Hoofdstuk 28 - 1863
We lopen zo snel als we kunnen naar het landhuis. Ik laat Darren niet los. Hij loopt helemaal zelf, maar af en toe wankelt hij toch wanneer we een bocht omgaan of hij in een kuil stapt. Ik maak me zorgen om hem, maar nog meer om de mensen op het bal. Ik probeer mezelf gerust te stellen met de gedachte dat de bewakers onze aanvaller al hebben gepakt. Mijn ouders zijn nu waarschijnlijk net zo ongerust over mij als ik over hen.
Dominic besluit dat we beter niet over de weg terug kunnen lopen, ook al zou het makkelijker zijn voor Darren. 'Als die man nog meer handlangers heeft, zouden ze ons daar makkelijk kunnen vinden,' zegt hij. In plaats daarvan gebruiken we een bospaadje dat volgens Dominic bijna net zo snel bij zijn huis uitkomt.
Ik voel mijn koude wapen tegen mijn been drukken. Mijn rokken reiken nu net tot over mijn knieën en verbergen het nog steeds. Het stelt me gerust om te weten dat het daar is. Ik voel de angst nog altijd in al mijn botten. Als mijn ouders niet in gevaar waren en Darren niet gewond was, zou ik me ergens verstoppen tot ik was gekalmeerd. Ik probeer niet te denken aan de laatste confrontatie, aan wat er had kunnen gebeuren als Darren geen afleidingsmanoeuvre had bedacht en Dominic geen mes in zijn mouw had. En wat heb ik gedaan? Het ergert me ontzettend dat twee jongens denken dat ze mij moeten beschermen. Ik wil niet behandeld worden als een hulpeloos en zwak poppetje. Ik wil meevechten en nuttig zijn. Maar dat was ik de afgelopen minuten niet. Dominic en Darren hebben de leiding genomen en ons allemaal gered. Ik heb slechts gedaan wat zij zeiden. Ik schaam me ervoor. Ik wil net zo moedig, slim en sterk zijn als zij.
Ik denk aan de man die Darren heeft verwond, de man die vond dat ik moest kiezen. Dominic denkt dat ik geen keuze maakte, omdat het te afschuwelijk zou zijn om iemands dood te veroorzaken en ik tijd probeerde te rekken. En dat is ook helemaal waar. Maar er is nog een andere waarheid, iets waar ik nu niet aan probeer te denken. Wat zou ik hebben gedaan als de confrontatie langer had geduurd en ik toch een keuze had moeten maken? Dominic denkt waarschijnlijk dat ik voor zijn leven had gekozen, maar ik kan dat met geen mogelijkheid bevestigen. Ik weet niet of ik Dominic had gekozen. Zou hij nog zo aardig doen tegen Darren als hij dat wist?
Ik merk wel dat de relatie tussen de beide jongens is veranderd. Ze hadden duidelijk een gigantische hekel aan elkaar, maar tolereerden elkaar uit noodzaak. Ze werden verbonden door één gezamenlijk doel, namelijk mij beschermen. Ze mogen elkaar nog steeds niet, maar nu lijken ze elkaar tenminste te erkennen en te waarderen. Darrens mentale en Dominics fysieke kracht vullen elkaar aan.
Ik vraag me af waarmee ik hen aanvul. Waarschijnlijk met niets.
Ik probeer alle gedachten aan het afgelopen uur te verdringen, net als de gedachte dat ik elk moment geraakt kan worden door een kogel. Ik ben bang dat ik instort als ik het volledig tot me door laat dringen. In plaats daarvan let ik op de omgeving. Ik ben nog steeds bedacht op een aanval. Ik verwacht elk moment de man met de grijze haren of één van zijn huurlingen tussen de bomen te zien staan, met zijn wapen in de aanslag. Ik schrik van elk geluid, maar probeer het niet te laten merken. Ik ben blij dat Dominic niet aan mijn andere zijde loopt. Eerder werd ik door beide jongens geflankeerd alsof ze mijn lijfwachten waren, maar gelukkig loopt Dominic nu aan Darrens andere kant. Darren heeft zijn hulp geweigerd, maar ik merk dat Dominic goed op hem let. En hij houdt de omgeving ook nog steeds goed in de gaten. Ik ben blij dat hij zijn revolver in de hand heeft. Als er iemand aanvalt, zal ik in een oogwenk bovendien Darrens revolver kunnen pakken en ermee kunnen vuren. Die is beter binnen mijn bereik dan mijn eigen revolver. Ik ben me ervan bewust hoe moe, doorweekt en verkleumd ik ben. Mijn haren zijn allang losgegaan en plakken tegen mijn wangen. Mijn spieren protesteren nog van onze sprint van eerder, terwijl ik getraind ben en Darren niet.
