Hoofdstuk 20 - 1863
Ik ben negen en ren over het zand bij het meer. Het is vroeg en er is helemaal niemand. Clara roept en probeert me in te halen, maar ik kan haar niet verstaan vanwege mijn eigen opgewonden gegil. En het kan me ook niet schelen; ze werkt hier net en is mijn moeder niet. Water spat op als ik langs de waterkant ren. Dan zwenk ik af naar rechts, dieper het water in.
'Luciana, niet doen, u kunt niet zwemmen!' Clara heeft haar rokken opgetrokken en rent achter me aan, maar kan me niet inhalen. Ze wordt duidelijk ontzettend zenuwachtig van mijn gedrag.
'Pak me dan!' gil ik gierend van het lachen. 'Pa-.' Mijn geroep wordt abrupt afgebroken als ik val en met mijn gezicht in het water plons.
'Luciana!'
Het water sluit zich boven m'n hoofd.
'Luciana!' Ik open mijn ogen. Even denk ik dat het Clara is. Dan raakt het me weer. Clara is dood. Het is Nancy.
'Hé, Nancy, ik heb je weet-ik-hoeveelste-achterkleinkind gezien,' zeg ik.
'Het is tijd om wakker te worden,' zegt Nancy en ze glimlacht. 'Mister Dominic komt je straks ophalen, of niet?' Ze zet mijn ontbijt op mijn bureau en laat me alleen. Of eigenlijk niet. Nu zie ik dat Darren in de vensterbank zit, met één been gebogen en zijn arm steunend op zijn knie. Ik bestudeer zijn profiel. De zon belicht zijn gezicht en geeft zijn zwarte haar een blauwachtige glans. Zijn witte shirt steekt af tegen zijn gebruinde huid. Ik bestudeer hem van zijn vreemde schoenen met veters tot de grote moedervlek aan de zijkant van zijn nek. Hij kijkt niet om en ik vermoed dat hij niet eens heeft gemerkt dat Nancy binnenkwam of dat ik wakker ben. Ik ben het van Darren gewend dat hij zich regelmatig terugtrekt in zijn eigen wereldje, soms bewust, maar meestal onbewust. Dit deed hij al toen hij alleen nog maar een droom was en we elkaar nog niet hadden ontmoet. Ik vraag me altijd af of het een trekje is dat kunstenaars hebben of gewoon iets van Darren is. Maar voor mijn gevoel spreekt zijn houding dit keer nog iets anders uit. Eenzaamheid.
Ik weet dat het geen zin heeft om zijn naam te noemen, maar voor ik naar hem toeloop, haal ik gauw een borstel door mijn haar, zodat ik er niet uitzie als een heks. Dan beweeg ik mijn hand voor zijn ogen, wetend dat dat altijd werkt. Bijna net zo goed als een aanraking, maar dat is opnieuw onmogelijk. 'Goedemorgen.'
Darren kijkt om en glimlacht ontspannen. 'Goedemorgen.'
Ik bedenk me opnieuw dat hij knap is en ben vervolgens boos op mezelf omdat ik dat denk.
'Ben je hier al lang?'
'Dat hangt er vanaf hoe laat het is.'
'Acht uur.'
'Anderhalf uur, denk ik.'
Ik voel mijn gezicht warm worden bij de gedachte dat hij me heeft zien slapen. En dan herinner ik me weer dat hij misschien al die tijd al uit het raam zit te staren. We maken ons allebei zorgen om alles wat we hebben veroorzaakt. Maar Darren is degene die er elke dag mee wordt geconfronteerd. Ik ook, maar Clara's afwezigheid is een vaste, constante factor. Darren wordt steeds verrast door nieuwe veranderingen, klein en groot.
'We moeten echt ontzettend voorzichtig zijn vanaf nu,' zegt Darren. 'We hebben enorm veel verantwoordelijkheid. Je mag jouw acties niet laten beïnvloeden door mij, tenzij het gaat om het redden van je leven. Ik wil niet wakker worden en zien dat we opeens een Derde Wereldoorlog hebben veroorzaakt.'
'De derde? Wat is er met de eerste twee gebeurd?'
Darren kijkt me aan en dan zie ik weer even een glinstering in zijn donkere ogen. Ik ben opgelucht die te zien; een onderbreking van zijn ernst en triestheid van de laatste tijd.
'We zouden misschien ook de eerste twee kunnen voorkomen,' zegt hij dan bedachtzaam.
'En dan het tijdruimtecontinuüm opblazen?'
'Het kan het risico waard zijn.'
'En als er vervolgens iets gebeurt wat nog erger is? Dat de wereld bijvoorbeeld al is vergaan in 2014?'
'We hebben nog eenenvijftig jaar om daarover na te denken,' besluit Darren dan, en ik denk niet dat ik dat detail had willen weten. 'We moeten ons eerst op jou concentreren.'
