~ 3 ~
"Au! Wat nu weer?!" Gepijnigd wreef Ossan over zijn voorhoofd en kwam hij tot de conclusie dat hij tegen de nog gesloten deur aan was gelopen en zo een onbewuste poging had gedaan deze uit de muur te rammen. Dat gebeurde nu iedere keer. Hij zond de grijze, houten deur een verwijtende blik toe. Irritant ding, het stond ook altijd in de weg 's ochtends.
Mopperend liep hij verder de keuken in en wat hij daar aantrof maakte zijn humeur nog slechter. Er was gewoon helemaal niets opgeruimd van wat er gisteravond was gebeurd. Eigenlijk had Ossan gedacht dat zijn broertje of zijn moeder de rommel nog wel opgeruimd zou hebben, maar nee dus. Ze hadden het lekker laten liggen zodat hij het alsnog zelf kon doen. Het enige wat er gedaan was, was dat de pan met daarin de pannenkoekenmix verdwenen was en waarschijnlijk in de koelkast was gezet.
Nog erger mopperend dan hij eerst deed slofte hij naar de garage, waarbij hij alweer bijna tegen de deur van keuken aan liep. Het was duidelijk dat hij nog half in de slaap-modus zat.
Zodra hij een stoffer en blik had gevonden begaf hij zich gapend weer richting de keuken. Hij was echt nog heel erg moe. Niet dat dat gek was, hij had waarschijnlijk maar rond de vijf uur in zijn bed gelegen. Daar kon hij echter niet geheel zeker over zijn. Op de zondagavonden verloor hij na twee uur lang een skelet te zijn geweest zijn bewustzijn. Ossan wist niet wat er daarna met hem gebeurde, maar hij vermoedde dat hij op dat moment weer terugveranderde en onbewust weer op weg ging naar huis. Een beetje te vergelijken met een slaapwandelaar, dacht hij. En het viel ook te hopen dat hij in die toestand er wel aan dacht zijn kleren weer aan te trekken. Stel je voor wat mensen wel niet zouden denken op het moment dat ze na twee uur 's nachts iemand naakt, maar met zijn kleren onder zijn arm, over straat zouden zien lopen. Ze zouden vast denken dat hij helemaal geschuffeld is.
Zuchtend liet Ossan zich in kleermakerszit op de keukenvloer neer ploffen. Om hem heen begon hij de poedersuiker die de grond wit kleurde op te vegen.
Na vijf minuten vegen was hij nog niet klaar. Al het poedersuiker lag verspreid over de gehele keuken en wat Ossan op veegde, bleef aan de borstel van de veger plakken.
Op het moment dat Ossan bijna klaar was kwam de volgende irritatiebron aan zetten. "Ik zit te wachten op mijn ontbijt!" klonk er van boven.
Ossan snoof overdreven hard, hopend dat zijn moeder het ook zou horen. "Jaja, ik ben nog bezig met Arno's troep opruimen, aangezien jullie beiden te lui zijn geweest om het op te ruimen zodra ik weg was!" schreeuwde Ossan terug, maar al te goed beseffend dat hij zijn broertje daar ook mee zou irriteren.
"Het was ook jouw taak!" werd er terug geroepen door Patricia. "En nu maken dat je opschiet!"
Ossan rolde met zijn ogen. Zijn moeder werkte hem op de zenuwen en was misschien wel de meest belangrijke factor die bijdroeg aan zijn slechte humeur. "Je wacht maar tot ik klaar ben met opruimen!"
Er klonk nog een diepe zucht van boven, maar Ossan besloot het verder maar te negeren. Eerst moest hij die zooi opruimen. Zijn eerste lesuur zou immers over drie kwartier beginnen en de school zou zo gemeen zijn niet te wachten totdat hij er ook was. Eigenlijk was het ongehoord. Een jongen die dezelfde nacht nog in een skelet was veranderd zou op zijn minst de eerste twee uur verlof mogen hebben om uit te kunnen slapen.
Zodra de poedersuiker eindelijk in de prullenbak was beland moest ook de koekenpan nog schoon worden gemaakt. Een hels karwei, was het. De ene helft van de pannenkoek was al in zijn geheel tot as vergaan, maar de andere helft zat nog vastgebrand aan de koekenpan. Ossan moest dat er dus eerst met een vork van de bodem af schrapen voordat hij de pan schoon kon maken. Nadat dit gebeurd was maakte hij snel met een nat stukje keukenpapier de pan schoon, om het daarna naast de wasbak te zetten. Hij zou het vanavond nog wel verder afwassen, samen met stapel vieze vaat die zich dan toch al weer op het aanrecht had opgehoogd.