'Darren?' zeg ik. 'Red je het nog?'
'Ja.' Ik kan aan zijn aangespannen spieren voelen dat hij pijn heeft, maar hij probeert het zo goed mogelijk te verbergen.
'Zeg je het zodra je duizelig of wazig wordt? Als je wilt gaan zitten?'
'Ja.'
Ik ken Darren goed genoeg om te horen wanneer hij liegt. Misschien zouden we Darren bij het landhuis moeten verbergen terwijl wij eerst kijken of alles veilig is. Het is moeilijk om te vechten wanneer je een gewonde bij je hebt. Maar ik weet ook dat Darren het niet zou accepteren. Bovendien wil ik hem niet kwetsbaar en alleen achterlaten.
Als ik uiteindelijk het licht van Dominics huis zie, word ik overspoeld door zowel opluchting als angst. Er is maar één manier om erachter te komen welke van de gevoelens terecht is. Dominic gebaart dat we moeten blijven staan, maar dat deed ik al. We luisteren gespannen of we misschien geweerschoten of gegil horen, een teken van paniek. Ik hoor alleen maar de regen op de bladeren tikken.
We lopen naar het hek. Er is geen bewaker te zien. Omdat hij dood is of omdat het gevaar weg is?
Darrens snellere ademhaling wijst me erop dat ik veel vlugger ben gaan lopen, dus ik houd me met moeite in. Ik kan mijn ongeduld niet bedwingen. Ik wil naar het raam rennen en kijken of alles goed is.
We verlaten het voetpad en proberen in de schaduwen te blijven. Dominic gaat voorop, hij weet welke weg ons het beste zal verhullen, maar zelfs de beste weg is nog erg open vergeleken met het bos. Ik voel me naakt en kwetsbaar. Als iemand nu het landschap afspeurt, zullen we worden gezien. Een seconde later zijn we dood.
Ik ben niet de enige die dat denkt, want Darren zegt: 'Het is hier te open, laten we rennen.'
'Kun je dat aan?' vraagt Dominic, maar voor hij zijn zin heeft afgemaakt, heeft Darren me al losgelaten en begint hij te hollen. Ik volg hem direct en haal hem in. Dominic is naast ons. Ik hoor geen muziek en vraag me paniekerig af of dat iets betekent. Is de muziek te ver weg om te horen of wordt er niet gespeeld?
We bereiken het huis en drukken ons plat tegen de muur. Ik hoor mijn hart bonken en als ik naar Darren kijk, schrik ik van zijn witte gezicht. Ik pak zijn hand en als ik iets warms en nats voel, besef ik dat het zijn rechterhand is en dat de schouderwond nog steeds hevig bloedt.
Ik herinner me eraan dat er dokters in Darrens wereld zijn die hem heel makkelijk beter kunnen maken. Ik denk aan de mensen in de balzaal verderop.
'We moeten de hoek om,' zegt Dominic gejaagd. Hij is achter Darren. 'Daar zijn de ramen van de balzaal.'
Ik laat Darrens hand los en ren naar voren voor hij iets kan doen om me tegen te houden. Ik probeer de balans te vinden tussen zoveel mogelijk snelheid en zo min mogelijk geluid.
Bij de hoek blijf ik staan. Ik gluur om de muur, maar zie niemand. Ik hoor nog steeds geen muziek en weet niet wat dat precies betekent. De aanval is begonnen of de misdadigers zijn juist opgepakt. Ik ren nu naar het raam toe, terwijl ik zo laag mogelijk blijf. Dan richt ik me voorzichtig op, genoeg om over het raamkozijn te kijken en iets te zien.
