~ 4 ~

Fluitend liep Auxil de stenen schooltrap af. Hij was in een top humeur. Twee uur geleden had hij het punt voor een project dat mee telde voor zijn examen terug gekregen en hij was er uiterst tevreden over. Die acht zou mooi zijn werk doen en zijn punt opkrikken als hij het examen zelf zou verpesten. Verder had hij onwijs veel zin om met Ossan zijn nieuwe spel te gaan spelen. Het had heel lang geduurd voordat het eindelijk bij hem thuis was bezorgd, omdat het helemaal uit Amerika moest komen. Het spel was namelijk nog niet uit in Nederland, waardoor hij en Ossan misschien wel de eerste Nederlanders waren die het speelden. Des te leuker was het dat hij het nu eindelijk kon gaan bekijken en het spel zou kunnen ontdekken.

Zodra Auxil van de laatste trede af was gestapt moest hij nog een lange gang door om bij de ingang te komen. Aan weerszijden van gangpad bevonden zich vele kluisjes, allemaal in de kleur blauw. Ook Ossan had zijn kluisje hier. Nummer 136, geloofde Auxil.

Op zijn weg richting de ingang trof Auxil zijn vriend ergens anders aan dan hij had verwacht. Ossan bevond zich dicht bij zijn kluisje, zo'n meter er vandaan misschien. Hij zat echter op de grond met zijn schouder en zijn hoofd tegen de andere kluisjes aan geleund, met zijn rug naar de naderende Auxil toe.

"Ossan, wat ben je aan het doen?" vroeg Auxil zodra hij tot stilstand kwam voor Ossan.

Die keek met een glazige blik op in de ogen van zijn vriend, terwijl hij met de rug van zijn hand snel een verloren traan weg veegde. Op zijn wang zat een rood geworden afdruk van een hand, als een gevolg van de harde klap die hij had gekregen.

"Sodeju," mompelde Auxil terwijl hij zich op de grond voor Ossan neer liet ploffen. Zijn ogen stonden geschrokken en bezorgd, en keken zijn beste vriend vragend aan. "Wat is er in hemelsnaam gebeurd?"

"Arno." Het kwam er meer uit als een snik dan als een woord, maar dat was genoeg voor Auxil om het te begrijpen.

Met grote ogen vroeg hij verbluft: "Heeft Arno je in elkaar geslagen?"
Met trillende onderlip knikte Ossan, wat hem meteen naar zijn hoofd liet grijpen. "Met nog iemand," prevelde hij gekweld, waarna hij beschaamd zijn ogen neer sloeg. Dat zijn beste vriend hem in deze toestand moest zien vond hij vreselijk. Hij hield er niet van om zich van zijn kwetsbare kant te laten zien.

Auxils ogen werden zo mogelijk nog groter en zijn mond vormde zich tot een streep. "Hebben ze met zijn tweeën jou in elkaar geslagen?" Met een verbitterde uitdrukking op zijn gezicht schudde hij zijn hoofd. "De lafaards! Echt heel erg zielig, iemand met zijn tweeën in elkaar slaan. Hebben ze je heel erg bezeerd?"

Als teken van antwoord wees Ossan naar zijn hoofd, die hij langzaam van de kluisjes af liftte. "Eerst sloeg die ene jongen - niet Arno, maar die andere - me op mijn wang, daarna stompte hij me in mijn maag en toen sloeg Arno mijn hoofd tegen de kluisjes," zei hij met onstabiele stem. "Ik raakte precies de punt van een slot. Volgens mij zit er nu een wond op mijn hoofd."

Auxils ogen gleden naar het kluisje waar Ossan eerst nog met zijn hoofd tegenaan had gezeten. Er zat inderdaad een veeg bloed op het blauwe oppervlak. "Laat me eens kijken," zei Auxil.

Ossan draaide zijn hoofd zodat de rechterzijde voor Auxil zichtbaar. Die streek voorzichtig wat van de pikzwarte haren van zijn vriend aan de kant en zag in inderdaad een flinke jaap zitten.

"Zo dan," mompelde hij waarna hij de haren weer op zijn plaats streek. "Dat is niet niks. Je hebt er een flinke snee van weten te maken, vriend."

Een rare combinatie van een zucht en een kreun verlieten Ossans mond. "Het doet pijn," jammerde hij. "Niet alleen die wond, maar het voelt ook alsof er een regenbui van bakstenen op mijn hoofd dondert."

