De ruïnes (xl)
We zitten aan tafel met de anderen, er wordt niet veel gepraat. alleen Madie and Cadie praten een beetje met elkaar. ik ben diep verzonken in mijn gedachten, ik denk de heletijd aan de kleine faun en dat hert, een spier wit hert, zo wit als een engel die uit de hemel komt zweven. ik hoor mensen opstaan en kijk op. Madie en Cadie lopen het vertrek uit en kijk ze na. "waar gaan ze heen?" vraagt Ember aan Fiana. Ze haalt haar schouders op en staat op. "zullen we alvast de paarden opzadelen." we knikken allemaal en lopen het vertrek uit. We komen buiten aan en ik zie Cadie en Madie over het plein lopen en verdwijnen daarna achter wat huizen. Ik vraag me af waar Madie en Cadie het over hebben. "Oja en jongens." Zegt Fiana opeens. "Ik zal ook meegaan, waalnt zane heeft me gevraagt om te komen voor iets belangrijks." We zadelen allemaal onze paarden en ik zadel ook het paard van Madie. Een tijdje later komen Cadie en Madie er ook weer aan, maar zijn nogsteeds in gesprek. Wanneer ze mij zien houden ze meteen op. "Dan zie ik je wel weer een andere keer, hé Cadie." "Uuh, ja hetzelfde tegen jou Madie." Madie loopt naar haar paard en stapt op. "Zullen we maar gaan?" Iedereen kijkt elkaar een beetje vragend aan, maar gaan snel naar hun paard en stappen op. "Storm, lekker geslapen." Ik streel Storm over haarhoofd en stap op. "Opzich wel lekker, alleen Lightning zat nogal veel te zurren." Lightning wordt nu vast gehouden door door Ember. Lighning kijkt woest naar Storm. "Dat zij het paard is van Kate, dat kon ik me niet voorstellen."
We rijden door een poort en komen op een zand pad, dat richting Witberg gaat. "Is het wel handig dat jullie daar naar boven gaan?" "Maak je maar geen zorgen Mia, we zijn er op voorberijd." Zegt Ember die een vuurtje laat zien. "Ooh, zo." Fiana komt naast me rijden. Ze zit op een Zwart paard, zo Zwart als de nacht. "Wat is de naam van je paard?" "Zijn Naam is Night. En die van jou?" "Haar naam is Storm." de paarden zitten een beetje met elkaar te praten, volgensmij kunnen ze het wel goed vinden met elkaar. We rijden nu over een openvlakte. Ik herken het, maar weet niet meer van waar en wanneer. Opeens zie ik in de verte ruïnes staan van verbrande huizen. Opeens drinkt het tot me door. Tranen springen in mijn ogen, ik spoor Storm aan en rij naar de ruïnes. "Mia, waar ga je heen!!" roept Ember me na. Ik heb geen zin om te antwoorden, ik wil gewoon de last van me af. Ik veeg mijn tranen weg en kom steeds dichter bij de ruïnes. Ik hoor hoef getrappel achter me. Ik kijk achterom en zie iedereen achter me aan rijden. "Waarom volgen jullie me!" Schreeuw ik naar ze. "Je bent onze vriendin, daarom." Zegt Madie op een rustige toon. Ik verminder vaart, omdat ik bijna bij de ruïnes ben aangekomen. Ik stap van Storm af en loop naar een paar huizen toe en kijk erin. "Waar is het, waar is het nou!" "Wat zoek je Mia?" "Een pop. voor mijn zusje." "En waarom zoek je dan bij deze Ruïnes." Ik zucht diep en tranen vormen zich weer in mijn ogen, ik draai naar ze toe en zeg met een trillende stem. "Dit was vroeger mijn thuis." Tranen stromen snel over mijn wangen. Madie komt naar me toe en geeft me een knuffel. De rest komt er ook aan en geeft ook een knuffel. "Dat wisten we niet Mia." Zegt Ember. "We kunnen misschien wel helpen zoeken naar die pop." "Dankje." Ik droog mijn tranen en ga weer verder met zoeken. Ik kom langs een