➵ hoofdstuk 4

De Dwerg legde zijn brood terug op zijn bord en keek vanuit zijn ooghoek naar de mannen die aan weerskanten van hem zaten.

'Oh nee,' zei Lyraesel geschrokken. 'Die mannen zien er gevaarlijk uit. Straks gebeurt er nog iets!'

'Rustig, Lyraesel,' sprak Alátariël kalm. 'Dat laten we niet gebeuren.' Alátariël vernauwde haar ogen en liet haar blik rusten op de kale man.

'Het mag dan wel een Dwerg zijn, maar er zal hier niemand gewond raken,' zei Afina. Ze liet haar blik op de langere man gericht. Ik hield ze alle drie in de gaten. De kale man maakte een bijna niet te zien signaal naar de andere man.

'Wat een rat!' siste Alátariël boos. Afina draaide haar hoofd in de richting van Alátariël en trok een wenkbrauw op.

'Een rat?' vroeg ze. Alátariël knikte.

'Zag je dan niet wat die kale man deed?' Vroeg ze verbaasd. Afina zuchtte.

'Natuurlijk niet,' zei ze geïrriteerd. 'Ik let toch op die ander man.' Alátariël schonk ons een verwarde blik.

'Dat hebben we zo toch niet afgesproken?' Lyraesel lachte zachtjes.

'We hebben helemaal niks afgesproken,' zei ze. 'Jullie hielden alleen toevallig iemand anders in de gaten.'

'Wie houdt jij dan in de gaten?' vroeg ik. Lyraesel haalde nonchalant haar schouders op. Ze haalde het laatste stukje brood uit het mandje en nam kleine hapjes.

'Alle drie, denk ik.. was het de bedoeling dat we iemand in de gaten houden? Ik heb de hint denk ik niet goed begrepen.' Ik schudde gniffelend mijn hoofd.

'Het maakt echt niet uit wie wie in de gaten houdt hoor,' zei ik zachtjes. 'Zo lang we er gewoon voor zorgen dat er niks gebeurd.' Ik richtte mijn aandacht weer op de drie tafels. De Dwerg had zijn handen naast zijn bord neer gelegd. Hij draaide zijn hoofd langzaam in de richting van de kale man. Deze stond langzaam op en kwam achter zijn tafel vandaan. De lange man volgde zijn voorbeeld.

'Dat ziet er niet al te best uit,' mompelde Afina. haar hand bewoog zich langzaam richting een van de glimmende dolken aan haar wapenriem. Lyreasel volgde haar voorbeeld. Zij greep haar zwaard vast en vernauwde haar ogen. Alatariël greep haar boog vast en liet haar andere hand rusten op een pijl. De Dwerg had ook door dat er iets niet klopte. Hij bewoog langzaam zijn hoofd in de richtig van de kale man. Deze kwam steeds dichterbij. Het zelfde gold voor de lange man. De Dwerg bewoog zijn hand richting het vrij grote handvat van zijn zwaard en legde zijn hand er om heen. Hij leek rustig af te wachten tot de mannen dichtbij genoeg waren. Wij focusten ons alle vier op de mannen. Wij hadden allemaal en wapen vast. Ik had mijn hand op mijn zwaard gelegd en hield de vooral de kale man goed in de gaten. 

'Wacht nog even,' zei ik zachtjes. 'Hij is nog niet dichtbij genoeg.' De drie Elfen hielden zich doodstil. Ze leken op standbeelden die achter de tafel waren neergezet. Ze verroerde zich niet en hielden hun blikken strak gericht op de Dwerg. Mijn concentratie schoot echter te kort. Ik hoorde de deur van de herberg met een klap dicht slaan. Ik liet mijn blik voor een aantal seconden richting de deur gaan. Een lange, en vrij oude, man stapte de herberg binnen. De man had een golvende grijze haren die tot over zijn schouders kwamen. Er zat ook een slag in zijn lange, grijze baard. De maan droeg een lang, donker grijs gewaad een een bijpassende punthoed. Zijn grijze ogen keken rond en stopte bij de tafel van de Dwerg. Ik herkende hem meteen. Gandalf de Grijze. Een oude vriend van mij. Ik was hem wel eens tegen gekomen in Imladris. Ik ging daar vrij vaak heen om Lyraesel, Afina en Alátariël een bezoekje te brengen. Hij was er vrij vaak en was daarom ook goede vrienden geworden met deze tovenaar. Bij velen stond hij bekend om het vuurwerk dat hij had, maar in onze ogen was hij zo veel meer dan dat.

 Ik wendde mijn blik van Gandalf af en keek weer snel naar de Dwerg die zat te wachten. Hij had zijn hoofd op de tafel gericht, maar ik zag hem vanuit zijn ooghoeken alles goed in de gaten houden. 