"Kun je wel fietsen? We kunnen hier niet heel de middag blijven zitten." Auxil keek Ossan hoopvol aan, met op zijn gezicht een ernstige frons.

"Ik hoop het," mompelde Ossan, terwijl hij aanstalten maakte om op te staan.

Vlug sprong Auxil overeind om Ossan een helpende hand aan te bieden.
Die nam hem dankbaar en hij werd omhoog getrokken door Auxil. "Fúck, m'n enkel!" riep hij alleen uit zodra zijn gewicht van de grond op zijn voet werd verplaatst en hij door zijn enkel zakte.

Van schrik liet Auxil de hand van zijn vriend los, waardoor die met zijn rug hard tegen de kluisjes aan botste. Als geluk bij een ongeluk was hij tenminste niet weer op de grond gevallen, dat had hem waarschijnlijk nog meer zeer gegaan.

"Je enkel?" vroeg Auxil, snel de arm van Ossan pakkend zodat die niet alsnog om zou vallen.

Kermend greep Ossan naar zijn enkel. "Ja, hij doet echt zeer. Toen Arno mijn benen onder me vandaan schopte kwam ik heel pijnlijk en ongemakkelijk neer. Verdorie!" Hij liet zijn enkel los en balde zijn handen tot vuisten, aanstalten makend om met zijn vuist tegen de kluisjes aan te slaan.

"Rustig, rustig!" Auxil wreef rustgevend over de arm van zijn vriend. "Ik help je wel naar je fiets, dan fietsen we rustig naar mijn huis toe en verzorg ik al die zere plekken van je wel." Hij sloeg zijn arm achter Ossan langs om hem zo te ondersteunen. "Kom op."

Nadat Ossan zich in zijn jas had gehesen begonnen ze aan de tocht naar de fietsen. Het moet er ongetwijfeld raar uit hebben gezien; een hele lange jongen met een grote snee in zijn hoofd en een handafdruk op zijn wang die zich strompelend richting de fietsenstalling begaf, samen met een kop kleinere jongen die hem ondersteunde. Het was dan ook niet gek dat een groepje kinderen dat nog op het schoolplein stond te kletsen het tweetal een verwonderde blik na wierp.

Het was een raadsel hoe, maar uiteindelijk slaagden Auxil en Ossan er toch in Auxils huis te bereiken. Het was ook slechts vijf minuutjes fietsen.

Auxils huis was alles behalve bescheiden te noemen. Het was groot, immens groot. Zo groot dat Ossan dacht dat zijn huis er minstens drie keer in zou passen. Het had wel iets weg van een herenhuis, maar dan veel moderner. Het gehele huis was wit gestuukt, maar het bevatte een zwart schilddak dat bestond uit glimmende dakpannen. Ook de kozijnen waren glimmend zwart en vormden zo een mooi geheel met het dak. De oprit was groot en breed, en normaal stonden er twee dure, glimmende, zwarte Porches voor de deur. Ze waren echter beide verdwenen, dus Ossan gokte dat ze in de parkeerkelder stonden. Die was er namelijk ook. Via de oprit kon je via een kleine bestrate weg naar beneden rijden, om zo de garage die onder het huis lag te bereiken. Werkelijk alles straalde uit dat de mensen die er woonden genoeg geld hadden. En dat ze van zwart-wit hielden, dat ook. Het was eerlijk gezegd niet zo Ossans stijl, maar vooralsnog zou hij het niet erg vinden om met Auxil te ruilen en in dit statige huis te gaan wonen. Het was een miljoen keer beter dan dat oude krot waar hij in woonde.

"Als jij even wacht met afstappen kan ik je zo meteen helpen," zei Auxil.
Ossan bleef rondjes op de daarvoor toch groot genoege oprit fietsen totdat zijn vriend zijn fiets in de ondergrondse garage had gezet.

Met een hoop gestuntel en gedoe lukte het Ossan af te stappen zonder te vallen en om met Auxils hulp het luxueuze huis binnen te stappen.
"Pap en mam zijn deze week weg voor de zaak, dus we hebben het rijk voor ons alleen," merkte Auxil grijnzend op, daarmee ook meteen het gemis van de auto's voor de deur verklarend.

Hij dropte Ossan neer op de ook al zwart gekleurde bank in woonkamer en vertelde zijn vriend dat hij even de eerste hulp kit in de bijkeuken ging halen.

