7. Origineel cadeau

'Hoe kan het dat jij zo goed Frans kan?' vraag ik als Isaac na school met mij mee naar de bus loopt. Tijdens Frans heeft hij alle vertalingen uit zijn hoofd gedaan en een heel gesprek gevoerd met professeur Fontaine over baguettes of zo. Het is wel duidelijk dat Fontaine een nieuwe lievelingsleerling heeft. Misschien is het toch niet zo erg om met Isaac samen te werken.

'Mijn vader is Frans,' zegt hij in antwoord op mijn vraag. Vandaar de Franse schoenen dus. 'Mijn moeder heeft gestudeerd in Frankrijk en zo zijn ze elkaar tegengekomen.'

Ik weet niet eens hoe mijn ouders elkaar hebben leren kennen. Daar hield ik me vroeger niet echt mee bezig. En nu vraag ik er niet meer na.

'Je ziet er ook best Frans uit,' zeg ik. 'Echt alles aan jou ziet er Frans uit.'

Ik bijt op mijn lip - voordat ik nog meer domme dingen ga zeggen - en kijk weg. Niet de bedoeling. Ik heb echt een sociale achterstand.

Isaac lacht. 'Alles?'

Gelukkig komt op dat moment de bus eraan en ik stap snel in om de blos op mijn wangen te verbergen. Ik ga op de plek zitten waar Mirren en ik altijd zitten en Isaac gaat naast mij zitten. Voordat Isaac verder in kan gaan op mijn opmerking, verander ik snel van onderwerp. 'Wat is dat eigenlijk voor een armbandje?'

Isaac friemelt even aan het zwarte bandje om zijn pols. Het is me opgevallen dat hij het gisteren ook al omhad. Het is een van de enige dingen die er niet Frans uitzien. Het past niet heel erg bij zijn kledingstijl, maar het lijkt op iets wat voor hem van waarde is en daardoor past het juist weer wel bij hem.

'Die heb ik gekregen van Alice. Mijn vriendin.'

'O.' Zijn vriendin. Oké.

Isaac kijkt me even vanonder zijn donkerblonde haren aan. Zijn plotselinge onzekerheid straalt ook iets schattigs uit. 'Het is suf, hè?'

'Nee, nee,' zeg ik snel. 'Het is... lief,' vervolg ik met een geforceerde glimlach. Ik weet niet waarom het zoveel moeite kost om het geloofwaardig te laten klinken. Ik bedoel, het is toch lief van zijn vriendin? Zijn vriendin.

Ik weet niet meer wat ik moet zeggen en kijk ongemakkelijk uit het raampje. In de weerspiegeling zie ik dat Isaac zich ook geen houding weet te geven. We zeggen beide een tijdje niets, totdat Isaac zich ineens iets lijkt te herinneren. Hij pakt zijn tas en stoot mij aan. 'Ik had nog iets wat volgens mij van jou is,' zegt hij, terwijl hij in zijn tas rommelt. 'Ah, hebbes.' Tot mijn grote verbazing haalt hij een boekje uit zijn tas. Mijn boekje.

Verschrikt gris ik het notitieboekje uit zijn handen. 'Hoe kom je hieraan? En hoe wist je dat het van mij was?'

Isaac gaat met zijn hand door zijn perfecte haar. 'Je naam staat erin.'

Ik ben echt de stomste persoon op aarde.

'Heb je erin gelezen?' Alsjeblieft niet. Alsjeblieft niet. Alsjeblieft niet.

'Nee.'

Ik bestudeer zijn gezicht, maar hij lijkt het te menen. Hij kijkt me recht in mij ogen aan met de meest oprechte blik die ik ooit heb gezien.

'Ik wilde het eerst wel, uit nieuwsgierigheid,' geeft hij toe. 'Maar die waarschuwing op de eerste bladzijde beloofde niet veel goeds,' voegt hij er grijnzend aan toe.

Nogmaals, ik ben echt de stomste persoon op aarde.

Alhoewel, daardoor heeft hij het niet gelezen, dus het is wel ergens goed voor.

'Dus je hebt het echt niet gelezen? Je hebt echt niet de eerste bladzijde omgeslagen?' Ik heb zekerheid nodig. Ik moet mijn spullen echt beter bijhouden. Ik kan wel door de grond zakken van schaamte.

'Nee, echt niet,' zegt Isaac lachend. 'Ik bedoel, zoutzuur? Serieus?'

Het lukt mij niet om terug te lachen en hij merkt het. 'Nee, maar serieus. Ik snap heel goed dat die waarschuwing er voor een reden staat. Het notitieboekje moet vast belangrijk zijn voor jou en dat respecteer ik.'

Weer bestudeer ik zijn gezicht. En weer die oprechte blik. Ik voel mezelf al wat rustiger worden en ik ontspan.

'Dank je.'

'Geen probleem.'

