1.2

Mijn droom vervaagt en al snel merk ik dat het al ochtend is. Wat die droom te betekenen had? Geen idee maar het leek me geen prettige ervaring.

Het vroege zonnetje staat nog niet erg hoog aan de hemel, maar toch sta ik op. Ik kijk naar de zee, vloed en eb spelen hier blijkbaar niet zo'n rol want het water is nog steeds op dezelfde plek.

Als ik om me heen kijk zie ik dat iemand met haar rug naar me toegekeerd op een rots in de branding zit. Een persoon! Misschien zit ik hier toch niet zo afgelegen als ik dacht. 'Hé.' roep ik naar het meisje.

Ze schrikt en springt in het water, heel even zie ik een flikkering van blauwe schubben maar ik zal het me wel verbeeld hebben.

Ik staar naar de zee en wacht tot het meisje weer bovenkomt. Alleen ze komt niet meer boven. Ik ren zo snel als ik kan de zee in, straks verdrinkt ze nog!

Maar ze is weg, helemaal weg, gewoon foetsie. Vreemd. Ik zwem weer terug naar het strand en begin aan mijn niet zo normale dagelijkse routine. Ik ben hier pas een dag maar toch heb ik al een dagelijkse routine ontwikkeld. Wat heb ik eigenlijk gedaan voor ik hier kwam? Ik kan me niets meer herinneren, zelfs mijn eigen naam niet. Hoe zie ik er eigenlijk uit? Ik moet toch maar eens even in het meertje gaan kijken.

Op mijn weg kom ik een bananenboom tegen. Ik pluk de bananen. Ik ben blij dat het geen kokosnoten zijn, scheelt me een hoop moeite.

Als ik bij het meertje aankom durf ik eigenlijk niet te kijken. Wil ik wel weten hoe ik eruit zie? Ik twijfel maar besluit uiteindelijk toch te kijken.

Een meisje met oceaanblauwe ogen van zo'n 15 à 16 staart me aan. Ze heeft verwilderd bruin haar en vegen op haar gezicht. Dan realiseer ik me dat het meisje wat me aanstaart geen ander meisje is maar dat ik het ben. Ben ik dat? Ik ben zowel geschrokken als verwonderd. Ik ben best knap, al zeg ik het zelf. Maar ik ben zo ontzettend vies, hoe kan het dat ik dat niet gemerkt heb?

Ik aarzel geen moment en spring meteen in het schone water van het meertje. Ik was mezelf grondig en pas als ik er zeker van ben dat ik schoon ben klim ik er weer uit.

Ik kijk naar mezelf, ik zie nu hetzelfde meisje als daarnet maar dan een heel stuk schoner. Tevreden met mezelf ga ik weer terug, met de tros bananen.

Eenmaal op het strand besluit ik mijn dag maar weer eens uit te zitten met zwemmen. En daarna slapen. Zo doe ik dit dag na dag, tot ik mijn besef van tijd kwijt ben geraakt. Ik weet niet hoelang ik hier al zit, weken? Maanden? Dagen?

En ik heb het meisje dat op de rots zat nog steeds niet teruggezien, niemand trouwens. Tot op een dag als ik ineens iemand zie zwemmen. Dit keer besluit ik verstandig om niet naar haar te roepen maar gewoon rustig naar haar toe te zwemmen zodat ze me dit keer niet opmerkt en ook niet wegzwemt.

Ik zwem zoveel mogelijk onderwater, ik kan toch zien. Als ik het meisje eenmaal benaderd heb zwem ik boven water, ze ziet me nog niet. Mooi zo.

'Hey.' zeg ik, hopend dat ze deze keer niet wegzwemt. Ze draait zich om en kijkt me met angstige ogen aan. 'Ik doe je niks hoor.' zeg ik quasi-beledigd. 'Ik wil alleen even vragen waar ik ben, ik zit hier al heel lang in m'n eentje en ik heb geen idee wat deze plek is.' vraag ik, afwachtend of ze me nog gaat antwoorden.

Het blijft een hele tijd stil, maar dan begint het meisje te praten. 'Dit is Valeria, maar als je het niet kent, kom je dan wel van hier?' vraagt ze verlegen. 'Ik weet niet waar ik vandaan kom, toen ik wakker werd op dit eiland.' Ik gebaar naar het eiland. 'Was ik al mijn herinneringen kwijt.'

'Wat erg voor je! Ik hoop dat je je snel iets herinnert en terug kan naar waar je vandaan komt. Tot die tijd, mijn naam is Venna.' zegt het meisje, Venna.

'Ik weet niet hoe ik heet, ook dat is met mijn herinneringen verloren gegaan.'

Het voelde goed om eindelijk weer eens tegen iemand anders dan mezelf te praten. 'Weet je, ik zou je kunnen helpen. Nou ja, niet ik maar een van mijn vrienden.' zegt ze terwijl ze naar de zee staart. 'Dat zou geweldig zijn, ik wist niet dat hier nog meer mensen waren. Wanneer kan ik ze ontmoeten?' vroeg ik haar. Ze keek me raar aan. 'Mensen? Wat zijn dat?'

'Tja, wat jij en ik zijn hè?' zeg ik verbaasd dat ze dat niet weet, waarschijnlijk maakt ze gewoon een grapje. 'Ik ben geen mens.' zegt ze, ze tilt haar benen, althans waar haar benen horen te zitten boven water, ze heeft een staart.

'J-je bent een zeemeermin?' vraag ik verbaasd. 'Ja, dat is toch heel normaal?'

Ze kijkt naar me. Ik til een been bovenwater. 'Ik weet niet veel meer van waar ik vandaan kom maar ik weet wel dat zeemeerminnen er niet normaal zijn en mensen wel.'

'Vreemd, dan zal je het hier lastig krijgen, dit is een van de weinige stukken land in deze wereld.'

Venna kijkt me verbaasd aan. Ze zet grote ogen op. 'Hoe oud ben je?' vraagt ze nieuwsgierig. Weer iets wat ik niet weet. 'Ik weet het niet.' zeg ik daarom simpelweg. Venna kijkt alsof er net iets tot haar doorgedrongen is. 'Er is een mythe over een persoon die ons meermensen zal verlossen, er is gezegd dat die persoon aan zal komen met benen en zal veranderen in een meermin op haar 16e verjaardag. '

Ze kijkt me onderzoekend aan. 'Misschien ben ik nog geen 16.' zeg ik hoopvol. 'Ik hoop het voor je. Ik zal morgen terugkomen met mijn vrienden, misschien kunnen ze je helpen.' zegt ze voordat ze wegzwemt.

Ik bewonder haar prachtige blauwe schubben die glanzen in het zonlicht als ze met onmenselijke snelheid wegzwemt. Logisch, ze is geen mens.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top