In al de jaren dat Ossan al bevriend was met Auxil en hij na school vaak naar het huis van Auxil toe was gegaan, was hij nog altijd bang iets kapot te maken. Alles zag er gewoon zo duur, nieuw en schoon uit, dat hij er bang voor was dat beeld van luxe te verpesten door ergens een krasje op te maken of iets om te stoten.

Het duurde niet lang voordat Auxil terug was met de eerste hulp kit in zijn handen. Hij liet zich naast Ossan op de bank neerploffen, duidelijk niet bang iets te beschadigen. "Laten we eerst maar wat aan die bloederige snee doen," mompelde hij, meer tegen zichzelf dan tegen Ossan.

Auxil ging werkelijk waar helemaal op in zijn werk en deed erg zijn best. Met het puntje van zijn tong uit zijn mond stekend ontsmette hij eerst zorgvuldig de wond. Dat leverde hem overigens een verwijtende blik van Ossan op, omdat het nogal prikte. Daarna smeerde hij een zalfje waarvan hij dacht dat het wel zou helpen op de wond. Gelukkig was het maar een oppervlakkige snee, maar hij was wel heel groot, waarschijnlijk omdat Ossans hoofd via het slot naar beneden was gezakt. De wond moest dan ook worden afgeplakt met twee pleisters, omdat één gewoonweg niet groot genoeg was.

"Zou ik iets aan je wang moeten doen?" vroeg Auxil zich hardop af.

"Nee, hoeft niet," antwoordde Ossan. "Die doet toch niet zo veel pijn, alleen als ik het aanraak."

"Oké..." Auxil krabde in zijn nek. "En wat moeten we met je enkel?"

Ossan haalde zijn schouders op. "Ik weet niet," bekende hij. "Zou hij gebroken zijn?"

Bedenkelijk wreef Auxil over zijn kin. "Ik hoop voor je van niet. Misschien is hij alleen zwaar gekneusd."

Zuchtend leunde Ossan tegen de rugleuning van de bank aan. "Het doet in ieder geval verrekkes veel pijn."

Auxil dacht even na. "Ik kan Gregor wel vragen of hij ons naar het eerstehulppost wil brengen. Met de auto ben je er binnen vijf minuten," opperde hij.

Gregor was de buurman van Auxil en Ossan had hem wel eens gezien op de verjaardag van zijn vriend. Toegegeven, Ossan mocht Gregor niet zo. Het was een beetje een eigenaardige man van halverwege de veertig en hij was alleenstaand. Het gerucht ging dat dat kwam omdat hij vijf jaar geleden vreemd was gegaan en een stiekeme relatie had gehad met een vrouw van twintig. Echter, zeker weten kon niemand het, want Gregor was pas drie jaar geleden in Flevum komen wonen. Ossan vond hem maar een opschepperige patser, die enorm egoïstisch en gierig was. Hij vond het ook altijd nodig om te pronken met de rode Ferrari die hij bezat, waarmee hij regelmatig een rondje door het dorp reed. Misschien zou hij het daarom ook niet erg vinden hen naar de eerstehulppost te brengen, dan had hij immers een extra reden om zijn Ferrari te showen.

Zo gezegd, zo gedaan. Auxil had Gregor gevraagd om ze een lift te geven en die deed dat maar al te graag.

Tien minuten later zaten ze al in de wachtkamer. Daar hoefden ze niet lang te wachten, want er was slechts één persoon die ook nog geholpen moest worden.

Nadat de arts een röntgenfoto van Ossans enkel had gemaakt kregen ze te horen dat het slechts zwaar gekneusd was. Ossan hoefde dus niet in het gips, maar kreeg wel krukken mee om lopen gemakkelijker te maken. Met het de opdracht om veel rust te houden stonden ze iets meer dan een half uur later weer buiten.

"En nu?" vroeg Auxil.

"Ik moet nog boodschappen doen," herinnerde Ossan hem.
"Oja!" knikte Auxil terwijl hij zijn vinger in de lucht stak, alsof hij het zojuist zelf had bedacht. "Dan doen we dat nu meteen wel, we zijn toch in de buurt van de supermarkt."

