Hoofdstuk 17 - 2014

Ik ben blij dat ik weer thuis ben, in mijn eigen vertrouwde omgeving. Toch begint het me al snel te vervelen om zoveel tijd in bed door te brengen. Ik kan televisie kijken, een boek lezen en gamen op mijn vaders laptop. Maar dat gaat al snel vervelen. Een onafgemaakt schilderij herinnert me eraan dat het nog weken gaat duren tot mijn hand is genezen en ik weer kan schilderen of zelfs maar schetsen. Ik vraag mijn moeder om het op te ruimen, maar het verlangen blijft.
Het schooljaar eindigde vlak na mijn ongeluk, dus er is geen huiswerk waar ik me druk over hoef te maken. Ik heb wel de cijfers teruggekregen van de finals; magere zesjes. Het zijn lagere cijfers dan ik normaal haal, maar als je bedenkt wat ik allemaal aan mijn hoofd had, vind ik het een wonder dat ik überhaupt ben geslaagd. Gelukkig had ik wel achten en negens op de toetsen van vorig jaar, die veel belangrijker waren. Ik ben al toegelaten tot een universiteit.
Ik geniet er nog meer van om naar Luciana's wereld te gaan dan normaal. Ik kan er lopen en bijna alles wat ik thuis niet kan. Het maakt de herstelperiode draaglijker.
'Wanneer slaat de moordenaar weer toe?' We hebben het onderwerp lang vermeden. Maar op een warme avond op haar balkon begint ze er opeens over.
'Dat gaat nog wel even duren.'
Ze is even stil. 'Je gaat me niet vertellen wanneer?'
'Dat vertel ik je een week van tevoren. Ik denk dat je je beter voelt wanneer je het niet weet.'
Ze laat mijn woorden even bezinken, maar gaat er niet tegenin. 'Je wilt me ook niet vertellen hoe?'
'Dat weet ik nog niet eens, ik weet alleen in welke week. Nick geeft een week van tevoren de details.'
Luciana's mondhoeken krullen omhoog. 'Was het nu jouw idee of de zijne?'
Ik glimlach terug.
'Clara had niet moeten sterven,' zegt ze dan opeens. 'Wat voor gevolgen heeft dat voor de toekomst? Is het tijdruimtecontinuüm nu niet nog meer verstoord dan het al was?'
Ik geef geen antwoord. Ik heb me dat ook al afgevraagd, maar geprobeerd er zo min mogelijk aan te denken. Want indirect is Clara door mij gestorven. Mijn vlindereffect.
'Zou Clara zijn getrouwd en kinderen hebben gekregen?'
'Dat weet ik niet,' zeg ik zacht. 'Ik heb het nooit uitgezocht en nu is het te laat, omdat de toekomst al is veranderd.'
Er valt weer een stilte. Dan staat Luciana op. 'Clara had ook een balkon. Laten we daar gaan zitten.'
Ik weet niet waarom ze opeens op dat idee komt, maar knik en volg haar naar Clara's kamer. Waarschijnlijk wil ze dat we een moment nemen om haar samen te gedenken. Ik heb haar niet persoonlijk gekend, maar indirect ben ik verantwoordelijk voor haar dood. Toch heb ik er geen spijt van dat ik Luciana op 28 mei heb gered. Het is hard, maar wel de waarheid.
Clara's kamer heeft dezelfde stijl en kleuren als Luciana's kamer, maar is kleiner, simpeler, soberder en netter. Er hangt één schilderij van een zonsondergang. 'Dat heb ik haar gegeven,' zegt Luciana. 'En het sprei op haar bed heb ik voor haar gemaakt. De schelpenketting op haar nachtkastje is van haar zusje, de armband van haar moeder. Dat droeg ze bijna altijd. De tekening die op haar kast hangt, is van haar oudste broertje.' Ik zie zeven poppetjes met namen, een echte kindertekening. De kleur van Clara's haar klopt alleen niet; het is rood terwijl het blond zou moeten zijn. Was het krijtje op of wist het kind niet meer hoe zijn zus eruitzag?
'Ze droeg bij aan het inkomen van haar ouders,' zegt Luciana. 'Ze werkte hier voor hen. Maar ze zag hen bijna nooit.' Ze staart naar de tekening. 'Ik vraag me af wanneer ik zal vergeten hoe ze er uitzag en hoe ze klonk.'
'Wil je dat ik haar schilder?'
