Vergeten en gezien

                                            

‘Je bent gestoord! Helemaal getikt!’ schreeuwt papa. Zijn ogen schieten vuur en hij kijkt mama woedend aan. Ik sluip naar de gesloten gordijnen, ga erachter zitten en maak mij zo klein mogelijk. Mijn ogen doe ik dicht en ik stop mijn vingers in mijn oren. Nog even en ik ben onzichtbaar. Ik weet hoe dit gaat aflopen, of zal het deze keer anders zijn? Laat ze alsjeblieft stoppen. Alsjeblieft.  

    ‘Wat zeg je?! Gore klootzak!’ gilt mama. Ze klinkt wanhopig en hysterisch tegelijk. Ik hoor het geluid van een brekend glazen voorwerp. Mijn hart bonst in mijn keel en ik houd mijn adem in. 

    ‘Aaauw verdomme, ben je helemaal gek geworden!’ brult papa. 

Voorzichtig open ik mijn ogen en ik gluur door een kier van de gordijnen. Ik tril, mijn hart gaat snel tekeer. Mama is knalrood, haar vuisten staan gebald. Haar borstkas gaat wild op en neer. Papa grijpt met zijn hand naar zijn gezicht. Er druipt iets roods tussen zijn vingers door op de vloer. Is dat…bloed? Scherpe pijn ontstaat in mijn buik en op mijn borst. Tranen wellen op in mijn ogen, ik kan ze niet tegenhouden en laat ze de vrije loop. Mijn zicht is wazig. Ik moet hier weg. Ik schiet achter papa langs de woonkamer uit, de hal in, naar buiten. Ze roepen en schreeuwen iets, ik versta niet wat ze zeggen. Het enige wat ik kan denken is dat ik hier weg moet. 

Mijn hart klopt weer iets rustiger. Ik had gelijk al weg moeten gaan. De volgende keer ga ik meteen. De schuifdeuren, Spekkie en Sproet, gaan automatisch open. Met mijn hoofd weet ik wel dat het gewoon deuren zijn, met gekke sensoren. Toch geven ze mij iedere keer weer een fijn gevoel, alsof Spekkie en Sproet leven en mij verwelkomen met open armen. Ondanks dat ik onzichtbaar ben, zien ze dat ik daar sta en willen dat ik binnen kom. Mijn aanwezigheid, zet iets in beweging. Ik stap naar binnen. Ik voel mijn handen trillen, wel al iets minder dan net. 

    Meneer de Bruijn is hier ook vaak. Zo heb ik hem in ieder geval genoemd in mijn hoofd. Ik doe alsof hij mijn opa is. Ik herken hem aan zijn kale hoofd met grijze plukken haar rond zijn slapen en zijn ronde zwarte bril. Ook vandaag zit hij bij het grote schaakbord op een bankje. Naast hem zit mevrouw de Zwart met haar groene hoedje. Ik vraag me af wat hun echte namen zijn. Mevrouw de Zwart kijkt altijd alsof ze boos is maar nu ik haar langer ken, weet ik dat het de rimpels zijn, die haar wenkbrauwen laten zakken. Haar blauwe rollator staat naast het bankje geparkeerd. Ik blijf even staan om naar ze te kijken, er komt een glimlach op mijn gezicht. Het is fijn om ze weer te zien. Zal ik mezelf zichtbaar maken? Ik schud mijn hoofd en groet ze in mijn gedachten. Dag opa, dag vriendin van opa. 

Dan loop ik verder richting de roltrap. Ik beeld mij in dat de roltrap een magische trap is, net zoals in Harry Potter. Ik sluit mijn ogen en laat me meevoeren door de roltrap. Het is een verrassing waar ik beland. Misschien wel op een verboden verdieping? Waar ze in het geheim een trol verborgen houden? Eerder dan ik dacht bereik ik mijn bestemming en ik val bijna. Mijn enkel zwikt. Ik bijt mijn tanden op elkaar van de pijn. De pijn doet me denken aan de allerergste keer, toen de politie en ambulance kwamen. Stomme herinneringen dringen mijn hoofd binnen terwijl ik dat niet wil. Mama die huilt, schreeuwt en papa in zijn gezicht krabt met haar scherpe nagels. Papa die haar polsen probeert vast te houden. Zijn gezicht bloedt. Mama schopt papa tegen zijn benen en gilt. Papa schreeuwt dat ze normaal moet doen. Hij grijpt mama bij de keel en duwt haar tegen de muur. Ik gil dat ze moeten stoppen. Doe elkaar geen pijn. Mama’s ogen worden heel groot, de kleur in haar gezicht verandert. Ze maakt een raar geluid. Ik probeer tussen mama en papa in te springen. Papa duwt mij aan de kant. Ik val… met mijn hoofd op de stenen. Alles wordt zwart voor mijn ogen.

    Ik tril over mijn gehele lijf. Mijn hart bonst weer erg hard en ik heb moeite met ademhalen. Een mevrouw met licht blauwe ogen kijkt mij onderzoekend aan. 

    ‘Gaat het liefje?’ Ik schrik en vlieg langs haar heen richting de prentboeken. Die stomme gedachten zorgden er voor dat ik weer zichtbaar werd. 

