Hoofdstuk 13 - 2014
Als ik wakker word, is het tien uur 's ochtends. Ik herinner me dat het kort na twaalven was toen ik uit Luciana's wereld verdween, maar weet ook dat ik geen vierentwintig uur in bed heb gelegen. Opnieuw is het een raadsel hoe de tijd tussen beide werelden loopt, maar ik ben in elk geval blij dat ik mijn wekker niet heb gezet.
Even blijf ik liggen om te genieten van het feit dat Luciana nog leeft. Maar lang houd ik het niet vol; ik moet weten of Luciana inderdaad tot 1928 blijft leven of dat de moordenaar opnieuw toeslaat.
Ik kan niet wachten tot mijn computer is opgestart en bedenk me dat ik nu echt een nieuwe, snelle computer moet kopen van mijn spaargeld. Elke seconde dat ik moet wachten is een marteling. Ongeduldig trommel ik met mijn vingers op mijn bureau en wacht tot de website er eindelijk voorkomt en ik opnieuw de gegevens in kan vullen.
'1928,' fluister ik, alsof dat zal helpen. 'Laat het alsjeblieft 1928 zijn.'
Ik houd mijn adem in als ik naar de resultaten ga en zie het in één oogopslag. Ik heb het gevoel dat ik heet ijzer tussen mijn ribben krijg.
1863.
Mijn ogen vliegen naar de datum die erbij staat. Het ijzer draait nog een keer rond.
30 mei.
Morgen gaat Luciana opnieuw dood.
En dat betekent dat het geen toeval is. Luciana was niet op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Er is iemand die Luciana dood wil hebben en ergens wacht op het juiste moment. Iemand die haar niet zou proberen te vermoorden als ik in die tijd had geleefd.
Betekent dat dat het toch Dominic is? Dat moet haast wel! Maar waarom?
'Nick!' schreeuw ik in mijn telefoon, zodra hij opneemt. 'Nick, je moet me helpen!'
'Ho, wacht even,' klinkt Nicks stem, en ik hoor stemmen op de achtergrond en vervolgens een deur die dichtgaat. Ik besef me dat Nick midden in de les zat en nu naar de gang is gelopen. Hij heeft niet opgehangen, hij weet dat ik niet zou bellen als het niet belangrijk was.
'Wat is er, Darren? Heb je een ernstige ziekte opgelopen?'
'Nee. Nick, ik weet dat dit krankzinnig klinkt, maar ik wil je vragen of je nu meteen naar de bibliotheek wilt gaan. Je moet de lokale kranten van 30 en 31 mei 1863 bekijken om te zien wat er met Luciana Gray is gebeurd. Ik wil zelf wel gaan, maar de bibliothecaresse heeft een hekel aan me en laat me er vast niet in.'
'Eh, oké,' zegt Nick. 'Ik zal na schooltijd gaan.'
'Nee.' Ik zucht. 'Nick, ik heb maar heel weinig tijd. Je moet nu gaan en me meteen vertellen wat er met Luciana Gray is gebeurd. Het klinkt idioot, maar het is echt van levensbelang.'
Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. Ik verwacht al dat ik een enorme preek ga krijgen, maar dan zegt Nick alleen maar: 'Oké. Hoe heette ze, zei je? En welke datum?'
Als ik heb opgehangen, kan ik alleen maar wachten. De letters op mijn beeldscherm staren me bijna beschuldigend aan en ik klik de website weg. Ik begin door mijn kamer te ijsberen en kijk elke minuut op mijn mobiel. Dan bedenk ik me dat ik mijn nachtkleding, slechts bestaande uit een korte broek, nog aan heb en ik me net zo goed aan kan kleden tijdens het wachten. Nog nooit zijn minuten zo traag voorbij gekropen. Ik hoop dat Luciana geniet van deze zorgeloze dag, want als ik vanavond naar bed ga, moet ik haar de waarheid vertellen. En dan moeten we bedenken wat we gaan doen. Waarschijnlijk mensen de waarheid vertellen. Ze vertellen dat Luciana dreigbrieven krijgt en een stalker heeft. In elk geval iets overtuigends, iets waardoor ze bescherming krijgt en het bos wordt uitgekamd.