Ze kijkt met een ruk op. 'Kun je dat?'
'Niet zo goed als wanneer ze voor me zou zitten, maar het zal er wel op lijken.'
Luciana kijkt me dankbaar aan en ik ben blij dat ik haar heb kunnen opvrolijken. 'Dat zou ik ontzettend fijn vinden.'
Ze doet de deur open naar het balkon. Het is klein en er staan geen stoelen. Ik zie meteen dat het al jaren niet is onderhouden. De verf bladdert en de spijlen zijn verroest. Ik ga naast Luciana staan. 'Het spijt me echt van je verlies.'
'Je hebt hem gezien, toch?' zegt ze en ik weet niet of ze me wel heeft gehoord. 'Een man van een jaar of vijftig.'
'Ik heb hem niet heel goed gezien.' Alleen goed genoeg om te weten dat het Dominic niet was, denk ik er achteraan. Maar dat betekent niet dat ik Dominic niet meer verdenk. Hij is niet iemand die zijn eigen vuile werk zou opknappen.
'Het is eenzaam zonder Clara,' zegt Luciana. Ze leunt tegen de reling en kijkt om. 'Ik ben blij dat jij zo vaak bij me bent. Het helpt enorm. Het liefst zou ik een boswandeling met je maken of je meenemen naar het dorp, maar dan gaat er een bodyguard mee en kan ik niet met je praten.'
'De tuin is ook geschikt.'
Luciana zucht en kijkt naar de planten en bloemen die zich beneden ons uitstrekken. 'En ik kan voorlopig ook niet rennen.' Ik besef me dat ik niet de enige ben die een belangrijke hobby moet missen.
Ik hoor iets knappen. In een reflex steek ik mijn arm uit als Luciana naar voren valt. De reling raakt de grond met een afschuwelijke klap en breekt in meerdere stukken. Het enige wat voorkomt dat Luciana hetzelfde lot ondergaat, is mijn arm om haar middel. Ik trek haar direct naar achteren en ze draait zich om wanneer ze naar me toe struikelt.
'Holy crap!' hijgt ze, met grote ogen en lijkbleek. Blijkbaar heeft ze wat van mijn taalgebruik overgenomen. 'Holy crap! Was vandaag de dag dat ik zou sterven? Heb je me daarom gered?'
Ik schud mijn hoofd. Zonder mij was Luciana vandaag niet op dit balkon geweest. Daarom was ze vandaag niet gestorven als ik er niet was geweest.
'Ongelofelijk!' Luciana legt haar hand tegen haar bezwete voorhoofd. 'Dit had Clara kunnen zijn! Hoe hebben we het ooit zo ver kunnen laten komen? Waarom hebben we het niet beter onderh-.' Haar stem sterft weg. Ze beseft wat ik al eerder doorhad.
Mijn arm ligt nog steeds om haar middel. Ik heb haar tegengehouden toen ze naar beneden zou vallen.
Ik kan haar aanraken.
'Ben je weer stervende?' gilt ze opeens in paniek. 'Is je huis ingestort? Was er een tornado? Heb je-.'
'Nee, nee,' lach ik, terwijl ik probeer te wennen aan het feit dat ik haar in bedwang kan houden. 'Dan zou ik het weten, net als de vorige keer. Ik denk niet dat ik degene ben die stervende moet zijn om tastbaar te worden. Jij bent degene die op het randje van de dood moet zitten.'
Ze staart me aan, de kleur keert eindelijk terug op haar wangen en ik zie dat ze haar kalmte hervindt. 'Hoe lang zou het duren?'
'Geen idee.' Het kan mij niet lang genoeg duren. Ik laat met opzet mijn arm om haar middel liggen en weet dat ik hem alleen weg zal halen als zij het zegt. Ik voel haar warmte. Ik heb nooit geweten dat dat zo belangrijk is als je een meisje leuk vindt.
Omdat ze vandaag thuis doorbrengt, heeft ze geen werk in haar kapsel gestoken en valt haar lange haar in golven naar beneden. Ik pak een haarlok en laat die door mijn vingers glijden.
We kijken elkaar aan. Ze legt haar vingers tegen mijn wang. Er trekt een tinteling door mijn huid. De afstand tussen onze gezichten is maar een tiental centimeters. Ik weet niet hoe lang ik haar nog kan aanraken en besef dat dit misschien wel mijn enige kans is. Ik denk er niet verder over na en overbrug impulsief die laatste paar centimeters en kus haar. Haar lippen zijn nog warmer en zachter dan ze in mijn fantasie waren.
