➵ hoofdstuk 6
'Ik zal er even heen gaan,' zei ik, terwijl ik me langs Lyraesel wrong om achter de tafel uit te komen. Ze besloot haar benen in te trekken, zodat ik er langs kon.
'Wat ga je tegen hem zeggen dan?' Vroeg Afina. Ik haalde nonchalant mijn schouders op.
'Ik ga hem laten weten dat we hier zitten,' antwoordde ik, terwijl ik richting Gandalf liep. Lyraesel, Afina en Alátariël volgde me met hun blikken. Gandalf zat nog steeds aan de kop van de tafel. Hij nam.kleine hapjes van het brood dat nog op zijn bord lag. Ik liep stilletjes naar de stoel waar Thorin op had gezeten. Ik schoof deze naar achteren en nam plaats.
'Gandalf!' Zei ik opgewekt. Hij keek op van zijn bord. Een kleine glimlach sierde zijn lippen.
'Mevrouw Tîwenle,' grijnsde hij. 'Wat is het goed om jou weer te zien!'
'Je weet dat je me gewoon Valaina mag noemen,' zei ik. Gandalf boog zich wat voorover en knikte.
'Ja, dat klopt,' mompelde hij. 'Mijn fout.' Ik lachte zachtjes, terwijl ik het eten van Thorin wat aan de kant schoof.
'Ik ben hier samen met Afina, Alátariël en Lyraesel,' deelde ik mee. 'We zitten daar.' Ik wees naar de tafel in de hoek. Gandalf draaide zich een kwartslag om op zijn stoel en keek hun kant op. De drie Elfen zwaaiden vriendelijk naar hem.
'Dat had ik al opgemerkt ja,' zei Gandalf, terwijl hij recht ging zitten. 'En ik heb ook gemerkt dat jullie behoorlijk nieuwsgierig zijn.' Gandalf keek mij plotseling erg streng aan. Ik schoof mijn stoel nog wat naar achteren.
'Nieuwsgierig?' Vroeg ik zo verbaasd mogelijk. 'Ik zou niet weten waar je het over hebt.'
'Valaina,' sprak hij streng. 'Je weet dat ik niet zo van luistervinken houd.' Ik zuchtte diep.
'Het ging per ongelijk.' Ik staarde naar de tafel en draaide rondjes met mijn vingers op het hout. Ik voelde me plots enorm schuldig. Het was niet een keer in mij opgekomen dat het misschien wel zaken waren die mij niks aangingen.
'Het spijt me,' mompelde ik. 'Wij zien gewoon niet vaak Dwergen. We waren gewoon nieuwsgierig.' Gandalf leunde wat achterover en tikte met zijn lange vingers op de tafel.
'Maar nu we het toch al voor een deel weten,' ging ik verder. 'Zou je het misschien aan ons uit kunnen leggen?' Gandalf zweeg. Hij keek kort opzij naar de andere Elfen. Ze stonden een voor een op en liepen naar deze tafel. Ze schoven alle drie een stoel naar achteren en namen plaats. Afina en Alátariël aan de ene kant en Lyraesel aan de andere kant.
'Nou nou,' sprak Gandalf met een grijs. 'Alátariël, Afina en Lyraesel. Wat leuk!' Alátariël glimlachte breed naar hem.
'Dat is lang geleden,' zei ze.
'Dat kun je wel zeggen ja,' giechelde Lyraesel. 'Hoe gaat het met je?' Gandalf schoof zijn bord aan de kant en vlocht zijn handen samen.
'Alles gaat goed.' Afina legde een hand onder haar hoofd en staarde Gandalf glimlachend aan.
'Jij hebt het druk gehad,' grijnsde ze. Gandalf knikte. Hij haalde zijn handen al weer van elkaar af en legde ze naast zich neer op de tafel.