Maar wat als het Dominic is? Die zal nooit worden verdacht.
En daarom heb ik de kranten nodig. Misschien wordt de dader nu wel gepakt. En ik wil weten waar en hoe laat het gebeurt.
Na een uur en vierenveertig minuten gaat de telefoon en ik neem direct op. 'En?'
'Gast, dat is het meisje van je schilderijen,' zegt Nick. 'Ik herkende haar meteen!'
'Wat is er gebeurd?' Ik heb geen tijd om meer uit te leggen.
'Zij en haar dienstmeisje zijn vermoord in het bos. Ze zijn op de ochtend van 30 mei gevonden. Het dienstmeisje was op slag dood, maar Luciana is waarschijnlijk doodgebloed.'
Ik heb mijn bureau vastgegrepen, terwijl alles me duizelt. Ik duw de beelden in mijn hoofd opzij. 'En de dader?' zeg ik gejaagd. 'Weten ze wie het heeft gedaan?'
'Nee. Ik heb de kranten van de dagen daarna ook bekeken, maar ze hebben niemand gevonden. Darren, wat-.'
'En je zei dat ze op de ochtend van 30 mei pas zijn gevonden?'
Ik weet wat dit kan betekenen. Misschien worden ze vandaag al gedood.
'Waar? Waar is het gebeurd?'
'In het bos buiten het dorp. Darren, waarom-?'
'Dank je, Nick. Ik moet nu ophangen, maar ik leg het later uit.'
Ik druk hem weg en ren naar beneden. Ik weet wat ik moet doen. Ik kan niet wachten tot ik vanavond ga slapen met het risico dat ik te laat aankom. Ik moet nu naar het landhuis om contact te maken met Luciana. Ik hoop maar dat het lukt. Ik hoop dat het bij haar nog steeds vroeger is dan bij mij en dat het niet al avond is in haar wereld.
Ik grijp de autosleutels in één beweging van het aanrecht en ren naar buiten. Ik ben blij dat mijn vader vrij is en ik niet de fiets hoef te pakken.
Alles gaat te langzaam. Het openen van de deur, het starten van de motor, wegrijden. Ik kan alleen maar denken aan Luciana en aan wat haar te wachten staat. Doodbloeden in het bos? Hoe lang zou ze daar gelegen hebben, nog half in leven? Uren? Terwijl er niemand was om haar te helpen?
Ik klem mijn kiezen op elkaar en druk het gaspedaal verder in. Ik overschrijd de snelheidslimiet, maar het maakt me niet uit. Ik irriteer me aan de auto's voor me, waardoor ik af moet remmen. Het is maar een klein stukje, over twee kilometer moet ik afslaan en heb ik een landweggetje voor mezelf.
Plotseling is er een stekende pijn in mijn hoofd en een explosie van kleuren. Ik zie regen, rennende voeten, opspattend water.
'Sneller, Clara, sneller! Hij haalt ons in!' Ik hoor Luciana's gegil in mijn hoofd. Ik word overvallen door een golf van paniek. Ik zie de auto's voor me rijden, maar ze worden waziger en ik voel nieuwe beelden opkomen. Terwijl ik me bedenk dat ik nu meteen naar de kant van de weg moet om te stoppen, hoor ik Clara's stem: 'Blijf rennen, Luciana! Ik zal hem ophouden!'
'Nee! Ik laat je niet achter!'
Ik zie dat Clara stopt en zich omdraait, naar wie het ook is die zich achter hen bevindt.
'Clara, kom mee! Dit is een bevel!'
Ik wacht op het moment dat ik de weg kan verlaten en kan parkeren, zodat ik op de een of andere manier naar Luciana kan gaan om haar te helpen. Ik weet niet hoe. Het enige waar ik aan kan denken, is dat Luciana elk moment dood kan gaan.
Ik heb maar enkele seconden nodig, maar die krijg ik niet, want de beelden komen terug als een mokerslag. Clara ligt op de grond. Een man zit bovenop haar en heft zijn mes op, dat glanst van de regendruppels. Luciana staat plotseling achter hem, met een grote steen in haar opgeheven handen. Juist op het moment dat ze het wil laten neerkomen, draait de man zich één vloeiende beweging om. Het heft van zijn mes verdwijnt in haar buik.