Mijn adem stokt in mijn keel. De mensen op het feest staan stil, met hun gezicht allemaal in mijn richting gewend. De meesten hebben nog maskers op, maar zelfs die kunnen hun angst niet verhullen. Ze kijken niet naar mij, maar naar de mensen die met de rug naar me toestaan. Met een schok herken ik de groene, fluwelen jurk van mijn moeder, de brede rug van mijn vader. Ze zijn op hun knieën gedwongen en hebben wapens in hun nek. Achter hen staan vier mannen. Eén ervan heeft zilvergrijs haar. In een flits zie ik weer hoe hij zich naar me toedraaide en zijn mes in mijn buik stak.
Ik trek mijn rok omhoog en pak mijn revolver. 'Denk je dat dat een goed idee is?' fluistert een gestalte naast me. Ik verwacht dat het Dominic is, maar het is Darren. 'Ze zijn met z'n vieren. Jij doodt er misschien twee, maar dan komen de andere twee ook in actie.'
Ik richt mijn revolver op het achterhoofd van de man met het zilvergrijze haar en probeer mijn hand niet te laten trillen. Ik weet dat ik hem kan raken. 'Als ik hun betaler dood, hebben ze geen reden meer om hun aanval voort te zetten.'
'Ze zullen alles doen om te ontsnappen.'
Dominic is plotseling naast me. 'We doen het samen,' zeg ik tegen hem. 'Het verrassingselement is aan onze kant. Ik neem de man met het grijze haar en dan de man aan zijn linkerkant. Jij schiet eerst de man dood die mijn moeder onder schot houdt en daarna de man die het meest rechts staat.'
'Weet je dat zeker?' zegt Dominic gespannen. 'Als we missen...'
'Ik weet wat er dan gebeurt,' zeg ik, en de vastberadenheid in mijn stem verbaast mij nog het meest. Misschien ben ik me niet volledig bewust van de gevolgen, maar dat wil ik ook niet. Als ik erover nadenk dat de levens van mijn ouders afhangen van de zuiverheid van mijn schot, word ik overmand door paniek en zal ik niets meer kunnen raken. 'Ze staan stil,' spreek ik mezelf moed in. 'Het is net zo makkelijk als de schietschijven.'
'Je moet eerst het raam kapot schieten,' zegt Darren. 'Dat geluid zal hen waarschuwen.'
'Dan moeten we zo snel zijn dat ze geen tijd hebben om iets met die waarschuwing te doen,' zeg ik. 'Voor het verrassingselement helemaal weg is.'
Ik voel dat Darren er helemaal geen vertrouwen in heeft en probeer het te negeren. Als ik zijn gevoelens overneem...
'Ik tel af,' fluister ik tegen Dominic. 'Drie.' Ik kom wat verder overeind en richt mijn wapen op het achterhoofd van Clara's moordenaar. 'Twee.' Mijn vinger kromt zich om de trekker.
Plotseling gooit Darren me tegen de grond. Glasscherven regenen op ons neer. Een seconde lang probeer ik te begrijpen wat er is gebeurd, maar dan gaat Darren van me af en trekt me overeind. 'We moeten weg!'
Maar ik wil niet vluchten. Ik laat mijn ouders niet in de steek. Ik beweeg me opnieuw naar het raam en hoor het tumult binnen. Enkele kogels fluiten over mijn hoofd. 'Luciana?' Ik hoor mijn vaders stem.
'Pap!' gil ik met tranen in mijn ogen.
'Luus, vlucht! Dominic, breng mijn dochter in veiligheid!'
'Ik laat u niet alleen!' gil ik, maar dan voel ik dat twee handen me vastgrijpen en achteruit trekken, weg bij het raam. Ik probeer me los te rukken, maar mijn vader schreeuwt opnieuw: 'Haal mijn dochter hier weg en bescherm haar! Luciana, wegwezen, nu!'