We hebben nog één week. Ik heb nog één week. Dat heeft Darren me gisteren verteld. Ik zou willen dat ik nog eenenvijftig jaar zou leven. Of vijf. Of zelfs één. Ik ben nu al twee keer eerder bijna gestorven, maar het went niet. De angst blijft hetzelfde. En ik waardeer elke dag die ik heb meer dan ooit.
'Ik heb straks weer een afspraak met Dominic,' zeg ik dan en ik zie dat Darrens spieren zich spannen bij het horen van die naam. Ik zie Dominic bijna elke dag. En Darren ook. Darren weet dat ik dit niet zeg om vervelend te doen, maar eigenlijk om privacy vraag.
'Ik dacht dat je drie weken geleden zei dat je niet verliefd op hem was.'
'Dat zei ik niet. Ik wist het niet. Maar in drie weken kan er veel veranderen.' Ik zie dat mijn woorden hem kwetsen, maar het is de waarheid. Het zou oneerlijk zijn te liegen. Zonet wilde je mijn acties niet meer beïnvloeden, maar je wilt wel dat ik voor jou niet meer uitga met Dominic, denk ik, maar die gedachten spreek ik niet uit. Ik hoef geen zout in de wond te strooien.
'Darren, ik geef veel om je. Je bent mijn beste vriend. Maar ik zou het liefst die avond vergeten en doen alsof het nooit was gebeurd,' zeg ik opnieuw. Dat is slechts voor een deel waar. Wanneer ik eraan terugdenk, voel ik mijn huid weer tintelen. Maar ik moet wel realistisch zijn. Darren is een jongen uit de toekomst die niemand kan zien. Dominic is echt. Ik voel iets voor hen allebei, hoewel ik niet weet wat precies. Het maakt ook niet uit, de keuze is gemakkelijk.
Darren zegt even niets, kijkt me aan alsof hij probeert te raden wat ik echt denk. 'Ik wil het niet vergeten,' zegt hij dan. Met die woorden loopt hij mijn kamer uit.
Ik kijk vol opwinding en enthousiasme naar de kleine zeilboot die Dominic heeft geleend. We staan bij het meer vlakbij mijn huis. 'Ik wist niet dat je kon zeilen.'
'Ik ben blij je te verrassen,' zegt Dominic, lachend om mijn reactie en hij helpt me aan boord.
'Kun je het me leren?'
'Jazeker. Ik zal sowieso je hulp nodig hebben met het zeil en de fok.'
We maken de touwen los en hijsen het zeil. Ik zit vol energie. Als ik kon zwemmen, zou ik straks de boot stil leggen om in het water te springen. Dat herinnert me meteen aan iets anders.
'Ik kan niet zwemmen. Jij wel?'
'Ja,' zegt Dominic, wat me meteen geruststelt. Hij drukt een kus op mijn wang. 'Je denkt toch niet dat ik je in gevaar zou brengen?'
Wanneer we verder op het open meer zijn, maakt Dominic snelheid. De wind komt in het zeil en we gaan hard. Ik zit naast hem terwijl we het meer overschieten en geniet intens. Ik houd van snelheid en Dominic weet dat. Dit is sneller dan ik ooit ben gegaan, op Darrens auto na. Dominic laat de boot schuin gaan en ik gil van plezier als er water in de boot komt. Dominic lacht, de boot ligt weer recht. Een paar seconden later gaan we onverwacht weer schuin en ik grijp me vast. Ik vind het heerlijk. We varen een heel eind langs de kust. Voorbij het bos. Ik zie dorpjes en soms mensen die hun kleren wassen in het water. Het uitzicht is fantastisch.
Als we van richting veranderen, verschuift de fok en moet ik aan de andere kant gaan zitten. Ik houd het touw van de fok strak.
'Wil jij aan het roer?' vraagt Dominic.
Natuurlijk wil ik dat. En ik krijg het al snel onder de knie; sturen is niet moeilijk. Het moeilijke aan zeilen, merk ik, zit hem meer in het begrijpen van de wind en te weten wanneer je moet vieren en overstag moet gaan. Ik weet niet waarom ik mijn haar ooit heb opgestoken, want door de wind gaat het voor een deel los en wordt het naar achteren geblazen. We varen de weg terug die we zijn gekomen.
'Het is echt goed zeilweer,' zegt Dominic. 'Ik dacht wel dat je de harde wind zou waarderen. Ik hoop alleen dat we veel tijd hebben voor het gaat regenen.' Hij doelt op de donkere lucht die nog ver weg lijkt.
'Dank je wel, Dominic,' zeg ik met een grijns. 'Ik vind dit echt geweldig.'
