Waarom noemen ze mij dan een weerwolf?

'Weerwolf, weerwolf!' Jade draaide zich om en keek haar klasgenoten boos aan. Hoe kon ze deze irritante kinderen de baas worden? Tranen wilde ze niet laten zien, dat lag voor de hand; ze haatte deze kinderen, die waren haar tranen gewoon niet waard. Was haar haar dan zo raar? Oké, ja, ze borstelde het nooit. Maar wassen deed ze het wel, iedere week. Ze vond het haar dat ze had juist heel mooi, het was weelderig en had veel volume. Blonde plukken lichtte de bruine massa op en ze had een mooie slag, alsof de zee zich afspeelde op haar hoofd. 'Waarom doe je het nooit vast?' Marte, gadver. Haar favoriete gespreksonderwerp was iemand anders, haar haar altijd in een strakke knot op haar hoofd. Om het bolletje had ze dan een lint gestrikt, dat wel mocht variëren van kleur. Ze voelde zich waarschijnlijk heel wat, maar Jade wist wel beter: Dat knoopje om haar knot was bij lange na geen strik. Toen Marte ook nog begon te lachen, had Jade het gehad: 'Waarom doe jij het dan nooit los, Marte?' Ze kotste haar naam uit, alsof het rottend fruit was. Dan moest Marte maar niet zo rot doen. Toch zag Jade dat het niet de handigste zet was geweest, want Marte trok met een vuurrood hoofd haar mond open: 'Papa!' Jade zuchtte, waarom moest zei dan ook de rijkste ouders van het dorp hebben?

'Je bent raar,' Thomas lachte ietwat spottend naar haar en daarop rolde Jade met haar ogen: 'Kun je me ook speciaal noemen? Bij raar moet ik gelijk denken aan een gekkenhuis.' Het werd stil in het kantoor van het schoolhoofd. Mooi, Thomas had al wel genoeg gezegd. Nu kon Jade 1001 vloeken gaan uitspreken over Marte, want als ze volgens haar een weerwolf was, had ze vast ook wel banden met bepaalde heksen. Oké, laten we eens zien, om te beginnen: hopen dat ze nooit kan leren strikken. Jade grinnikte, zonder dat ze het doorhad. Toen Thomas wilde vragen wat er zo grappig was, ging opeens de houten deur krakend open. Hij keek verschrikt om en besloot meteen om maar niks meer te zeggen; hij zat al in genoeg problemen. Voetstappen naderde en stopte zodra ze bij de bureaustoel waren aangekomen. De persoon ging zitten en keek verstrooid naar de twee kinderen voor hem. Het schoolhoofd was een lange man met een bol hoofd; het deed Jade altijd denken aan een appel. Zo rood was het ook. Zijn bril stond scheef op zijn neus en zijn blouse was verkeerd dichtgeknoopt. Slechte morgen gehad, dacht Jade bij haarzelf. 'Dus kinderen,' begon het schoolhoofd, 'problemen.' De man had een droge keel, geen wonder, Jade constateerde dat hij vanmorgen geen ontbijt had gehad. Waarom hij dat niet had gehad, boeide haar eerlijk gezegd niet veel; mensen leefden hun leven zoals zij het wilden. Het enige wat Jade nu graag zou willen weten, was haar straf die ze zou krijgen voor het uitspreken van Martes naam. Te absurd voor woorden eigenlijk, maar Jade leek er nu wel aan gewend te zijn; Marte verzon van alles om haar dwars te zitten. Ze zuchtte en keek naar het bruine plafond. De sobere lamp die boven haar hing leek wel te wiegen op de wind. Ze rilde en wende haar blik af. Toen ze opzij keek, zag ze dat Thomas niet op zijn gemak was; hij keek angstig uit zijn ogen en trippelde met zijn voeten heen en weer op de krakende houten vloer. Iedere keer als hij zijn rechtervoet neerzette, hoorde je de vloer zuchten onder de trap die het leek te krijgen. Jade had medelijden met  de vloer. 'Thomas kun je stoppen?' ze keek met een veelzeggende blik naar het schoolhoofd; die had dus hetzelfde gedacht. 'Goed,' ging de man verder, 'Jade, met jou ben ik snel klaar.' Hij schraapte zijn keel alsof het schuurpapier was: 'Heb respect voor mensen en behandel ze beleefd, begrepen?' De glazige ogen van het schoolhoofd waren nu op Jade gericht: ze knikte maar, alles om er snel van af te zijn. 'En jij Thomas,' de man keek naar zijn papieren, 'waarom zit jij hier altijd?' Thomas haalde zijn schouders op en zei verder niets. Het schoolhoofd zuchtte: 'Zorg dat het niet meer gebeurd.' Thomas knikte net zo snel als Jade had gedaan. 'Allebei na school de klas schoonmaken,' zei het schoolhoofd. De kinderen knikten snel. 'Jullie kunnen gaan.' De stoelen werden piepend naar achteren geschoven. Arme vloer. 