Ik ben nooit een gehoorzame dochter geweest. Maar de twee jongens gehoorzamen wel en trekken me mee. Plotseling zit ik op een ongezadeld paard. Ik grijp me aan de manen vast als het begint te draven en vervolgens overgaat in galop. Dan ben ik me ervan bewust dat er iemand achter me zit en dat er iemand naast ons galoppeert. Dominic vuurt over zijn schouder. We hebben het hek open laten staan en daar ben ik nu blij om. We verlaten het landgoed. Ik reageer op de automatische piloot en stuur het paard in de juiste richting. Ik ben als verdoofd en probeer te bevatten wat er zojuist is gebeurd. Mijn ouders...
'We hebben een voorsprong,' hijgt Dominic. 'Wij hebben de twee paarden genomen die nog buiten stonden, wat betekent dat zij wel naar de stallen moeten. Maar het nadeel is dat jullie met z'n tweeën op één paard zitten, wat ons vertraagt.'
'Wat...' Ik probeer de juiste woorden te formuleren. 'Wat is er gebeurd?'
'Ik verwachtte dat het raam zou breken,' klinkt Darrens stem achter me. 'Dat ze zouden schieten. Dus toen ik een snelle beweging zag in het publiek, reageerde ik impulsief.'
Ik probeer zijn woorden te begrijpen. 'Dus er waren meer mannen? Ze stonden ook tussen de gasten?'
'Ja.'
Ik huiver als ik bedenk wat er zou zijn gebeurd als Darren die aanwijzing niet had gekregen. Er waren slechts twee paarden en Darren kan niet paardrijden, al helemaal niet zonder zadel, wat verklaart dat hij bij mij achterop zit. En hij zit niet bij Dominic achterop zodat...
Hij mijn lichaam afschermt? is de volgende gedachte die door mijn hoofd flitst. Een gedachte die me gek maakt. Ik duw die weg, maar hij wordt slechts vervangen door een gedachte die nog afgrijselijker is. 'Mijn... mijn ouders!'
De beide jongens zeggen niets. Darren wrijft over mijn arm, maar er is niets wat me nu kan troosten. Waarom ben ik niet gebleven om te vechten? Waar is mijn wapen?
Blijkbaar heb ik de laatste vraag hardop uitgesproken, want Darren zegt: 'Ik heb je wapen gepakt toen je het liet vallen.'
Ik heb het laten vallen. Wat ben ik toch een nutteloze kluns. En ik dacht dat ik een moedige heldendaad zou verrichten.
We drijven onze paarden tot het uiterste en jagen ze over de weg. Ik voel Darrens armen stevig om mijn middel. Elke seconde wordt de afstand tussen mij en mijn ouders groter. En hoe zit het met de andere gasten? Zouden zij met rust worden gelaten?
'Met deze snelheid bereiken we binnen een halfuur de stad,' zegt Dominic. 'Dan ben je veilig en zal er een bevrijdingsactie op touw worden gezet.'
Ik wil helemaal niet veilig zijn! Waarom begrijpt niemand dat? Ik wil niet veilig in iemands huis afwachten hoe anderen mijn ouders redden. Ik spreek die gedachten uit.
'Jouw vader heeft duidelijk gemaakt wat hij wil,' zegt Dominic simpelweg. 'Daar houd ik me aan.'
'En hoe zit het met wat ik wil?' schreeuw ik. 'Vind je zijn mening belangrijker?'
Dominic geeft geen antwoord, maar ik weet welke woorden hij niet uitspreekt. Dat hij de laatste doodswens van een man niet zal weigeren. Ik wil gillen en de haren uit mijn hoofd trekken.
'Lucia,' fluistert Darren achter me. Hij is zo dichtbij dat zijn adem langs mijn oor strijkt en me kippenvel bezorgt. Ik begrijp niet dat hij nog zo'n effect op me kan hebben in zo'n hachelijke situatie. 'Hij zal je ouders niet zomaar doden. Hij speelt een spelletje en zal ze een tijdje in leven houden. Lang genoeg voor anderen om ze te bevrijden. En er zijn in die balzaal nog tientallen andere mensen die misschien iets kunnen doen.'