Auxils uitspraak van dat de supermarkt dichtbij was klopte, maar ondanks dat duurde het toch lang om er te komen. Dat kwam omdat Ossan nog heel erg moest wennen aan het gebruik van de krukken en ze dus op een heel traag tempo vooruit kwamen. Dat er nog sneeuw - die gisteren was gevallen - op de stoep lag maakte het er ook niet echt makkelijker op.

Eenmaal in de supermarkt ging het ook niet fantastisch. Ossan liep constant andere mensen voor de voeten, terwijl hij juist enorm zijn best deed niet in de weg te lopen. Je kunt wel zeggen dat dat grandioos mislukte. Ossan ging zelfs met zijn kruk vol op de voet van een man gehuld in een lange, donkerblauwe jas staan.

"Sorry, meneer," verontschuldigde Ossan zichzelf snel. Er kwam echter geen reactie van de man, zelfs geen boze blik of een teken waaruit bleek dat hij pijn had. Hij bleef gewoon ongestoord naar het pak spaghetti in het rek voor hem staren.

Dan niet, dacht Ossan schouderophalend terwijl hij verder ging met een spoor van geïrriteerde blikken van mensen in de supermarkt achterlaten.

Toen hij eindelijk het een en ander had verzameld om de koelkast weer mee op te vullen konden ze afreken. Ossan graaide in zijn zakken, maar jammer genoeg was het enige wat hij daaruit kon halen een briefje van vijf euro. En hij had voor vijftien euro boodschappen gedaan. "Shit," mompelde hij, nog een keer al zijn zakken checkend op geld.

Auxil zag het gebeuren en viste zijn pinpas uit zijn jaszak. "Ik betaal wel," bood hij aan.

"Auxil, nee..."

"Dat was geen vraag, dat was een opmerking. Ik betaal," zei Auxil op een toon die geen tegenspraak duldde, waarna hij zijn pinpas in het pinapparaat stak.

Ossan rolde met zijn ogen en wilde zijn armen over elkaar slaan. Dat kon alleen niet omdat hij met die irritante krukken zat opgescheept. Hij hield er niet van als mensen voor hem betaalden. Wat dat betreft had hij toch nog iets van zijn moeder in zich zitten, want zij hield daar ook niet van. Daarom bleef ze ook zo stug volhouden dat ze zich niet aan zouden melden bij de voedselbank.

De betaling was "geslaagd" volgens het pinapparaat en Auxil pakte de twee plastic tasjes met daarin de boodschappen vast, waarna ze naar buiten liepen. De kou verwelkomde hen weer met open armen en een rilling liep over Ossans rug. Hij had eigenlijk een te dunne jas aan, maar die winterjassen waren echt belachelijk duur, waardoor hij er zich geen kon veroorloven.

"Moet je dat zien," grinnikte Auxil, wijzend naar een persoon in een blauwe Volkswagen.

Ossan volgde de richting van Auxils vinger en zag een man met gesloten ogen en zijn mond een stukje open met zijn voorhoofd tegen het stuur aan leunen. Een vlaag van herkenning ging door Ossan heen. Het was dezelfde man op wiens voet hij met de kruk had gestaan.

"Hij ligt gewoon te slapen," lachte Auxil. "Zullen we op zijn raam kloppen?"

Grijnzend schudde Ossan zijn hoofd. "Laat die man nou eens genieten van zijn middagdutje."

Lachend liepen ze verder, op weg naar Ossans huis. Daar deden ze snel de boodschappen in de koelkast, zonder dat iemand het merkte, want er was niemand thuis.

Toen al het eten in de koelkast stond gingen ze alweer op weg, deze keer naar Auxils huis. Konden ze eindelijk dat nieuwe spel spelen. Daar zaten ze immers al de hele dag op te wachten.

- - - - - - - - - - - - - -

A/N
Ik ben me ervan bewust dat er in dit hoofdstuk niet echt veel gebeurd. Sorry daarvoor. Maar hé, we hebben wel Auxil een beetje beter leren kennen!
Er is trouwens een nieuwe cover voor dit verhaal. (Je kunt hem vinden in de media.) Laat me weten wat jullie er van vinden, en vergeet vooral niet te stemmen als je dit hoofdstuk leuk vond!
Oja, nog iets. Ik ga morgen op vakantie en ik weet niet in hoeverre de Wi-Fi zal werken, als het er al is. Er is dus een mogelijkheid dat ik niet zal kunnen updaten, maar dan zullen die updates sowieso ingehaald worden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top