Vermoeid haalde Ossan een hand door zijn haren. Wat nu? Oja, ontbijt voor mevrouw de commandant Patricia.
Ossan moest even denken. Het was maandag. Dat betekende een boterham met kipfilet en een glas sinaasappelsap. En vooral niet te vergeten sinaasappelsap zonder vruchtvlees, want anders lustte moeder het niet. Over veeleisend gesproken.
Ossan pakte een schoon bord uit het keukenkastje boven hem en toverde uit een ander kastje ook nog een boterham. Nu maar hopen dat er nog kipfilet en sinaasappelsap was, want hij had het weekend niet de kans gevonden boodschappen te doen.
De koelkast werd geopend en de inhoud ervan verraste Ossan onaangenaam. Een leegte gaapte hem aan.
Ossan wist niet hoe dat kon. Hij wist zeker dat hij gisteren - toen hij de melk ging pakken voor de pannenkoeken - er nog minstens één ding in de koelkast had gelegen. En daarbij, de pan met pannenkoekenmix had er ook in moeten staan.
Bijtend op de binnenkant van zijn wang sloot Ossan de koelkast. Dat werd dan maar een glas water en iets anders op het brood van zijn moeder. Geweldige timing weer, net na een knallende ruzie. Zijn moeder zou er niet echt blijer en aardiger op worden.
Even later liep Ossan met een dienblad naar boven.
Zijn moeder fronste zodra ze het dienblad met daarop een boterham besmeerd met chocoladepasta en een glas water zag. "Dat is niet mijn gebruikelijke ontbijt op maandag," klaagde ze direct, zoals Ossan al weg gedacht had. "Ik wil een boterham met kipfilet en..."
Ossan hief geërgerd zijn hand op om zijn moeder tot stilte te manen. "Weet ik, weet ik. De koelkast is op mysterieuze wijze helemaal leeg, dus dat kan ik je nu even niet geven."
"Wat nou op mysterieuze wijze leeg," bromde zijn moeder. "Vergeten boodschappen te doen bedoel je." Hoofdschuddend stak ze toch maar de boterham met pasta in haar mond en begon ze te kauwen, een teken voor Ossan dat het wel goed was. Snel maakte hij zich uit de benen, voordat zijn moeder verder kon gaan met klagen en iets anders op haar brood eiste.
Hij wierp een blik op de klok in de overloop en die bezorgde hem meteen in een hevige eerstegraads-stress. Dat opruimen en het klaarmaken van zijn moeders brood had langer geduurd dan gepland, waardoor hij nu nog maar een kwartier had om zelf te eten, zijn haren te fatsoeneren, zijn tanden te poetsen en zijn tas in te pakken. Dat werd opschieten, heel erg opschieten.
- - - - - - - - - - - - - -
Tijd kon zo lang duren. En dan vooral tijdens lesuren van meneer Wagenmaker van wiskunde. De vreselijke man legde onduidelijk en op monotone toon, zonder enthousiasme, uit hoe je een of andere lastige formule correct uit kon werken.
Ossans ogen waren gevestigd op de secondewijzer van de klok in het klaslokaal. Het leek haast alsof dat ding kapot was; het kon nooit kloppen dat de wijzer maar iedere tien seconden leek te verplaatsen, in plaats van iedere seconde.
Zijn ogen maakten zich pas los van de klok op het moment dat er tegen zijn arm aan werd gepord. Vragend keek hij opzij naar zijn vriend, Auxil.
"Kom je vanmiddag mee naar mij thuis? Ik heb eindelijk dat nieuwe spel voor op de PlayStation binnengekregen," fluisterde die, zacht genoeg zodat de leraar het niet kon horen. "Gisterenavond was hij er. Ik dacht dat het wel leuk was om hem samen voor het eerst te spelen."
Ossan knikte enthousiast. "Ja, is goed. Ik zit er toch niet op te wachten om nu thuis te zitten. Ik heb gisteren ruzie gehad met mam én met Arno."
Auxil trok een wenkbrauw op en keek zijn beste vriend vragend aan, maar Ossan schudde zijn hoofd om aan te geven dat hij het er niet over wilde hebben.