Clara's gegil vermengt zich met het getoeter van een auto. Een enorme klap en dan is alles zwart.
Ik ruik de geur van regen. Mijn wang ligt op iets nats.
Ik open mijn ogen en zie bomen, modder. Even zijn mijn gedachten alleen maar wazig, het duurt een paar seconden voor ze weer vorm krijgen. En dan is er maar één woord: Luciana!
Ik hef mijn hoofd op en staar recht in de open, starende ogen van Clara. Haar keel is doorgesneden.
Ik snak naar adem en krabbel overeind. Dan zie ik haar. Luciana, enkele meters verderop. Ik struikel naar haar toe, val op mijn knieën bij haar neer en grijp haar koude hand. 'Lucia!'
Er komt beweging in haar. Ze draait haar hoofd in mijn richting. Haar gezicht is lijkwit. Ik zie de enorme bloedvlek in haar jurk, die steeds groter wordt.
'Darren,' fluistert ze en de tranen stromen over haar wangen. 'Hij heeft Clara vermoord! Clara is dood!'
'Ik weet het,' fluister ik en ik merk dat ik ook huil. 'Maar ik ga jou helpen. Ik zorg dat je hulp krijgt. Het komt goed.' Maar ik weet dat het niet goed komt. Hoe moet ik hulp halen als niemand me kan zien? Luciana zal hier langzaam doodgaan. En het enige wat ik kan doen, is toekijken.
'Darren,' fluistert ze schor. 'Ik ben bang.' Enkele harde snikken wellen op uit haar keel. 'Ik wil niet dood!'
Ik krijg geen geluid uit mijn keel. Ik knijp in haar hand.
Wacht eens...
Ik kan voelen. Ik voel haar koude hand in de mijne, voel de natte aarde onder mijn knieën. En Luciana's hand ligt niet op de grond, maar hangt in de lucht, omdat ik hem vasthoud.
Ik kan haar aanraken.
Plotseling weet ik wat ik moet doen. 'Waar is het dichtstbijzijnde huis?' vraag ik. Luciana heft moeizaam haar andere hand op en wijst. 'Twee... twee kilometer.'
'Oké, Lucia, ik weet dat dit heel erg pijn gaat doen, maar ik vraag je sterk te zijn. Ik ga je naar dat huis brengen.'
Ik verspil verder geen seconde, want ik weet dat tijd kostbaar is. Ik trek mijn jas uit en Luciana snakt naar adem als ik haar een stukje optil om mijn jas onder haar rug te schuiven en de mouwen strak om haar middel te binden. Ik hoop dat ze dan minder bloed verliest. Vervolgens schuif ik mijn armen onder haar lichaam en til haar op. Luciana slaakt een kreet, die halverwege wordt afgebroken. Haar hoofd valt slap naar achteren. Maar ik zie haar hals op en neer gaan en weet dat ze nog leeft.
Ik weet niet hoe het mogelijk is dat ik Luciana opeens kan aanraken en vasthouden. Ik weet alleen dat ik op moet schieten als ik wil dat ze blijft leven. Dus ren ik zo hard als ik kan, hopend en biddend dat Luciana blijft ademen en ik het huis niet voorbij ren. Hopend dat er iemand thuis is.
Ik merk al binnen enkele seconden dat ik dit niet kan volhouden. Luciana is te zwaar om in mijn armen te houden, ik moet haar over mijn schouder leggen. Maar dan gaat de wond waarschijnlijk nog harder bloeden. Ik overweeg om haar achter te laten en eerst hulp te halen, maar de moordenaar moet nog in de buurt zijn. Ik kan haar niet alleen laten. Ik heb geen andere keuze; ik leg haar over mijn schouder en begin dan weer te rennen. Het verbaast me dat ik zo helder kan denken. Alsof de adrenaline me alert maakt. Ik functioneer nu puur op die adrenaline, want zo hard heb ik nog nooit in mijn leven gerend. Mijn zere longen en benen verdwijnen naar de achtergrond, de adrenaline maakt me bijna gevoelloos. Ik let op de weg, terwijl ik elke seconde bang ben dat ze stopt met ademen.
Blijf ademen, Luciana! Alsjeblieft!
