Epiloog

Toen Will zijn ogen opende, lag hij in bed. Even dacht hij dat alles gewoon een nachtmerrie geweest. Toch voelde hij zich anders. Lichter.

Vingers streken door zijn haren. Slaperig keek hij op.

Hij had verwacht – of ergens gehoopt – dat het Onyx was. Het was zijn moeder die met een bezorgde frons op hem neerkeek.

'Mam...' Hij klonk schor. Moeizaam kwam hij overeind. Is hij weg? Komt hij nog wel terug? 'Onyx...'

'Hij is beneden. Hij is een hartig woordje met Jim aan het spreken.'

'Hij heeft me gered. De Demogorgon... Hij is weg.'

Zijn moeder glimlachte vermoeid. 'Ik weet het. Hij heeft het me verteld. Dat de eigenaar van de Demogorgon je terug wilde en dat hij een deal heeft gesloten om dat te voorkomen. Hij heeft me gegarandeerd dat je nu veilig bent en dat hij je veilig zal houden. Dat betekent echter niet dat hij nog eens zomaar met je mag verdwijnen.'

Will wreef in zijn ogen. Hij is er nog. Wat nerveus spiekte hij naar zijn moeders gezicht. 'Wat – wat vind je ervan dat ik een niet-menselijke vriend heb? Of vriendje misschien wel?' voegde hij er voorzichtig aan toe.

Zijn moeder antwoordde niet meteen. Ze keek uit het raam, maar richtte zich toen weer met een glimlach tot hem. 'Zolang hij mijn jongen veilig houdt, kan het me niet schelen wat voor wezen hij is. Maar als hij je ooit pijn doet...' Er vlamde iets donkers in haar ogen. 'Dan zal hij de toorn van een moeder voelen.'

Will lachte zachtjes. Iets zei hem dat ze dat over wie dan ook zou zeggen. Hij leunde naar haar toe voor een knuffel. De laatste restjes angst sijpelden weg.


'Ze zijn toch niet te hard voor je geweest?' vroeg Will toen Onyx de kamer weer binnenkwam en zijn moeder die verlaten had.

De jongen grijnsde. 'Van een paar dreigementjes lig ik niet wakker.' Hij ging naast Will zitten en keek hem onderzoekend aan. 'Hoe voel je je?"

'Wel goed, denk ik.' Hij prutste aan de deken. 'Al heb ik nog wel veel vragen. Over... wie je bent. Wát je bent. De term Duisterling zegt me niet veel.'

Hij leunde naar achteren met zijn handen. 'Dat zal. Wat ik weet, is dit: ver voor het begin van onze jaartelling werd er een scheiding gemaakt tussen lichte en donkere creaties. Degenen met een drang tot een vredig bestaan en degenen die... soms donkere verlangens hadden. Het Opperwezen hoopte dat op die manier meer vrede zou ontstaan op de wereld; in The Upside Down mochten de Duisterlingen voortleven en de Lichtwezens bleven het gewone aardoppervlak bewonen. Natuurlijk betekende dat geen einde van de strijd, maar... het was meer gebalanceerd, denk ik. Hoe dan ook, ik ben dus geboren in het Upside Down. De donkere versie van onze wereld, zullen de meeste mensen het benoemen. Maar wijzelf... wij zien er schoonheid en ruimte voor onze creativiteit.'

Will liet de woorden inzinken. Hij dacht aan die nare wereld waarin hij zolang had rondgedoold. Hij had geen glimpje schoonheid opgevangen. Misschien kon zijn menselijk oog dat gewoon niet zien, of zo. 'En nu?' vroeg Will. 'Ga je terug?'

'Waarom?'

'Nu je zus terug is...'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik kon altijd al terug. Ik vind deze wereld interessant. Hier valt nog veel te ontdekken.' Hij liet zijn hand over die van Will glijden, die zijn wangen voelde gloeien. 'Met jou, als je dat zou willen.'

Will slikte. 'Ja,' fluisterde hij ademloos. 'Ja, dat zou ik graag willen.'

Hij schraapte zijn moed bij elkaar en leunde naar voren om de Duisterling te kussen. Zijn eigen stille overeenkomst om samen de wereld te verkennen – het zichtbare en het onzichtbare. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top