Hoofdstuk 12 - 1863
Ik hoor de klok beneden twaalf uur slaan en weet wat dat betekent. Het is 28 mei.
Vandaag is de laatste dag van mijn leven.
Vandaag ga ik dood.
Ik trek mijn deken over mijn hoofd en kruip er diep onder weg, alsof die een schild is tegen de buitenwereld. Tegen alles wat me wil komen halen.
Ik ben bang. Echt doodsbang. Een verlammende soort angst waardoor ik nauwelijks meer kan ademen.
'Lucia?' Ik hoor Darrens zachte stem. 'Ik ben hier.'
Ik durf nu de deken van mijn gezicht te halen en open mijn ogen. Dit keer ben ik ontzettend blij en dankbaar voor Darrens aanwezigheid in mijn kamer.
'Ik zal je niets laten overkomen,' zegt hij. 'Daarom ben ik hier. Helemaal uit 2014.'
Ik weet dat Darren me niet kan beschermen. Hij zal de moordenaar niet eens kunnen aanraken. Maar toch stelt hij me gerust. Dat is waar, ik zie iemand uit de toekomst met een reden. Het betekent dat ik niet dood mag gaan.
Het is schemerig als ik weer wakker word. Het verbaast me dat ik toch een paar uur heb kunnen slapen. Darren is er nog steeds. Hij zit in een stoel, afwezig voor zich uit te staren. Pas als ik beweeg, merkt hij dat ik wakker ben. Hij glimlacht. 'Goedemorgen.'
'Ik ben blij dat je er bent,' zeg ik. 'Ik wil vandaag niet alleen zijn.'
'Als het aan mij ligt, blijf ik de hele dag,' zegt hij.
Ik zwijg even. 'Denk je... Denk je dat hij hier helemaal kan komen? Dat hij inbreekt of dit huis in brand steekt?'
'Nee. Ik denk dat het een kwestie is van op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn. Dat er niets zal gebeuren als je binnen blijft.'
Ik weet dat Darren net zo weinig weet als ik, maar het stelt me toch gerust het uit zijn mond te horen.
'Waarom ben je me die dag gevolgd?' vraag ik dan, om mezelf even af te leiden. Maar het is een vraag die ik al lang had willen stellen. 'Ik had je toch verteld dat privacy essentieel is bij hofmakerij? Ik heb het over die middag van de picknick.'
Darren zwijgt even, alsof hij zijn woorden afweegt. 'Omdat ik zeker wil weten dat je veilig bent,' zegt hij dan.
'Bedankt, maar ik denk dat Dominic me wel kan beschermen.'
Darren haalt zijn schouders op. 'Ik wil niemand uitsluiten.'
Als zijn woorden tot me doordringen, kijk ik hem vol ongeloof aan. 'Dominic kan onmogelijk de moordenaar zijn!'
'Je hebt vast gelijk. Maar ik neem geen risico. Ik wil niet dat jou iets overkomt.'
Ik zeg niets. En ook al verdenk ik Dominic geen moment, ik begrijp hem. Sterker nog, ik word vervuld met warmte als ik hoor hoeveel Darren om me geeft.
Ik kleed me niet aan vandaag. Als Clara komt, lig ik in bed en doe ik alsof ik ziek ben. Dat geeft me het excuus om de hele dag op mijn kamer te blijven.
'Ik denk dat dit je zal opvrolijken,' zegt Clara rond het middaguur, als ze binnenkomt met een bos bloemen. Het is een enorme bos in allerlei kleuren. Er zit ook een briefje bij. Het is van Dominic. 'Omdat ik niet zelf bij je kan zijn, hoop ik dat je door deze bloemen aan me zult denken.'
'Waarom kan hij niet bij je zijn?' vraagt Darren, als Clara weg is.
'Darren! Wat zei ik nou net over privacy?'
Ik leg de bloemen op mijn bureau en denk eraan de stapel brieven op mijn bureau in mijn la te leggen. Voor het geval het Darren op verkeerde ideeën brengt.
'Liefdesbrieven?' vraagt hij geïnteresseerd. 'Dat zijn er al best veel.'
'Zes,' antwoord ik met genegenheid. Ik heb ze allemaal zeker tien keer gelezen. 'En de bloemen krijg ik omdat we elkaar vandaag niet zien. Hij wilde met me afspreken, maar ik zei dat ik niet kon. We hebben het verschoven naar morgen.'
'Hij wilde vandaag met je afspreken?' zegt Darren. De toon waarop hij dat zegt, bevalt me niet.
'Ja, maar dat zegt helemaal niks.'
'Zou hij je na afloop hebben thuisgebracht?'
'Ja.'
'Hmm.' Ik zie Darren nadenken en wou dat ik zijn gedachten kon lezen. 'Dus hij zou je niet alleen hebben gelaten in het bos?'
'Nee, dat zeg ik toch? En ik zeg ook dat het Dominic niet is.'
'Ik weet het. Ik probeer alleen te bedenken wat er gebeurd zou kunnen zijn. Misschien waren jullie uit gegaan en was er een noodgeval, waardoor hij opeens weg moest.'