Ik draai mijn gezicht naar hem toe en deins bijna achteruit als ik zie hoe dichtbij hij plotseling is. Dus draai ik mijn hoofd snel weer terug. Wat Darren zegt klinkt logisch. Zijn woorden weten me een beetje te kalmeren. De chaos in mijn hoofd wordt iets minder en mijn gedachten iets helderder. Het komt wel goed met mijn ouders, houd ik mezelf voor. Alles komt goed. Ik probeer mijn hoofd leeg te maken en me te concentreren op de bewegingen van het paard onder me en mijn eigen ademhaling. In, uit, in, uit, in, uit.
Juist als ik mijn paniek en hysterie onder controle heb, voel ik Darren achter me verstijven.
En dan hoor ik ze ook. Paardenhoeven. Ik duw nog harder in de flanken van het paard, maar hoe snel we ook gaan, onze achtervolgers komen dichterbij. Ik kijk naar de bomen naast ons, maar in deze vaart kunnen we daar onmogelijk doorheen. Als we de eerste twee bomen ontwijken, slaan we tegen de derde te pletter.
'We moeten zonder paarden het bos in!' gil ik, terwijl ik mijn paard dwing langzamer te gaan, waardoor Dominics paard zich automatisch ook inhoudt. Ze spreken me niet tegen, wat ik zie als instemming. Ik spring van het paard zodra ik denk dat het veilig is en kom hard op mijn voeten in het gras terecht. Ik kan maar net blijven staan. Darren komt achter me aan, landt in eerste instantie op zijn voeten, maar zijn benen zijn alsnog te zwak om hem te houden en ik weet hem vast te grijpen als hij valt. Dominic komt naast ons terecht. Terwijl onze paarden verder draven, rennen wij opnieuw door het donkere bos. We laten de weg ver achter ons en rennen naar rechts. De bodem daalt. Takken en bladeren slaan in mijn gezicht, ik verstap mijn voet een keer in een kuil en struikel bijna over iets wat ik in het donker niet kan zien. Maar we komen vooruit. Ik ben me ervan bewust dat ik Darren nog steeds vast heb, die me nauwelijks bij kan houden. Ik hoor Dominic vlak achter ons, en als ik omkijk, zie ik dat hij zijn wapen in de aanslag houdt en bedacht is op elk teken van achtervolgers. Ik hoor echter niets, maar het is ook moeilijk om iets boven onze rennende voetstappen, gehijg en mijn bonkende hart te horen. Mijn longen schreeuwen om zuurstof.
'We gaan... toch niet,' Darren probeert genoeg lucht te vinden om te praten. 'Gaan we... naar... het meer?'
Daarop hoor ik Dominic schelden. Ik voel zijn hand in mijn rug, hij duwt ons vooruit. 'Ze zitten achter ons!'
'We kunnen niet naar het meer!' roept Darren.
'We hebben geen andere keuze!'
En dan? denk ik verwilderd. Als we bij het meer komen, zitten we in de val. Willen ze zwemmen? Ik kan niet zwemmen. Ligt er een boot? Nee, er woont hier niemand.
Meer tijd heb ik ook niet om na te denken, want ik zie de weerspiegeling van de maan op het water. Darren blijft abrupt staan, maar Dominic en ik sleuren hem allebei vooruit, waarop hij toch weer begint te rennen.
De oever is hier dicht begroeid. We zwenken af naar links. Ik weet niet wat het plan is. Ik denk dat er helemaal geen plan is, behalve doorrennen en uitkijken naar een verstopplek. Een boom? Ik kijk in paniek om me heen, maar de bomen die ik zie zijn zo smal dat je er onmogelijk in kunt klimmen. Ze zouden doorbuigen of zelfs breken onder ons gewicht.
'We moeten vechten,' zegt Dominic opeens, met de schrille stem van iemand die geen uitweg meer ziet.
'Nee,' zegt Darren opeens. 'Ga het water in, nu! Ik heb een idee.'