'Graag gedaan.' Hij haalt een mand tevoorschijn. 'En ik weet ook dat je liever hier zou eten dan in een chic restaurant.' Ik voel dat ik een kleur krijg. Hij weet dat de locatie van onze eerste ontmoeting niet bij me paste. Maar ik zie Dominic alleen lachen. Op zwemafstand van de oever halen we het zeil naar beneden, zodat we bijna stil komen te liggen op het meer. Dan opent hij de mand, die hij had vastgebonden met touwen zodat die niet in het water zou vallen. Hij haalt er brood, groente en een fles wijn uit. En borden en glazen. Hij vult een glas met rode wijn en geeft het aan mij.
'Op een veelbelovende toekomst,' zegt hij. 'En nog oneindig meer mooie uren met jou.'
'Op jou en je geweldige ideeën,' zeg ik, waarna we proosten.
Ik knipper even met mijn ogen en zie een gestalte achter Dominic. Darren zit voorop de boot, maar met de rug naar ons toe. Zijn benen over de rand, waarschijnlijk in het water als hij die zou voelen. Hij lijkt volkomen ontspannen, maar aan de stand van zijn schouders zie ik dat dat niet zo is.
Hij was er vijf minuten geleden nog niet. En hij kan ook niet weg nu we midden op het water zitten. Ik begrijp dat hij er niks aan kan doen, maar het voelt toch heel raar dat er iemand bij ons is. Als Dominic eens zou weten dat zijn rivaal een paar meter achter hem zit...
'Ik wil je nog iets vragen,' zeg ik. Het spookt al een tijdje door mijn hoofd. 'Wil je me leren om mezelf te verdedigen? Wil je me leren schieten?'
Ik zie dat Dominic verrast is door die vraag. En niet blij. 'Denk je dat ik niet competent genoeg ben om je te beschermen?'
'Dat denk ik niet,' stel ik hem meteen gerust. 'Maar ik wil niet het zwakke meisje zijn dat zich achter jouw rug moet verschuilen. Ik wil de man die Clara heeft gedood vermoorden als ik de kans krijg.'
Dominic trekt zijn wenkbrauwen op bij die laatste gewelddadige opmerking. 'Een meisje hoort geen wapens te hanteren,' zegt hij. 'En ook geen mannen te doden. Luciana, ik snap dat je verdriet hebt om de dood van je vriendin, maar het is niet aan jou om wraak te nemen. Dat is het terrein van mannen. Een vrouw moet haar onschuld en puurheid bewaren.'
Zijn antwoord irriteert me. Als Darren zou kunnen schieten, had ik het hem gevraagd. Hij had vast 'ja' gezegd. Bij hem is het verschil tussen mannen en vrouwen veel kleiner en dat bevalt me wel.
'Het zou veiliger zijn als ik een wapen bij me draag.'
'Je zou je eraan kunnen bezeren.'
Dat antwoord vergroot mijn ergernis. 'Niet als ik weet hoe ik het moet hanteren. Is jouw trots belangrijker dan mijn veiligheid?'
Dat had ik niet moeten zeggen. Ik zie dat Dominic zowel beledigd als boos is. Zijn mond is een smalle streep geworden. Maar ik neem het niet terug, want het is wel wat ik denk. We kijken elkaar strak aan. Dit is onze eerste bijna-ruzie. Of echte ruzie. Ik weet het niet. Ik weet alleen dat mijn ouders schreeuwen als ze ruzie hebben. Maar Dominic lijkt me niet iemand die gauw zal schreeuwen.
Ik kijk niet weg. Uiteindelijk geeft Dominic zich gewonnen. 'Goed dan,' zegt hij, en mijn hart springt op van blijdschap. 'Ik zal je leren schieten. Maar alleen als je belooft dat je geen wapen gebruikt als er een andere mogelijkheid is. Dus slechts in het onwaarschijnlijke geval dat ik zou worden gedood. Jouw veiligheid is inderdaad het belangrijkste.'
'Ik beloof het,' zeg ik, allang opgelucht.
'En we beginnen morgen.'
Ik knik. Ik ben opeens blij dat Darren Dominic heeft verteld dat de volgende moordpoging al gauw is. Niet dat ik er met Dominic over praat; die doet nog steeds alsof Darren een normale jongen uit deze tijd is en geen levensredder uit de toekomst. Maar het voelt goed om te weten dat er nog iemand is die er zich zorgen over maakt.
'Laten we nu over leukere onderwerpen praten,' zegt Dominic.
Ik hap meteen. 'Dit eten is heerlijk. Heeft je zusje het gemaakt?'
Dominic lacht. 'Ze heeft de kokkin in haar enthousiasme inderdaad geholpen. Maar ík heb de wijn uitgezocht.'
We eten en drinken en ik merk opeens dat de donkere lucht al veel dichterbij is gekomen. Ik vergat de tijd.
'Ik denk dat we zo maar terug moeten gaan naar het land,' zegt Dominic. Hij zucht. 'Jammer dat we het weer niet kunnen voorspellen.'