Ze legt haar hand in mijn nek en kust me terug.
Ik was heel voorzichtig voor het geval ze me af zou wijzen, maar dit is alle aanmoediging die ik nodig heb om mijn andere arm ook om haar middel te slaan en haar nog steviger te zoenen. Ik druk haar tegen me aan en ben me bewust van elke aanraking, elke plek waar onze lichamen elkaar raken. Haar hand gaat door mijn haar, de mijne streelt haar rug. Een verzengende hitte vlamt door mijn hele lichaam, mijn huid tintelt alsof ik door duizend elektriciteitsschokjes wordt gestoken.
Hijgend laten we elkaar los om adem te halen. Alles duizelt me. Ik zie dat haar gezicht en hals rood zijn, haar ogen glanzen vol vuur en leven. Het maakt haar in mijn ogen nog aantrekkelijker dan ze al is. We kijken elkaar een momentlang aan terwijl we op adem komen. We hebben elkaar nog steeds vast. Ergens verwacht ik dat ze nu zal zeggen dat we moeten stoppen, maar dat doet ze niet. In plaats daarvan glimlacht ze. Ik druk mijn lippen opnieuw op de hare en we zoenen nog langer en heftiger dan daarvoor. Vervolgens zoen ik haar in haar hals, op haar sleutelbeen. Ik voel haar hart hard kloppen onder haar huid. Als ik haar weer op de mond zoen, draaien we en duw ik haar tegen de balkondeur. Die was echter niet op slot, waardoor die openvalt en we struikelen. We vallen op Clara's bed.
Ik maak me al van haar los een fractie van een seconde voor zij 'Stop' hijgt. We kijken elkaar aan, buiten adem en bezweet. Mijn knieën op haar rokken en mijn armen steunen naast haar hoofd. 'Niet verder,' zegt ze. En ik weet dat ze het niet eens zegt vanwege Dominic. Ze zegt het voornamelijk vanwege de gewoonten en gebruiken van de negentiende eeuw.
Ik kijk naar haar, het meisje met de grote, glanzende blauwe ogen, het golvende bruine haar en de blozende wangen. 'Ik houd van je, Lucia,' fluister ik.
Ze strekt haar arm uit en streelt mijn wang, zonder antwoord te geven. Ik had ook niet verwacht dat ze hetzelfde zou zeggen, maar ergens steekt het toch.
'Ik heb een relatie met Dominic,' zegt Luciana na een paar seconden. 'Maar dit was... vuriger. Fijner. Wat betekent dat, Darren?'
Misschien betekent het dat je Dominic niet zo leuk vindt als je denkt, denk ik, maar ik zeg het niet hardop. 'Dat is iets wat je zelf moet uitvinden.'
Ik rol van haar af. Ze draait haar gezicht naar me toe en glimlacht. 'Zullen we iets leuks gaan doen? Er is een gezellige plek in het dorp waar ik altijd al heen heb gewild, maar het is voor de armere dorpelingen. Ik had nooit iemand om er mee naar toe te gaan.'
'Wat is het?'
'Dat zul je vanzelf zien,' zegt ze geheimzinnig en ze staat op. 'Ik trek een andere jurk aan. En dan zoek ik kleren voor jou, als je dan nog steeds zichtbaar bent.'
'Ik dacht dat je het huis niet kon verlaten zonder een bodyguard?'
'Ik denk dat we wel stiekem weg kunnen glippen.' Ze opent de deur en gluurt de gang in. 'Er is niemand. We moeten ervoor zorgen dat niemand je ziet.'
Een kwartier later heb ik negentiende-eeuwse kleren aan. Het is een extra setje dat de tuinman in de kast heeft hangen voor het geval hij vanuit zijn werk meteen naar een sociale gelegenheid moet.
'Maar hij gaat meestal in zijn werkkleren naar huis, dus hij mist het niet,' zegt Luciana vol overtuiging. 'We hangen het straks weer terug.'
De tuinman is breder dan ik, maar niet langer. De kleren passen beter dan we hadden durven hopen. Ik bekijk mezelf in de spiegel. Een leembruine jas, wit overhemd, stropdas en bruine broek. De hoed laat ik achter. Ik zou mezelf wel geloven als ik zou zeggen dat ik uit de negentiende eeuw kom.