Met plotseling hervonden krachten duwt hij mij in het meer. Het inktzwarte water komt tot mijn borst en ik sta midden tussen het riet. Darren duwt zijn mobiel, wapen en mijn revolver vliegensvlug in de struiken. 'Kom op!' sist hij tegen Dominic, die nog besluiteloos op de kant staat. Dan komt er eindelijk beweging in hem, blijkbaar besluit hij toch om Darren te vertrouwen. Hij volgt Darrens voorbeeld door zijn wapen onder de struiken te stoppen en probeert zo geruisloos mogelijk het water in te gaan. Op hetzelfde moment zie ik Darren vliegensvlug drie rietstengels afbreken. 'Verstop je onder water en adem hierdoor,' zegt hij, terwijl hij eerst mij en dan Dominic één in de handen stopt. Ik aarzel niet, maar doe wat hij zegt. Ik stop het uiteinde in mijn mond en laat me volledig onder water zakken. Het donkere, ijskoude water sluit zich boven mijn hoofd. Ik duw mijn handen in de modder achter me om me onder water te houden. Ik voel een tweede gedaante aan mijn linkerkant hetzelfde doen en vervolgens een derde aan mijn rechterkant. Ademen door een rietstengel is moeilijk, vooral omdat ik buiten adem ben. Ik heb het benauwd, maar het lukt wel.
Het water vult mijn oren en dempt elk geluid. Aan de ene kant geeft het me een veilig gevoel; deze onderwaterwereld lijkt mijlen verwijderd van onze achtervolgers. Maar het maakt me ook bang. Als onze aanvallers nu vlak achter ons staan, zal ik het niet horen. Net zomin als de klik van een trekker die wordt overgehaald. Er is geen enkele waarschuwing voor we sterven.
Ik klem mijn arm om de arm van de persoon rechts van me. Ik weet niet wie het is, het kan me ook niet schelen. Dan denk ik opeens weer aan Darrens schouderwond. Niet alleen moet het ijskoude water ontzettend veel pijn doen, maar het smerige water zal het risico op een infectie enorm vergroten.
In zijn wereld genezen ze alles, probeer ik mezelf opnieuw gerust te stellen. Ze hebben hem zelfs tot leven gewekt toen hij dood was!
Als het water rood kleurt, zullen onze achtervolgers het zien. En ik weet dat het water rood kleurt, want Darren bloedt nog steeds. Maar ik heb ook gezien hoe zwart het water leek in het donker. Misschien zwart genoeg om het bloed te verhullen.
De minuten kruipen voorbij. Pas als mijn spieren verkrampen en mijn ledematen gevoelloos worden door de kou, weet ik zeker dat we ons al een hele tijd verbergen. Maar de jongens naast me bewegen zich niet en ook ik blijf zitten waar ik zit. Ik moet er niet aan denken dat we boven water komen en opeens recht in de gezichten van de huurlingen kijken. Alleen die gedachte is al genoeg om me in het water te houden, ondanks de pijn en kou. Na een tijdje voel ik zelfs de pijn in mijn spieren niet meer.
Ik merk dat het water links van me beweegt. Iemand komt overeind. Enkele seconden later word ik ook omhoog getrokken en dan staat de persoon rechts van me eveneens op.
'Volgens mij zijn ze weg,' fluistert Dominic, die nog steeds gespannen luistert. Hij heeft zijn revolver alweer in de hand. Hij helpt mij de oever op en vervolgens Darren. Ik leun tegen een boom terwijl ik wacht tot het bloed weer door mijn benen begint te stromen. Dan rek en strek ik mijn ledematen om de kramp uit mijn spieren te krijgen. We waren al nat van de regen, maar nu stroomt het water uit onze haren en kleren, uit mijn rokken. Mijn voeten in mijn schoenen soppen in een laag water en modder en de broeken van de jongens en mijn rokken zijn bruin en zwart door de natte aarde waar we zo lang in geknield zaten. Dominics haren lijken donkerder door het vieze water en er zit een zwarte veeg op Darrens wang. Ik schrik wanneer ik zie hoe grauw zijn gezicht is. Ik loop naar hem toe, maar hij kijkt dwars door me heen. 'Darren, kijk me aan.'
Zijn blik wordt bij mijn woorden plotseling weer scherp, hij kijkt me aan. Als ik er zeker van ben dat hij weer helder is, inspecteer ik zijn arm. Het is zoals ik al verwachtte. De stof bij zijn schouder zit vol opgedroogd bloed en modder. Ik durf het noodverband niet los te trekken, bang dat de wond weer zal gaan bloeden, wat het ijskoude water in elk geval lijkt te hebben gestopt. Bovendien heb ik niets meer om hem mee te verbinden; al onze kleren zijn nat en vies.