Wat kinderen allemaal op de grond laten vallen, dacht Jade bij zichzelf. Ze zat gebukt de vloer te boenen. Tevergeefs natuurlijk; die inktvlekken bleven daar voor altijd zitten. Thomas was bezig de ramen te lappen. Eerlijk gezegd snapte Jade niet waarom die inktvlekken überhaupt weg moesten, ze vond dat ze de vloer juist wel sierde. Ze leken op bloemen die zich steeds verder verspreidde; als klimop. Toen ze opkeek, zag ze dat ze een lamp aan moest gaan steken. Er was steeds minder licht in de school; het begon zelfs al te schemeren. Hoe donkerder het werd, hoe sneller Thomas de ramen begon te lappen. Doekje, poetsen, zemen, doekje. Doekje, poetsen, zemen, doekje; Jade werd er duizelig zijn. 'Moet je ergens heen?' vroeg ze spottend, maar Thomas gaf geen antwoord. Hij bleef maar doorgaan met het verhitte poetsen van de kleine vierkante raampjes. Jade kuchte: 'Vind je niet dat die ramen wel iets interessants hebben?' Weer geen antwoord. Jade stond op om de lamp te gaan aansteken: 'Weet je, nu je toch geen antwoord geeft, kan ik je alles vertellen wat ik maar wil.' Het bleef stil, Jade zuchtte. Ze pakte de draagbare lamp uit de kast naast het bureau van de leraar en zocht naar lucifers. 'De kinderen op school noemen me weerwolf,' gevonden! De stokjes lagen in een klein doosje in de la, 'Wat ik me dus afvroeg,' de zeem schoot weer over het raam, 'denk je dat weerwolven banden hebben met heksen? Ik bedoel, ik denk namelijk van wel.' ze hoorde druppels water op de grond vallen toen Thomas het doekje in de teil sopte. Ze zuchtte; dan niet Thomas. Ze pakte een lucifer uit het doosje en probeerde hem aan te steken, maar het lukte niet. Oké een nieuwe dan. Ze pakte nog een stokje en streek hem over de achterkant van het doosje. Ook niet, nog een keer dan maar. De derde; ook niet, brak ze in tweeën. De vierde; nee, die was gewoon kapot. 'Thomas,' zei ze vragend, 'ik krijg die lucifers niet aan, kun jij er eentje voor me aansteken?' Het bleef stil. 'Thomas?' alleen de geluiden van de zeem waren te horen in het kleine lokaal. 'Thomas, kom op. Doe niet zo flauw!' Hij negeerde haar, maar wat had ze fout gedaan? Ze werd boos, zo was Jade nou eenmaal. 'Thomas steek gewoon die lucifer aan!' Weer geen antwoord; nu had ze het gehad. Ze beende op hem af en greep hem bij zijn schouder: 'Thomas, hoor je me, of niet?' Ze draaide hem om en keek recht in zijn ogen. Ze schrok en deinsde achteruit. De vloer kraakte onder haar voeten. Ze kon alleen maar aan één zin denken: waarom noemen ze mij dan een weerwolf?

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bedankt voor het lezen! Super veel dank aan Midgardian107 voor de geweldige feedback die ze heeft gegeven. Laat me weten wat jullie ervan vonden!

Dit is een verhaal voor de schrijfwedstrijd van The_LiteraryArtist   

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top