De rest van de rit zit ik met mijn oortjes in en wisselen we geen woorden meer uit. Ik vraag me af of ik ongeïnteresseerd en onvriendelijk overkom. Ach ja, ik heb mijn eerste indruk toch al verpest. Zoals altijd bij iedereen. De enige mensen die dat begrijpen zijn Mirren en Jeffrey. En mijn vader ook wel een beetje. Volgens mij hebben mijn broer en ik die sociale achterstand van hem.

Na een tijdje komt de bus tot stilstand. Isaac, ik en de rest van de mensen die in het dorp wonen, stappen uit. Ik stop mijn oortjes in mijn tas en zie Isaac aarzelend naar mij toe lopen. Ik doe alsof ik hem niet zie aan komen lopen en houd me druk bezig met mijn oortjes.

Isaac kucht even. Ik kijk op. Isaac kijkt me onzeker aan. 'Ik eh, dan zie ik je morgen weer op school.'

Ik knik. 'Tot morgen.'

In gedachten verzonken loop ik het laatste stukje naar huis. Het is niet ver vanaf de bushalte naar mijn huis. Ik loop langs het cafeetje waar het altijd gezellig vol zit, langs de supermarkt en even later zie ik Jeffrey onder de appelboom bij ons huis zitten. Ik zwaai naar hem en hij zwaait glimlachend terug. Op zijn schoot ligt een schetsboek en hij concentreert zich op een dood vogeltje dat iets verderop op straat ligt. Arm beest.

'Ik ben thuis!' roep ik wanneer ik binnenkom. Ik gooi mijn sleutels op tafel en hang mijn jas op. Boven hoor ik wat gerommel, gevolgd door iets wat op de grond valt en luid gevloek. Even later staat mijn vader bovenaan de trap.

'Hoi, lieverd. Hoe was het op school?'

'Moet ik een eerlijk antwoord geven?'

Mijn vader denkt even na. 'Nee, doe maar niet. We moeten een normaal gezin worden, weet je nog?'

'Oké, dan', zeg ik. 'Het was leuk. Ik heb veel dingen geleerd en nieuwe mensen leren kennen.'

Dat laatste is eigenlijk niet helemaal gelogen. Ik ben voor het eerst in een paar jaar met iemand anders dan Mirren naar huis gereden. Er zitten maar een paar mensen van het dorp bij mij op school en eigenlijk is er vanaf dag één al een opstelling gemaakt van wie er met wie in de bus zit. Als Mirren er niet is, zit ik alleen. Het is een ongeschreven regel.

'Fijn,' zegt mijn vader. 'En vergeet de picknick zondag niet.'

Ik rol met m'n ogen. 'Nee, hoor. Ik kijk ernaar uit.'

Glimlachend plof ik neer op de bank. Het is fijn dat er al een wat minder deprimerende sfeer in huis hangt. Mijn vader probeert dit gezin 'normaal' te maken en Jeffrey is zijn kamer uitgegaan en is buiten gaan tekenen. Oké, hij tekent een dode vogel met nog steeds alleen de kleuren zwart en grijs, maar het is een hele stap. Misschien omdat hij bijna jarig is. Hoewel hij nooit zo uitgebreid zijn verjaardag viert, vindt hij het volgens mij wel altijd leuk. Misschien moet ik maar eens cadeau gaan kopen.

Blij dat ik iets nuttigs kan doen, sta ik op en pak ik mijn portemonnee. Ik trek mijn jas aan en stap op mijn fiets.

Ik zou naar de stad kunnen gaan, maar dan moet ik weer helemaal met de bus. Niet zo veel zin in. Bovendien is het dan al donker als ik thuiskom. Dan maar weer een fles terpentine zoals elk jaar.

Ik laat mijn fiets tegen de muur van de verfwinkel steunen en snuif de verfgeur op wanneer ik binnenloop. Greg staat achter de toonbank een paar spullen in een doos te doen en begroet me vrolijk. Ik steek glimlachend mijn hand op en loop rechtstreeks naar de terpentine.

'Weer hetzelfde cadeau voor Jeff?' vraagt Greg.

'Erg origineel, ik weet het,' zeg ik sarcastisch. Lachend zet ik de terpentine op de toonbank en ik pak nog een tube verf uit de schap. 'Doe deze er ook nog maar bij.'

Greg knikt en pakt de tube aan. 'Weet je, je moet maar zo denken, ik ken niemand die zijn broer terpentine voor zijn verjaardag geeft, dus in die zin is het redelijk origineel.' Hij knipoogt. 'Nou, dat is dan twee euro vijftig.'

'Volgens mij heb je de verf er niet bij geteld.' De prijzen ken ik ondertussen wel uit mijn hoofd.

'Ik kan volgend weekend niet komen. Zeg maar dat het ook een cadeautje van mij was,' zegt Greg knipogend, alweer.

Lachend schud ik mijn hoofd en stop ik de cadeautjes in mijn tas. 'Bedankt, Greg,' zeg ik en ik loop het winkeltje uit.

Ik heb dit hoofdstuk maar half overgelezen, want het is laat en ik word afgeleid door internet, oeps. Excuses. Bye.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top