"Ik moet wel nog naar de supermarkt," herinnerde Ossan zich. "Al het eten in de koelkast was op een of andere manier verdwenen vanmorgen."
Auxil grinnikte hoofdschuddend. "Allemaal door je broertje opgegeten, misschien?"
Ossan schudde zijn hoofd. "Nee, of hij moet al de vleeswaren, boter, een pak melk en een fles sinaasappelsap in zijn eentje 's avonds hebben opgemaakt, maar dat lijkt me nogal sterk."
"Dan gaan we na school even langs de supermarkt," zei Auxil terwijl hij zijn schouders ophaalde. "Dan droppen we het even af bij jou thuis en gaan we daarna naar mij."
Bevestigend knikte Ossan en op dat moment weerklonk eindelijk het verlossende geluid van de bel door de school, die het einde van het zevende uur en dus de schooldag van Ossan en Auxil aangaf.
Ossan propte zijn boeken in zijn tas en hees vervolgens de rugzak over zijn schouders. "Zie ik jou beneden?" vroeg hij Auxil zodra ze het lokaal uit liepen.
"Jo!" antwoordde die, waarna hij links af sloeg richting de trap.
Ossan liep richting rechts en nam de trap naar beneden. Auxil had zijn kluisje op de tweede verdieping, terwijl die van Ossan zich op de begane grond bevond.
Zodra hij zijn kluisje had bereikt zag hij dat er een breed iemand tegen aan stond geleund. De persoon stond met iemand anders te praten, maar deze was niet goed zichtbaar.
Ossan kuchte een keer. "Zou ik er even bij mogen?"
De persoon draaide zich om en keek Ossan strak aan. Ook de andere persoon werd hierdoor zichtbaar en Ossan was verrast zodra hij zag wie het was.
"Is dit hem, Arno?" vroeg de brede persoon aan degene die achter hem stond.
"Ja," luidde het antwoord van Ossans broertje.
De brede persoon lachte luid. "Dit is het?" Hij greep Ossans arm vast en liet zijn ogen over het lichaam van de lange jongen voor hem glijden. "Dít is jouw broer? Wat een lange slungel, man. Spiermassa van niets."
"Pardon?" vroeg Ossan verontwaardigd. "Dat zeg je niet..."
Ossan werd halverwege zijn zin gestopt door een hand die hem een klap tegen zijn wang aan gaf. "Houd je bek, slappe zak," werd hem er toegesnauwd door de stevige jongen.
Snel zette Ossan een stap achteruit, en daarna nog één en nog één. Bij de volgende stap die hij echter wilde zetten botste hij tegen iets aan. Zodra hij achter zich keek dat hij dat hij was aangebotst tegen Arno, die zich blijkbaar snel had verplaatst en achter hem was gaan staan.
"Waar gaan we heen?" siste hij in het oor van zijn oudere broer. Ruw duwde hij Ossan weer terug in de armen van de stevigere jongen.
"Hola!" riep deze met een geniepig lachje op zijn gezicht uit. "Gezellig hoor."
Ossan duwde zichzelf snel weg van de jongen, maar zodra hij goed en wel weer op zijn benen stond zag hij een vuist op hem af komen. Hij probeerde nog aan de kant te springen, maar de twee armen van zijn broertje hielden hem op zijn plaats.
Een enorme stomp in zijn maag volgde. Kreunend zakte Ossan door zijn benen en viel hij hard op de grond.
Arno hurkte naast hen neer. "Gaan we er bij zitten?" vroeg hij zijn broer. Die zond hem een vernietigende blik toe maar wist geen woorden uit zijn mond te krijgen.
Terwijl hij op stond greep Arno zijn broer vast aan zijn haren en trok hij hem mee omhoog. "Laat me het even heel duidelijk maken," siste hij terwijl hij Ossan nog een extra keer hard aan zijn haren trok. "Ik ben geen leugenaar. En zodra jij ook nog maar één keer mij vals beschuldigd van iets, zal er je niet veel goeds overkomen."
Vervolgens schopte hij Ossans benen onder zijn lichaam vandaan en sloeg hij het hoofd van zijn broer met een harde klap tegen de kluisjes naast hen aan.
Tranen sprongen Ossan in de ogen en maakten zijn zicht wazig. Hij zag Arno en de andere jongen als twee vage vlekken die zich omdraaiden en weg liepen, hem als een zielig hoopje achterlatend.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top