'Of misschien zou hij me ten huwelijk vragen. Waarna ik 's avonds besloot om door het bos te rennen om het allemaal te laten bezinken.' Ik spreek nonsens, niemand wordt binnen een maand ten huwelijk gevraagd. Maar dat weet Darren niet.
Het is duidelijk dat deze versie hem niet bevalt, maar hij geeft toch toe. 'Dat is een mogelijkheid.'
De uren kruipen voorbij. Ik probeer afleiding te zoeken door met Darren te praten, maar heb moeite om mijn hoofd erbij te houden. Ik moet telkens denken aan wat er gebeurd zou zijn als Darren me niet had gewaarschuwd. Was ik nu al dood geweest? Zou ik op dit moment doodgaan? Of nietsvermoedend mijn laatste uren doorbrengen? De gedachte dat mijn moordenaar nu in de buurt is, blijft me overspoelen met angst. Ik heb de gordijnen dicht gelaten, zodat ik het bos niet hoef te zien. De plek waar hij nu misschien rondloopt.
Ik kruip opnieuw weg onder de dekens.
Eindelijk wordt het donker. Aan de ene kant betekent het dat de dag bijna ten einde is. Aan de andere kant is het duister het meest geschikte moment voor een moord. Dit is het moment waarop criminelen en moordenaars rondsluipen. En als het vandaag gebeurt, moet het nu gebeuren.
'Lucia,' zegt Darren alleen maar. Hij pakt mijn hand, ook al kan ik zijn aanraking niet voelen. Ik merk dat ik nat ben van het zweet. De schaduwen van de bomen op mijn gordijn zijn nog nooit zo beangstigend geweest.
Ik slaak een gil als ik iets tegen mijn raam hoor knallen. Darren en ik kijken elkaar direct aan. Ik hoor het nog een keer. Iemand gooit iets tegen mijn raam. Al het bloed is uit mijn gezicht weggetrokken en mijn vingers zijn gevoelloos, zo hard heb ik in Darrens hand geknepen. Of eigenlijk in mijn eigen hand.
'Hij is gekomen!' fluister ik met overslaande stem. 'Hij is hier! Hij gaat ons allemaal vermoorden!'
Ik heb de neiging om naar mijn moeder te rennen.
'Luciana!' Ik herken deze stem uit duizenden. Darren en ik ademen allebei tegelijkertijd uit. Het is Dominic.
Ik open mijn gordijnen. Dominic staat beneden en zwaait naar me. Ik zie eruit als een wrak, maar ben ongelooflijk blij hem te zien. Ik open het raam.
'Heb je nu misschien tijd om wat te gaan doen?' roept hij naar boven. 'Ik wil je iets geweldigs laten zien!'
Ik had hem verteld dat ik vanmiddag naar het museum ging met mevrouw Wells, mijn gouvernante, maar over vanavond had ik niks gezegd. Ik ben gevleid dat hij helemaal hierheen is gekomen.
'Niet doen,' zegt Darren dringend. 'Ik zeg niet dat Dominic de dader is, maar weet wel dat er een gevaarlijk persoon in het bos rondloopt. Hij zou jullie allebei aan kunnen vallen. Of als Dominic jou even uit het oog verliest...'
Hoe vervelend ik het ook vind, ik weet dat Darren gelijk heeft. Voor geen goud wil ik nu naar buiten. Ik moet Dominic wegsturen. Ik hoop niet dat hij het verkeerd opvat.
'Het spijt me echt ontzettend, Dominic. Maar ik ben ziek en mag het huis niet verlaten. Wat erg dat je helemaal voor niets hierheen bent gekomen. Maar we kunnen afspreken zodra ik weer beter ben.'
'Je bent ziek?' vraagt Dominic bezorgd. 'Is het ernstig?'
'Nee, alleen koorts. De dokter verwacht dat ik binnen een paar dagen weer op de been ben. Het spijt me.'
'Daar hoef je niet je excuses voor aan te bieden. Ik wil alleen maar dat je zo snel mogelijk weer beter bent. Dat open raam zal je gezondheid in elk geval geen goed doen. Mag ik morgenmiddag dan op ziekenbezoek komen?'
Ik glimlach. 'Ja, heel graag! En bedankt voor je bloemen.'
Als Dominic weg is, zit Darren zwijgend op mijn bed, met zijn rug tegen de muur. Ik ga naast hem zitten, nog altijd glimlachend. Ik vraag me af wat Dominic me wilde laten zien. Ik hoor de klok tien uur slaan. Nog maar twee uur te gaan... Mijn gedachten zijn direct weer terug bij de moord. Ik durf eindelijk te geloven dat ik deze dag ga overleven.
'Ik ben blij dat je er nog steeds bent,' zeg ik. 'Hoe kan dat? Je bent hier straks vierentwintig uur.'
Darren grijnst. 'Ik weet niet hoe het zit met dag en nacht... Maar voor de zekerheid heb ik me ook ziek gemeld vandaag.'
Ik voel opnieuw genegenheid voor hem opkomen. 'Dankjewel, Darren.' En dan, na een nieuwe stilte, vraag ik: 'Zal ik je voorlezen? Om ons af te leiden?'
Darren knikt. Ik sta op en pak een boek uit de kast. Ik ga door tot de klok opnieuw twaalf uur slaat.
29 mei.
Ik leef nog.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top