'Ja,' mompelde hij. 'En dat hebben jullie zo net allemaal afgeluisterd.' Gandalf keek ons streng aan. Alátariël liet haar hoofd hangen. Afina keek beschaamd weg en tikte zenuwachtig met haar vingers op de tafel. Lyraesel zat doodstil op haar stoel. Ze leek wel van steen.
'Viel dat zo erg op?' Vroeg Alátariël beteuterd.
'Ja,' antwoordde Gandalf. 'Jullie weten hoe ik over nieuwsgierige mensen denk! Een beetje nieuwsgierigheid Is goed, maar sommige zaken zijn niet voor jullie oren bedoeld!' Gandalf leek geïrriteerd. Hij had ons dit al zo vaak duidelijk gemaakt. We hadden wel vaker gesprekken van hem afgeluisterd. Meestal was hij dan in gesprek met Elrond over iets belangrijks in Midden-Aarde. 'Jullie lijken altijd in de buurt te zijn als er iets belangrijks besproken wordt,' had Elrond ooit gezegd. 'Alsof het jullie aantrekt.'
'Sorry!' Riep Afina uit. 'We kunnen er echt niks aan doen! We zien gewoon niet vaak Dwergen en we vroegen ons af waarom hij hier was.'
'Dat week ik,' zei Gandalf bedeesd. 'En ik wil het jullie ook uitleggen nu jullie het toch al gehoord hebben. Wat ik nu ga bespreken, had ik nooit besproken als jullie ons niet hadden afgeluisterd. Het is van uiterst belang dat jullie je mond hier over houden.' We keken elkaar kort aan. Mijn blik ging via Afina, naar Lyraesel en hij stopte bij Alátariël.
'Afgesproken,' zei ik kort.
'Goed,' zei Gandalf, terwijl hij recht op ging zitten. Wij leunde automatisch wat naar voren en luisterde aandachtig naar zijn verhaal.
'Thorin Eikenschild is een Dwergenprins die lang met zijn volk in Erebor leefde. Erebor was een van de meest welvarende steden in Midden-Aarde. De-'
'Gandalf,' onderbrak Afina hem. 'We weten alles al over de Arkensteen en Smaug.' Gandalf keek verrast op.
'Oh,' zei hij. 'Dan zal ik wel ergens anders verder gaan.' Hij schraapt zijn keel en ging verder.
'Nadat Smaug Erebor had ingenomen, waren de Dwergen uit Erebor dakloos. Ze zwierven rond ik Midden-Aarde en klopte bij verschillende volkeren aan voor hulp. Ze kwamen op het idee om de oude mijnen van Moria terug te nemen, maar dat pakte niet zo goed uit.'
'Wat gebeurde er?' Vroeg Alátariël geïnteresseerd.
'Een leger van Orks was daar eerder aangekomen. Een bloederige strijd begon. Ze wonnen deze. Dertien Dwergen bleven over. De rest werd vermoord.'
'Dat is verschrikkelijk!' Riep ik geschrokken. Gandalf knikte langzaam.
Daatna wekte Thorin vaak in de steden van de mensen om te zorgen dat zijn volk een goed onderkomen had. Ze vonden een vast onderkomen in de Blauwe Bergen. Dit was bij een ander Dwergenvolk. Thorin bouwde een nieuw bestaan voor ze op, maar de Dwergen zijn Erebor nooit vergeten.'
'Nu wil jij dus dat ze Erebor terug nemen?' Vroeg ik. Gandalf knikte.
'Dit leek me de juiste tijd om dat te doen. Hij moet niet langer meer wachten. Een lange weg ligt voor hem.'
'Gaan ze met zijn dertiene?' Vroeg Alátariël. Gandalf schudde zijn hoofd.
'Er gaat nog iemand mee,' zei hij. 'Een Hobbit uit de Gouw. Een oude vriend van me. Ik ga hem vragen.' Lyraesel trok een wenkbrauw op en lachte spottend.