 Als ik mij zo voel, helpt het om al mijn lievelingsboeken van vroeger te lezen. Gewoon vergeten, alles vergeten. Ik adem diep in en uit, en knijp in mijn arm. Dat helpt ook altijd. 

Er zit een meisje op mijn magische bankje te lezen. Ze heeft mooi krullend zwart haar en heeft een glimlach op haar gezicht. Ze is duidelijk alles vergeten. Ik kijk achter me en zie daar een mevrouw staan die op haar lijkt, vast haar moeder. Eigenlijk moet ik opletten, alles in de gaten houden en alert zijn, maar dat lukt niet meer. Al snel vind ik het: ‘de koningin der luizen’ en ga op mijn, inmiddels lege, magische bankje zitten. Mijn vergeetbankje, die alle stomme dingen opslurpt. Het verhaal gaat over een meisje dat zich net zo voelt als ik. We zijn vrienden, ze is de enige die mij echt begrijpt. 

‘Op een schroothoop tussen rommel, tussen vuil en tussen stort,

tussen weggeworpen spullen, waar ze nooit gevonden wordt.

In een galajurk van lappen en een kroon gemaakt van staal,

leeft de Koningin der Luizen, en dit is haar verhaal.

………..

‘Ze houdt van al die diertjes, zo vrolijk om zich heen,

Maar toch voelt de koningin zich soms vreselijk alleen.

Dan huilt ze een klein beetje voor ze naar haar bedje gaat.

Ze wil met iemand praten in een taal die echt bestaat.’

Een mevrouw met vriendelijk gezicht komt mijn richting opgelopen. 

    ‘Kan ik je helpen jongedame?’ Ze kijkt me nieuwsgierig aan of kijkt ze toch boos? Ik voel dat ik rood word. Ze ziet me, mag ik hier wel zijn? Ik weet niet wat ik moet zeggen dus ik zeg maar niets. Ze komt naast me zitten.

    ‘Laat me eens even kijken, ah je leest ‘de koningin der luizen.’ Ik knik voorzichtig en vermijd oogcontact. 

    ‘Dat is een mooi boek, je hebt een goede smaak. Het gaat over een meisje dat zich alleen voelt.’

    Mijn hart klopt hart in mijn keel. Ik voel me bang en wil het liefst wegrennen, toch blijf ik zitten. Haar zachte vriendelijk stem maakt me nieuwsgierig.   

‘Ik heet Mirjam en ik werk hier. Ik weet misschien nog wel een boek dat je leuk zult vinden. Zullen we kijken of het er is?’

Ik knik en loop achter haar aan. Ze vindt het snel en geeft mij een boek met op de voorkant een klein geel heksje, met groene haren en grote zwarte schoenen aan. Ik krijg een glimlach op mijn gezicht van het plaatje. Mirjam ziet het en grijnst.

‘Leuk hè?’

Ik knik. 

    ‘Het gaat over een heksje; Platvoetje. Platvoetje heeft het thuis niet fijn en vliegt weg. Ze wil niet meer naar huis. Maar de andere heksen van thuis zijn wel heel ongerust en voelen zich ook schuldig. Wil je het lezen?’

Ik knik weer en kijk haar nu voorzichtig aan. Ze geeft het boek aan mij en glimlacht, er worden kuiltjes in haar wangen zichtbaar. Volgens mij is Mirjam aardig. Ik glimlach voorzichtig terug. 

    ‘Wil je dat ik het voorlees?’

Ik schud mijn hoofd. 
Mirjam blijft zwijgend naast me zitten terwijl ik het boek open sla. Ik zou willen dat ik zo’n heksje had. Dan zou ik haar vragen om alles beter te toveren of, als dat mislukte, konden ik, papa en mama misschien wel bij haar in het heksenbos komen wonen. De draken zouden er voor zorgen dat het altijd gezellig zou zijn bij ons thuis. Het verhaal van Platvoetje loopt goed af. Ik voel de tranen achter mijn ogen branden. Ik sla het boek dicht. 

    ‘Mooi boek hè,’ zegt Mirjam. Ik knik en slik mijn tranen weg. 

    ‘Mirjam?’ zeg ik heel zacht en voorzichtig. 

    ‘Ja?’

    ‘Alle boeken lopen goed af, zal mijn verhaal ook goed aflopen?’

Ze kijkt me onderzoekend aan en fronst haar wenkbrauwen alsof ze hierover moet nadenken. 

    ‘Twijfel je hierover?’ vraagt Mirjam. Ik schrik, schud vlug mijn hoofd en ga staan. Mijn hart bonst weer. Mirjam’s ogen worden groot, ze kijkt verbaasd. 

‘Jouw verhaal moet wel goed afgelopen, toch? Wie weet zet jij jouw verhaal ooit ook op papier en herkennen andere kinderen zich erin?’ zegt ze snel. Mijn mond valt open en ik staar haar aan. Ik knik.

‘Bedankt, Mirjam.’ Dan loop ik weg, ik draai me nog even om en zie hoe ze naar me zwaait. Voor even voelde ik me niet zo alleen. ‘Misschien tot morgen,’ fluister ik en ik loop de bibliotheek uit terug naar huis

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top