'We moeten verder,' zegt Dominic. 'We volgen het meer naar het dorp. We houden de rietstengels bij ons voor het geval ze weer vlakbij komen.'
'Nee,' brengt Darren hees uit. 'We moeten weg bij het meer.'
'Darren,' zegt Dominic rustig en geduldig, 'jouw plan was goed. Het heeft ons gered en zal dat weer doen.'
Dominics voorstel brengt meteen alle energie en leven in Darren terug. 'Nee, jij hebt niet gezien wat ik heb gezien. We worden vermoord bij het meer! Ik weet het net zoals ik wist dat het glas zou breken!'
'Niet zo luid!' zeg ik geschrokken, bang dat zijn stem onze achtervolgers alarmeert. Ik weet niet hoe dichtbij ze zijn. Ik sta mezelf de luxe niet toe om me ook maar een moment veilig te voelen. Als ik iets heb geleerd in het afgelopen uur, is het dat we nergens veilig zijn.
'Als je wilt dat we het meer volgen, zul je me bewusteloos moeten slaan en me moeten dragen,' zegt Darren koppig. En met die woorden pakt hij zijn mobiel, keert ons de rug toe en loopt het bos in.
Ik werp een blik op Dominic. Ik vertrouw Darrens oordeel, hij heeft die aanwijzing niet voor niets gekregen. Dominic lijkt net zo koppig als Darren, maar als hij mijn gezicht ziet, geeft hij zich gewonnen. Hij zucht en volgt ons het bos in. Ik steek mijn revolver terug in de band om mijn been en duw takken opzij terwijl ik Darren volg.
Dan hoor ik gegil. We verstijven allemaal tegelijkertijd. Ik voel alles in mij ijskoud worden en die gil brandt dwars door mijn botten. Ik heb haar nog nooit horen gillen, maar toch herken ik het geluid. Het is mijn moeder. Het komt uit de richting van het landhuis.
'Ik moet terug!' fluister ik verwilderd. 'Dat is mijn moeder, ze gaan ze vermoorden! We moeten ze helpen!' Zonder verder nog iets te zeggen, storm ik in de richting waar het geluid vandaan kwam. Het gegil is al gestopt, maar ik houd mezelf koppig voor dat ze nog leeft. Het werd namelijk niet abrupt afgebroken, het stierf gewoon weg.
Een hand op mijn schouder draait me om en ik kijk in Dominics gezicht. 'Jouw vader wil dat je jezelf in veiligheid brengt!'
'Ik luister nooit naar wat mijn vader zegt,' zeg ik, 'en ik ben niet van plan om dat nu opeens te veranderen.'
'Luciana, ze zijn met te veel. En ze zijn getraind!'
'Ga dan naar het dorp!' roep ik. 'Je hoeft niet mee. Maar je kunt mij niet tegenhouden. Ik laat mijn ouders niet in de steek! Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik ze achterliet!' Het is een krankzinnige onderneming. Dat weten we allemaal.
Darren loopt langs me heen, in de richting van mijn ouders.
'Darren!' zegt Dominic, alsof hij hem verraadt.
'Kijk naar haar gezicht, Dominic,' zegt Darren. 'Je kunt haar niet overtuigen. Ze doet wat ze zelf wil. We kunnen alleen proberen de kans op een goede afloop te vergroten.' Ik ben hem opeens heel erg dankbaar.
Dominic kijkt naar me, ik zie dat hij kwaad is. En ik zie hoe snel hij zichzelf weer onder controle krijgt. 'Goed dan,' gromt hij. 'Als het mijn ouders waren, was ik ook teruggegaan. Maar het bevalt me niet, jij zou niet moeten vechten. Je bent een meisje en zou veilig moeten zijn.'
'Ik ben geen zwak meisje zonder eigen wil,' zeg ik simpelweg.
Dominic forceert een glimlachje. 'Dat weet ik. Maar soms zou ik willen dat je dat wel was.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top