'Een Hobbit?' Vroeg ze. 'Die zijn niet zo van de avonturen. Je kunt veel beter een Elf of een Mens meenemen!' Ik gaf Lyraesel een zachte stomp tegen haar arm.
'Sommige Hobbits zijn best avontuurlijk,' bracht ik er tegen in. 'Vooral de kinderen. Die rennen altijd door de bossen.'
'Hoe weet jij dat nou?' Vroeg Afina. Ik haalde nonchalant mijn schouders op, terwijl ik wat rechter op in mijn stoel ging zitten.
'Ik ben al vrij vaak in de buurt van de Gouw geweest. Ik heb in al deze jaren nergens spanning kunnen vinden. Ik ben vaak naar dat kleine dorpje geweest. Het ziet er leuk uit.'
'Geen spanning?' Vroeg Afina met een grijns. De blik in haar ogen voorspelde niet veel goeds.
'Gandalf,' sprak ze. 'Je kunt inderdaad een beter een Elf meenemen! Waarom neem je Valaina niet mee?' Gandalf keek bedenkelijk naar de tafel. Zijn ogen twinkelde. Ik lachte ontzet en kruiste mijn armen.
'Met Dwergen zeker?' Vroeg ik. 'Nee, bedankt.'
'Ik denk dat het goed voor je zou zijn,' zei Gandalf. 'Sinds je uit de Woodland Realm weg bent gegaan, heb je helemaal niks meer beleefd! Het wordt tijd voor een avontuur, Valaina.'
'Nee,' zei ik beslist. 'Ik kan het totaal niet vinden met Dwergen. Ik ben niet gek! Ik ga echt niet de hele dag doorbrengen met een stel varkens.' Ik hoorde Lyraesel zachtjes lachen. Ook Afina kreeg een grijns op haar gezicht van deze uitspraak.
'Kom op nou, Valaina!' Drong Alátariël aan. 'Je moet er gewoon een keertje op uit gaan! Die Dwergen vinden je vast erg aardig.' Alátariël glimlachte liefjes.
'Ik zal er over nadenken, oké?' Vroeg ik twijfelend. Gandalf knikte.
'Ik moet er nu van door,' zei hij, terwijl hij opstond. 'Als je besluit te komen, kom dan naar de Gouw. Zoek het huis van een Hobbit genaamd "Bilbo Balings". Waarschijnlijk staat mijn teken op de deur.' Gandalf schoof zijn stoel aan.
'Zal ik doen,' zei ik. 'Goede reis!' Gandalf glimlachte breed en stak een keer vriendelijk zijn hand op. Hij liep langs iedereen af naar de bar en wachtte geduldig tot hij zijn eten kon betalen.
'Ik zal er over nadenken?' Herhaalde Afina. 'Kom op, meid! Jij hield altijd al van avonturen. Dit is gewoon voor jou weggelegd!' Ik schoof mijn stoel naar achteren en stond op.
'Ik denk er over na,' herhaalde ik, terwijl ik mijn stoel aan schoof. 'Trouwens, we weten allemaal hoe dit gaat eindigen. De Dwergen komen aan bij de berg en gaan naar binnen kunnen. Hun missie is geslaagd.'
'Dat hoeft niet waar te zijn,' zei Alátariël. 'Het kan best een keertje fout gaan. Ik zeg dan altijd: winnaars zijn niet de mensen die nooit falen, maar de mensen die nooit opgeven. Als jij met ze meegaat, kan je er voor zorgen dat ze winnaars worden. Natuurlijk wordt het moeilijk met die Dwergen die er allemaal om heen hangen, maar jij kan dit!'
Ik glimlachte warm naar haar. 'Dat is lief,' glimlachte ik. 'Ik ga er echt goed over na denken! Ik ga nu eerst naar boven. Ik heb mijn nachtrust wel verdient.' Ik glimlachte lief naar de drie Elfen en liep daarna langzaam richting de trap.
'Tot morgen.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top