Luciana bekijkt me met een enorme grijns op haar gezicht. 'Het lijkt nu bijna alsof je hier thuishoort, Darren. Het is ongelooflijk.'
Daarna volg ik Luciana naar buiten. We nemen niet de voor- of achterdeur, maar een gang aan de zijkant. Bij elke bocht kijkt Luciana of er iemand is, maar alles is verlaten. Het is opeens een voordeel dat Luciana in zo'n groot huis woont; je komt veel minder gauw mensen tegen.
'Blijf hier,' zegt ze, waarna ze wegglipt en mij achter een schuurtje achterlaat. Terwijl ik op haar wacht, verwonder ik me over de hele situatie. Ik loop al maanden rond in Luciana's wereld, maar dat voelde nog altijd als een droom. Ik was een geestverschijning die niets kon aanraken, ik was nooit echt in de negentiende eeuw. En die ene keer dat ik er wel was, heb ik er nooit bij stil kunnen staan.
Nu ben ik me echter zeer bewust van de wind op mijn huid en in mijn haren, de grond onder mijn voeten en de knellende schoenen.
Na een paar minuten is Luciana terug. Ze grijpt mijn hand en trekt me tussen de bomen. Ik zie dat er twee paarden staan te wachten.
'Kun je paardrijden?'
'Nee.'
'Het is niet moeilijk. Ze is heel tam.' Ze houdt de bruine merrie bij de teugel vast wanneer ik wat onhandig in het zadel klim. Zij klimt op een zwarte. Ik heb de teugels losjes in mijn handen, niet wetend wat ik ermee aan moet.
'Ze is heel volgzaam, dus je hoeft niks te doen,' zegt Luciana. 'We gaan naar het dorp.' En dan rijden we stapvoets door het bos. We beginnen langzaam om me te laten wennen, maar al snel gaan we over in draf, terwijl Luciana me enkele aanwijzingen geeft. Maar ze heeft gelijk; het paard is volgzaam. Ik hoef alleen maar mee te bewegen en ik kan de merrie naar links of rechts sturen met een rukje aan de teugel.
Na twintig minuten stoppen we. Luciana stijgt af en ik ben blij als ik weer vaste grond onder mijn voeten heb. Ze bindt de paarden vast aan een boom, uit het zicht. 'Nu is het nog vijf minuten lopen,' zegt ze. Haar ogen schitteren ondeugend en ik vraag me opnieuw af wat ze van plan is. Maar dat verbleekt bij de gedachte dat ik straks in een echt negentiende-eeuws dorp zal lopen. Míjn dorp. Ik loop straks door het verleden. Ik herken dit deel van het bos zelfs; het is nauwelijks veranderd.
Wanneer we naast elkaar verder lopen, stoten we elkaar telkens aan, zogenaamd terloops of per ongeluk. Onze armen, onze ellebogen. Ik ben me nog meer bewust van haar aanwezigheid dan anders. Ik hoop met heel mijn hart dat dit zo lang mogelijk zal duren en geniet van elke seconde.
We bereiken het dorp. Ik blijf staan en zit nog net niet met open mond om me heen te staren. Nu voel ik me pas echt een tijdreiziger uit een film. Ik ben in mijn eigen dorp, maar het straatbeeld is zo ongelooflijk anders. Dat komt voornamelijk door de aanwezigheid van paarden, huifkarren, kleurige jurken en hoeden en het ontbreken van brede asfaltwegen. Maar de gebouwen zijn ook anders. Veel gebouwen die ik ken, staan er nog niet; het dorp is veel kleiner. Of er staan houten huizen. Maar er zijn ook gebouwen die nauwelijks zijn veranderd. Voornamelijk de gebouwen die van steen zijn, zoals de kerk.
Luciana geeft me maar weinig tijd om alles in me op te nemen; ze pakt opnieuw mijn hand en trekt me mee, vol opwinding en enthousiasme. Ik weet nog steeds niet waar ze me mee naar toe wil nemen.
Dan hoor ik muziek. Gitaren, een viool. Gelach. Het klinkt als volksmuziek zoals ik soms in historische films heb gehoord. Luciana koerst recht op die gezelligheid af, trekt me een gebouw in waarvan ik vermoed dat het een bar is.