afgebrokkeld huis, mijn oude huis. Ik stap door de deur, nou ja wat er van over is. Ik til wat stenen op en kijk er onder. Ik voel opeens een hand over mijn rug aaien. Ik kijk achterom en zie Peter staan. "Hi." Zegt hij. "Hoi, kun je misschien die steen even optillen?" Hij knikt, loopt naar de steen en tilt hem op. Onder de steen licht een pop. Een Meisje met horentjes. Ik pak de pop en kijk ernaar. "Hier licht er nog één." Ik loop naar Peter toe die een Pop vast heeft met katten oren en een katten staart. "Die, is van mijn zusje, dankje." Ik geef hem een kusje op zijn wang. "Geen probleem, maar van wie is die?" Hij wijst naar de pop met de hoorns. "Van mij." Ember loopt opeens binnen "Ooh, je hebt hem gevonden, ik zeg het wel even tegen de anderen." "Misschien kunnen we hier even pauze houden voor dat we verder gaan?" Ik vraag het wel met een brok in mijn keel, maar dat maakt me niks uit. "Ik zal het vragen." Ember loopt het huis uit, en we horen haar nog schreeuwen naar de anderen. "Kom je Mia." Ik knik en loop samen met Peter het huis uit. Dan schiet mijn oog op iets glimmens op de grond. Ik buk en pak een ketting van de grond. De ketting heeft een blauwe edelsteen in de vorm van een Ster. "Deze is nog van mijn moeder, die zal ik haar terug geven." Ik loop naar Storm en doe de knuffels en de ketting in mijn zadel tas. "Sorry dat ik je zo aanspoorde." "Maakt niks uit, ik vond het al veel te langzaam gaan." Zegt ze met een grijns. Nou ja, hoe een paard nou maar kan grijnzen. Ik loop naar de anderen die een zit plaatsje hebben klaar gemaakt. Er staat ookal een vuurtje waar wat Brood boven wordt geroosterd. Ik ga naast Ember zitten, die me een broodje aanbied. Ik neem hem vriendelijk aan en begin meteen met eten.
Wat later zitten we nog steeds bij het vuurtje en hangen een beetje rond. "Mia." "Wat is er." Iedereen kijkt me opeens raar aan. "Wat? Iemand zij mijn naam." "Niemand zij wat." Zegt Jeffrey die een wenkbrauw opsteekt. "Ooh, Dan heb ik het vast gedroomd." Ik staar een beetje voor me uit naar het bos waar we vandaan zijn gekomen. Opeens zie ik het witte hert weer, het kijkt me aan en rent het bos weer in. "Zullen we maar verder gaan, want volgensmij zitten we hier nu al uren." Ik raak verstoorr door de gedachte van het hert en kijk naar Jeffrey die dat net zij. "Lijkt me een goed idee." Zeg ik. "We moeten voor het donker op Witberg zijn." Ik sta op en loop naar Storm, stap op en wacht op de rest. Ember laat het vuur verdwijnen met haar krachten en doet het vuurtje in een potje dat ze vast heeft. Fasineerend. "Waarom moeten we voor het donker op Witberg zij?" "Voor de wolven van de ZuidStam. Ze mogen 's avonds doen wat ze willen, maar ze mogen niet op ons teretorium komen." Iedereen stapt op hun paarden en rijden verder. "De zon gaat onder. We kunnen beter de paarden een beetje aansporen." Iedereen knikt en we snellen vaart. We rijden al op de berg, maar zie dan de zon niet meer. Hij is onder. Ik hoor gehuil achter ons waardoor we sneller gaan rijden. Langs de poort gekomen van ons Teretorium kijk ik achterom en zie de wolven weer weg lopen. Ik stap van Storm af en kijk om me heen. Ik ben thuis.
Eindelijk weer een nieuw hoofdstuk. Het spijt me voor het lang wachten ik had echt geen inspiratie. Maar hoppelijk vinden jullie het een leuk hoofdstuk.
Groetjes Naomi 💓
Dit is het witte hert
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top