Ik hoor Nicks stem in mijn hoofd. 'Luciana is waarschijnlijk doodgebloed.'
Ik weet dat zelfs als ik het huis vind, Luciana weinig kans heeft. In een ziekenhuis in 2014 misschien wel, maar in deze eeuw kun je al doodgaan aan een wond in je arm. En Luciana heeft een steekwond in haar buik.
Ik duw die gedachten weg, concentreer me alleen maar op het rennen. Ik ga niet opgeven, ik moet het proberen. Ik ben hier met een reden. Ik ben hier om haar te redden en de geschiedenis te veranderen.
Na een eeuwigheid zie ik eindelijk het huis. Ik kan wel schreeuwen van opluchting, maar ik heb geen zuurstof. In plaats daarvan storm ik de oprit op en bonk met mijn elleboog op de deur. Wat als er niemand thuis is? Ik heb geen adem om te roepen dat hij op moet schieten.
Dan gaat de deur open. Even is de man met stomheid geslagen, maar hij herstelt zich binnen een seconde. 'Kom binnen.'
Ik kan hem wel om de hals vallen. Ik volg hem direct. De man veegt in één beweging wat spullen van een tafel en gebaart dat ik Luciana erop moet leggen; een keukentafel.
'Ga zitten,' zegt hij, terwijl hij zijn kasten opent op zoek naar bruikbare spullen. 'Ben jij ook gewond?'
Ik schud mijn hoofd. Nu pas merk ik hoe uitgeput ik ben. Alle kracht verdwijnt uit mijn lichaam en ik kan maar net op tijd een stoel achteruit trekken om op neer te vallen. De kamer golft om me heen, maar ik zie wel dat de man, doeken en naald en draad pakt, en hoop vlamt in me op.
'Bent u... bent u een dokter?' Ik kan het maar nauwelijks over mijn lippen krijgen, maar blijkbaar heeft hij me toch verstaan.
'Veearts,' zegt hij. 'Ik vrees dat er te weinig tijd is om een echte dokter te halen. Ze is er heel beroerd aan toe.'
Ik ben blij te horen dat hij in elk geval een soort arts is. Natuurlijk was een dokter beter geweest, maar de kans was veel groter geweest dat hij een ander beroep uitoefende en helemaal niks wist.
Ik kijk toe hoe hij mijn jas losmaakt en Luciana's jurk opensnijdt.
Plotseling voel ik een felle steek bij mijn hart. Ik snak naar adem en klap dubbel van de pijn.
'Wat is er?'
Ik wil antwoord geven, maar ik krijg geen geluid uit mijn keel. Ik zie de kamer draaien en vervagen, de kleuren worden donkerder. Opnieuw die vlammende pijn.
'Ik... ik ben zo terug.'
Ik ren struikelend naar buiten. Zodra ik over de drempel ben, houden mijn benen me niet meer en val ik op handen en knieën. Ik hijg en knijp mijn ogen dicht. De pijn trekt juist weg, als er een nieuwe stoot komt.
De schaduwen worden opeens langer en dan verdwijnt de wereld in een draaikolk van kleuren. Mijn ogen zijn open, maar ik zie alleen maar duisternis. Ik heb het ijskoud.
Wat gebeurt er?
Ik ben gewichtloos. Ik heb het gevoel dat ik zweef, maar er ondertussen iets aan me trekt. Ik word plotseling verblind door een fel licht. Het is warm, comfortabel.
Langzaam dringt het tot me door. Ik herinner me dat ik in een auto zat. Ik herinner getoeter.
Ben ik dood? Die vlammende pijn bij mijn hart... Word ik nu gereanimeerd?
Ik ben niet eens bang. Het licht is niet bepaald angstaanjagend. Sterker nog: het is aantrekkelijker dan de kou en het donker beneden. Ik voel helemaal niets meer. De uitputting en pijn zijn weg.
De gevoelloosheid wordt opnieuw verbroken door die snijdende pijn. Daardoor word ik me opeens weer bewust van mijn lichaam. De kracht die me naar beneden trekt, wordt sterker. Ik zie de afstand tussen mij en het licht groter worden. Nog een keer die vlammende pijnstoot en in een flits wordt alles zwart.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top