Luciana heeft gelijk; dit is geen formeel bal. Er zijn geen langzame dansen en geen mensen in dure kleren die met elkaar praten onder het genot van kostbare wijn. In plaats daarvan zie ik mensen in hun dagelijkse kleren. Ze cirkelen om elkaar heen, lachen, dansen, zonder zich ook maar ergens druk over te maken. Aan de zijkant staan mensen met rum in de hand toe te kijken of mee te klappen en te stampen op de maat van de muziek. Het is opvallend dat er geen jongemannen zijn; alleen tienerjongens en oudere mannen. De rest vecht aan het front door de ingevoerde dienstplicht.
'Kom mee, Darren!' lacht Luciana en ze trekt me de menigte in, de dansvloer op. En plotseling bevind ik me midden in die zee van wervelende jurken en heren in donkere kleren. Dan haakt Luciana haar arm door de mijne en draaien we een paar rondjes, tot de vrouwen aan de ene kant moeten staan en de mannen aan de andere kant. Luciana en ik kijken elkaar aan, en op hetzelfde moment loopt iedereen naar voren.
Dit kan ik wel, het is niet moeilijk. Er zijn geen regels, iedereen doet gewoon wat die wil. Ik leg mijn armen om Luciana's middel en we draaien een paar snelle rondjes op de maat van de muziek tot we allebei aan de tegenovergestelde kant van de ruimte eindigen. En dan begint het opnieuw. Ik zie dat Luciana het geweldig vindt dat ze al haar energie kan gebruiken, kan improviseren en er niemand op ons let. Ik zou echter wel de voorkeur geven aan een langzame, formele dans. Dat is romantischer en ik zou haar langer aan kunnen raken. Het is me echter ook heel veel waard om deze wilde, energieke kant van Luciana te zien. Het is alsof ik haar daardoor beter leer kennen. 'Sneller, Darren! Sneller!'
We draaien zo snel dat ik er duizelig van word. Dan laat ze me los en haakt een ander meisje haar arm door de mijne. Een paar seconden later wordt er weer gewisseld. Ik denk niet meer na en ga gewoon mee in alle gezelligheid. Ik voel me voor het eerst op mijn gemak op de dansvloer; dit keer vind ik dansen daadwerkelijk leuk. Luciana is al drie danspartners verder en ik kan haar hier horen lachen.
'Dat was geweldig!' zegt Luciana, als we twee uren later de bar verlaten. Haar gezicht is rood en bezweet en haar haren een wilde haardos om haar hoofd. 'Dit is toch veel leuker dan een bal?'
'Ja,' ben ik met haar eens.
'En ook veel leuker dan die danstent in jouw tijdperk.'
Ik moet het opnieuw met haar eens zijn.
'Dank je wel, Darren,' zegt ze, wanneer we terug zijn bij de paarden. 'Jij bent de enige met wie ik dit had kunnen doen. Bedankt voor deze geweldige avond.'
'Jij ook bedankt, Lucia,' zeg ik. Ze lijkt het niet erg te vinden dat ik haar naam altijd afkort. 'Een dansfeest in de negentiende eeuw stond al op mijn wenslijstje toen ik vier jaar was.'
'Grappenmaker,' lacht Luciana. 'We moeten teruggaan voor ik word gemist. Mijn moeder komt 's avonds altijd nog een keer langs om welterusten te zeggen.'
'Dan kan ik er maar beter niet zijn.'
Luciana bijt op haar lip. 'Goed punt, je bent natuurlijk niet meer onzichtbaar.'
'Wat vind je ervan als ik je eerst naar huis breng en dan hier nog even blijf rondkijken? Ik verwacht dat ik elk moment weer terug moet naar mijn eigen wereld. Ik wil graag deze kans gebruiken om nog even voor tijdreiziger spelen. En als ik niet verdwijn, zie ik je morgen.'
Luciana denkt even over het idee na en knikt dan. 'Ik zou graag bij je blijven, maar dan kom ik enorm in de problemen.'
We rijden samen naar haar huis en wanneer we bij het hek zijn, stoppen we.
'Geniet ervan en probeer je voorouders te zien. Maar verander de toekomst niet.' Ze buigt zich naar me toe en drukt een vluchtige kus op mijn wang. Ik stap van het paard en Luciana neemt de teugels over. Dan draait ze haar paard en rijdt weg. Ik had haar het liefst nog een keer gezoend, maar begrijp dat Luciana dit niet wil. Waarschijnlijk vanwege Dominic.
Ik kijk haar na als ze wegrijdt en begin dan aan de lange wandeling terug naar het dorp.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top