'Ik wed dat ze dat ooit zullen kunnen,' zeg ik. 'In de toekomst.'
Dominic grinnikt. 'Dat zou ik nog wel eens willen zien.' En dan stopt hij opeens met grinniken en krijgt hij een ernstige uitdrukking op zijn gezicht. Hij weet dat Darren me dit misschien heeft verteld. En hij heeft gelijk. Het voelt raar dat hij nu weet van Darrens bestaan. Ik vraag me af wat hij zou doen als hij zou weten dat hij achter hem zit.
'Bliksem raakt altijd het hoogste punt,' zegt Darren, die voor het eerst omkijkt. 'Op het meer zijn jullie het hoogste punt.'
Ik knik. Ik zie in de verte een bliksemflits de hemel doorbreken en houd mijn adem in. Het ziet er fantastisch uit.
'Laten we nog even kijken,' zeg ik, eigenlijk tegen hen allebei. 'De regen en wind zijn hier nog niet, dus het onweer is nog een eind weg. Ik vind het echt prachtig.'
'Normale meiden vinden rozen prachtig en jij houdt van bliksem,' zegt Dominic, maar hij klinkt niet alsof hij dat erg vindt, integendeel. Hij slaat een arm om me heen en kust me in mijn haar. Samen kijken we naar het natuurgeweld verderop. Meestal zie ik alleen een lichtflits, maar soms zie ik daadwerkelijk een gevorkte streep. Dat is nog het mooist.
Dominic geeft ons niet veel tijd. 'We moeten bij het strand zijn voor het echt hard begint te waaien,' zegt hij. 'Help je het zeil omhoog te doen?'
Dat doe ik. Wanneer het zeil eenmaal hangt, zijn we binnen een minuut bij het strand. Dominic springt uit de boot in het ondiepe water en trekt hem verder de oever op.
Op dat moment scheurt de hemel in tweeën. Water valt in enorme druppels naar beneden en we zijn binnen een paar tellen doorweekt. We halen zo snel als we kunnen het zeil naar beneden en trekken de boot heel ver het strand op, helemaal tot de bomen. Daar bindt Dominic hem vast aan een boom. Het water van het meer kan hier nooit komen, hoe zwaar de storm ook wordt. Het onweer is inmiddels wel vlakbij, de grond dreunt als de donder vlak boven onze hoofden klinkt. Het is nog een heel eind naar mijn huis, maar dat maakt me niet uit, we zijn toch al nat.
'Sorry van het weer,' schreeuwt Dominic boven het gekletter uit. 'En dat ik een paraplu ben vergeten.'
Ik lach en pak zijn hand. 'Dat maakt het juist een avontuur. Kom!' Ik trek hem mee en begin te rennen, en hij rent met me mee. We lachen terwijl de regen ons tot op het bot doorweekt en de bladeren boven ons geselt. We spetteren door plassen die zich binnen enkele seconden hebben gevormd. Zijn laarzen en mijn rokken zitten onder de modder.
We stoppen op een plek waar het op dat moment droog is. Voor het moment, want ik denk dat het een kwestie van seconden of minuten is tot de regen ook door dit bladerdak komt. Maar dat maakt toch niet meer uit. We houden elkaar vast terwijl we lachen.
'Jij kunt overal een positieve draai aan geven, of niet?' zegt Dominic dan. 'Is er iets waar je wel chagrijnig van wordt?'
'Dominic, deze dag was al onvergetelijk. En zo'n einde maakt hem nog unieker.'
Dominic grijnst breed. 'Dat was precies wat ik wilde bereiken.' Hij haalt iets uit zijn zak en gaat op een knie zitten. Heel even denk ik dat hij zich heeft geblesseerd door het rennen, maar dan zegt hij: 'Luciana, wil je elke dag voor mij onvergetelijk maken en aan mijn zijde blijven tijdens zowel de zonnige als de stormachtige momenten in ons leven?' Een donderslag lijkt zijn woorden kracht bij te zetten en de regendruppels hebben hun weg nu door het bladerdak boven ons gevonden. Hij opent het doosje en onthult een glanzende ring. 'Wil je met me trouwen?'
Ik had verwacht dat Dominic een keer een aanzoek zou doen, maar ben toch verrast door de timing. Ik dacht dat het nog een jaar zou duren. Ik zie Dominic op een knie tegenover me, hoopvol en nerveus. Ik heb hem nog nooit nerveus gezien. Hij is drijfnat en zijn haar zit door de war, maar hij is nog steeds knap. En ik zie Darren een eindje verderop, midden in de regen, maar zonder nat te worden. Onze blikken kruizen een moment voor ik weer naar Dominic kijk.
Ik maak de keuze die ik eigenlijk al had gemaakt.
'Ja.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top