ik daarom te vragen. Ze keek me van opzij even peilend aan alsof ze aan het overwegen was of ze me kon vertrouwen. 'Uit het noorden,' antwoordde ze toen. 'En wat doe je hier dan alleen?' vroeg ik verder. Ze keek me geërgerd aan en ik wist dat ik weer een grens had overtreden. Man, dit meisje was zo licht ontvlambaar als een lont. Toch gaf ze antwoord. 'Mijn oom had iemand nodig die in zijn naam de bespreking bij zou wonen en kon zijn zoon niet missen. Mijn oudere broer ligt ziek op bed, dus was ik de enige die hij daarvoor genoeg vertrouwde,' zei ze toen. Ik vond het toch behoorlijk roekeloos dat een man zo'n jong meisje alleen op pad stuurde. Heel even overwoog ik de mogelijkheid dat we dezelfde eindbestemming hadden, maar die gedachte verwierp ik snel. Dan zou hij nooit een meisje sturen. De zon kwam inmiddels boven de boomtoppen uit en zorgde voor een klein beetje warmte. En na een half uur reden we het bos eindelijk uit en kwamen in Luttel terecht. Het eerste wat Merle deed was halt houden voor het bureau van de plaatselijke sheriff. Ze gooide mij de teugels van Starlight toe. 'Ben zo terug!' riep ze en verdween in het bureau. Drie minuten later kwam ze naar buiten met een man de al zeker in de vijftig was en gebaarde druk pratend in de richting van het bos. De man knikte tevreden en verdween weer in het bureau. 'Gelukt?' vroeg ik. Ze pakte Starlights teugels weer aan en knikte. 'Hij verzameld wat mannen en gaat ze halen, het schijnt dat er een beloning voor het vangen van de bende is uitgeloofd, maar ik heb gezegd dat hij het geld maar aan een goed doel moet geven. Ik wil niks meer met die hele bende te maken hebben.' Ze stopte even en haalde diep adem en bedacht zich toen iets. 'Of jij moet het geld willen hebben?' gooide ze er nog achteraan. Ik schoot in de lach vanwege haar felle reactie, maar schudde mijn hoofd. We hadden genoeg geld thuis. 'Oke dan,' antwoordde ze. Vervolgens haalde ze een stuk brood uit haar zadeltas en brak het doormidden. 'Vangen!' riep ze. Behendig viel ik het stuk brood op en bedankte haar. Ik nam wat water uit mijn waterzak en vervolgens lieten we de dieren ook even drinken bij een openbare drinkbak en vervolgden we onze tocht. Er gebeurde vrij weinig verder en allebei zeiden we alleen het hoognodige en waren we vrij moe door de lange tocht. Het was drie uur in de middag toen we in Dusty aankwamen. Ik had de hele tocht nagedacht over waar Merle toch vandaan kon komen, maar was niet veel wijzer geworden. Ze kon niet uit een arm gezin komen want dan had ze de beloning voor het vangen van de roversbendes we aangenomen. Ze kon ook niet van adel zijn want dan zou ze ergens achter slot en grendel zitten en de hele dag naaien en potentiële partners beoordelen. Dus moest ze uit de middenklasse komen, maar zonder haar achternaam zou ik niet veel verder komen. Toen we op het plein van Dusty waren aangekomen stopte Merle en keek me aan. Dusty was een dorp van gemiddelde grote, maar desondanks was het een drukte van belang op het plein. 'Nou hier scheiden onze wegen dan,' zei Merle. 'Het was prettig kennis met je te maken en bedankt. Misschien tot ooit.' Ik nam haar gezicht nog een keer in me op en wist dat ik het mooie, dappere meisje nooit meer zou vergeten. 'Inderdaad, het ga je goed,' zei ik. Ze glimlachte, de eerste lach die ik ooit op haar gezicht had gezien en het stond haar wel. Het maakte haar zorgelozer. Enkele seconden keken we elkaar aan en toen schok Merle op. 'Ik moet gaan. Dag Caden,' was het laatste dat ze zei en toen reed ze er vandoor en verdwenen zij en haar zwarte merrie in de drukte van het dorpsplein. En onbewust wist ik dat ik haar weer zou zien.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top