'Hij wacht te lang,' mompelde Lyraesel. Afina siste zachtjes. Ze was enorm geconcentreerd en liet deze concentratie niet zomaar verdwijnen. Vanuit mijn ooghoek zag ik Gandalf richting de tafel van de Dwergen lopen. Bijna iedereen ging voor hem aan de kant. Hij hoefde niet uit te wijken voor mannen die in de weg liepen. Gandalf schoof de stoel, die zich tegenover de Dwerg bevond, naar achteren en nam plaats. De Dwerg schrok op. Zijn ogen werden iets groter voor een aantal seconden. Vrijwel meteen haalde de Dwerg zijn hand van zijn zwaard af. 

'Vind je het erg als ik er bij kom zitten?' vroeg Gandalf beleefd. De mannen leken zich terug te trekken. Ze keken elkaar kort aan en liepen daarna met een chagrijnige blik op hun gezicht terug naar hun tafel. Ik zuchtte opgelucht en haalde mijn hand van mijn zwaard af. Ook de rest leek zich te kunnen ontspannen. 

'Wat doet Gandalf nou weer hier?' vroeg Alatáriël, terwijl ze haar boog terug op haar schouder hing. 

'Dat vraag ik me ook af..'  mompelde ik. Ik had Gandalf al een lange tijd niet gezien. Ik was al vrij lang niet meer in Imladris geweest. Ik was alleen nog maar onderweg geweest. Ik was er wel een aantal keer geweest, maar toen was hij er zelf niet. 'Hij is druk,' had Elrond gezegd. 'Hij moet wat dingen regelen.'  Ik wist nog steeds niet wat deze "dingen" inhielden. Misschien had het hier mee te maken?

Gandalf hield de voorbijkomende bediende aan. 

'Ik neem het zelfde,' zei hij met een brede glimlach. De vrouw knikte en liep daarna richting de bar. 

'Moeten we er heen gaan?' vroeg Alatáriël. Ik schudde mijn hoofd.

'Absoluut niet,' zei ik beslist. 'Ik wil eerst even kijken waar dit heen gaat.' Breed grijnzend draaide ik me om. 

'Ik zal me even voorstellen,' zei Gandalf met een kleine glimlach. 'Mijn naam is Gandalf. Gandalf de Grijze.' 

'Ik weet wie je bent,' sprak de Dwerg bedeesd. Hij had een vrij ruwe stem. Ik vond het wel bij hem passen.

'Nou, wat is dit een toeval!' zei Gandalf opgewekt. 'Wat brengt Thorin Eikenschild naar Breeg?' 

'Thorin Eikenschild?' vroeg Afina verbaasd. Meteen waren al onze blikken op haar gericht. 

'Ken je hem?' vroeg Alatáriël nieuwsgierig. 

'Alleen zijn naam en zijn verleden,' antwoordde Afina. 'Hij is de zoon van Thráin. Hij woonde in Erebor toen Smaug aan viel volgens mij.'

'Smaug?' vroeg Lyraesel.

'Smaug de verschrikkelijke. Een grote, vuurspuwende draak die op het goud van de Dwergen af kwam,' vertelde Afina. 'In Erebor liggen de grote schatten van de Dwergen. Het is een koninkrijk in de Eenzame Berg. Dwergen werkte daar hard en haalde al het goud uit de bergen. Een van de Dwergen vond het hart van de berg. Een witte steen die zich in de berg bevond. De koning nam het als een symbool voor Erebor. Koning Thrór regeerde over de berg toen Smaug aanviel. Hij drong binnen en doodde vele Dwergen. Hij nam de schatkamer in. Die Dwerg, Thorin Eikenschild, redde zijn grootvader, Trór, nog net op tijd. Anders was hij dood geweest.' We luisterde met open mond naar Afina.

'Dat is verschrikkelijk!' zei Alatáriël geschrokken. 'Hoe weet je dit allemaal?' 

'Een van de Elfen heeft het me vertelt,' antwoordde Afina. 'Een stukje geschiedenis.'

'Dwergen geschiedenis ja,' mompelde Lyraesel. 

'Niet alleen Dwergen. Thranduil speelt hier ook een rol.'

'Thranduil?' vroeg ik verward.

'Ja,' grijnsde Afina. 'Iedereen gaf hem juwelen en goud, omdat de steen, de Arkensteen genoemd, als teken stond dat hij de berg regeerde. Zelfs Thranduil gaf juwelen aan Thrór. Juwelen gemaakt van puur sterrenlicht. Rond deze periode begon ook de stille "oorlog" tussen Dwergen en Elfen. Elfen vinden dat Dwergen hun juwelen hebben gestolen. Dwergen vinden dat Elfen hun vertrouwen hebben geschaad. Toen de draak aanviel, weigerde Thranduil de Dwergen te helpen. Het zou te veel Elfenlevens kosten.'

'Dat is niet waarom ik Dwergen niet zo mag!' riep Lyraesel. 'Ik mag ze niet, omdat ze arrogant zijn, maar als het er op aan komt krabbelen ze terug.'

'Dwergen en Elfen zijn totaal het tegenovergestelde van elkaar. Daarom mogen we elkaar niet zo, denk ik,' opperde ik. 

'Wat je reden is om Dwergen te haten Is niet het probleem. Dwergen zullen zich voor altijd vasthouden aan hun verleden. Ik denk niet dat ze het de Elfen ooit vergeven.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top