Hoofdstuk 8
Het lijkt wel een eeuwigheid te duren met het zoeken naar de dikke dame. Iedereen lijkt lichtjes geïrriteerd.
'Het is vast en zeker een grap van de dikke dame!' roept iemand zuchtend uit.
'Ja, stiekem houdt ze zich ergens in haar portret verstopt. Kom aan George, we gaan terug!' roept een ander.
Twee lange jongens met oranjerig haar rennen ons voorbij. 'Hey George en Fred,' hoor ik Ron hun begroeten.
'Hey broertje,' hoor ik hun Ron begroeten.
'De dikke dame is gevonden! Ze is gevonden!' roept iemand aan het eind van de gang. 'En nog een aanval!'
Met mijn vriendengroep ren ik vlug naar het eind van de gang. Ook de George en Fred jingens volgen ons. Mijn ogen vergroten zich bij het zien van Draco. Hoeveel slachtoffers zullen er wel niet vallen door dit mysterieuze gebeuren? Er zijn er nu al drie op één dag.
'Maar waar is de dikke dame dan?', vraagt Ron in het algemeen.
'Ik ben hier hoor,' klinkt de stem van de dikke dame aan onze rechterzijde. We kijken op en zien dat de dikke dame op thee bezoek is in een ander portret. Ze zicht en rolt met haar ogen.
'Ik heb nooit even tijd voor mezelf om op ghee bezoek te gaan. Jullie moeten zeker weer de toren in, of niet soms?', vraagt ze zuchtend.
'Ja, eigenlijk wel,' zegt Harry.
'Ugh! Vooruit dan,' zucht ze. Ze komt het portret uitzweven en gaat op weg naar haar eigen portret.
'Dikke dame, heeft u misschien gezien wat er bij Draco Malfidus is gebeurd?', vraag ik aan de geest, die we naar de toren toe volgen.
'Ik heb niks gezien!' zegt ze luidt.
'Echt niet? Heeft u hem dan ook niet horen gillen of schreeuwen?', vraag ik door.
'Nee en nee,' antwoordt ze stug.
'Maar u was in de buurt! Of op zijn minst erbij toen het gebeurde,' hou ik koppig vol.
'Als nog, ik heb niks gezien,' zegt ze stug.
We komen terug bij de Griffoendor toren en de dikke dame zweeft haar eigen portret in.
'Wachtwoord?', vraagt ze.
'Hondenkop,' antwoord ik meteen, maar het portret slaat niet open. 'Hondenkop is het antwoord hóór!'
'Ilayda, rustig,' zegt Harry tegen me.
'Rustig? Kom op zeg Harry, ik ben rustig. Alleen de dikke dame is koppig tegen me,' zeg ik geïrriteerd tegen hem.
'Hondenkop,' zegt Hermelien als antwoordt en het portret slaat open. 'Kom aan, we hebben genoeg tijd verspild. Straks begint het avondmaal al.'
Ik zucht eventjes en loop de toren binnen. Ik loop naar de vank en laat me op de bank ploffen. Harry, Harmelien en Ron komen bij me zitten. Er hangt een stilte tussen ons.
'Ik weet al wat meer dan eerst,' begin ik dan om de stilte te verbreken.
'Oh, vertel,' zegt Harry en meteen kijken ze me alle drie geïnteresseerd aan.
'Laat ik beginnen dat Draco me had verteld dat hij met mijn zus onderweg was naar de les Toverdranken, en haar opeens kwijt was,' vertel ik als eerst.
'Ja en was hij nog naar haar weze zoeken?', vraagt Hermelien.
'Weet ik niet, had ik niet gevraagd,' antwoord ik.
'Maar toen ik bij mijn zus was en vroeg of ze wist wat er was gebeurd antwoorde met: Een heel klein beetje. Ik herinner me het in vlagen,' vertel ik verder.
'En dat was?', vraagt Harry.
'Dat ze nog wist dat ze met Draco naar een les ging. Onderweg zag ze een man en zei dat tegen hem, wat Draco niet hadt gehoord en zij zonder reactie af te wachten achter de man aan was gegaan. Toen ze hem een hoek zag om gaan en hem volgde was de man om de hoek verdwenen. Ze vertelde me dat de man lang was en niet meer weet wat er daarna was gebeurd,' vertel ik verder aan hun.
'Een man?', vraagt Harry door.
'Ja. Maar nadat ik bij Xylia was geweest was er een aanval op een Luna, van Ravenklauw. Toen ontmoette ik Penny Jongman voordat ze gevonden was. En dan net een aanval op Draco. Denken jullie dat iemand dit doet?', vertel ik en stel dan de vraag die me dwars zit.
'Nee, alleen wezens kunnen zo veel slijm produceren,' zegt Ron als antwoordt.
'En weet je dan ook welk wezen dit kan doen?', vraagt Hermelien aan hem.
'Euhm... het kan een slang zijn, maar het kan ook een kikker zijn of een-.' 'Ron, stop alsjeblieft. Je weet het gewoon niet,' zegt Hermelien.
'Sorry,' zegt Ron kleintjes.
'We moeten dat uitzoeken,' zeg ik en hoor dan mijn maag rommelen. 'Maar laten we naar de grote zaal gaan voor het avondmaal.'
Later na de avondmaal vertrekken we alle vier naar bed. We zijn versleten van de dag en alle vreemde dingen die allemaal op deze dag zijn gebeurdt.
Ik laat me met een zucht op het zachte matras achterover vallen.
'Man, ik ben gesloopt. En jij Hermelien?', vraag ik aan haar, maar krijg geen reactie. Ik kijk heel even op naar haar bed, waarop zij ligt. Haar ogen zijn gesloten, wat mij het idee geeft de ze slaapt. Ik sluit ook maar mijn ogen en voel hoe ik in slaap val.
Van schrik, schrik ik wakker. Ik zit meteen recht op in bed. Dat geluid, wat was dat? Was dat nou in mijn droom? Rustig ga ik weer liggen en sluit mijn ogen. Weer klinkt er dat geluid. Mijn ogen schieten weer open en ik staar naar het plafond. Het geluid is al weer weg. Gek, verbeeld ik het me soms?
Opnieuw hoor ik weer geluid. Het is niet het gelukd van wat ik net hoorde. Dit geluid is van een kat.
'Het geluid is echt, het is een kat. Dit droom ik niet,' mompel ik zachtjes tegen mezelf.
Ik ga overeind zitten en stap vlug mijn bed uit. Mijn gevoel zegt dat ik moet gaan kijken. Het is de nieuwsgierigheid die het wint. Ik sluip zachtjes naar de trap en kijk even om. Alle meisjes liggen te slapen. Daarna daal ik zachtjes de trap af.
Het is pikkedonker als ik in de leerlingenkamer kom. Snel haast ik me naar de ingang en open de deur. Het is het portret van de dikke dame. Dan werp ik een blik op de vloer en zie dat vreemde slijm, die eerder vandaag te zien was op mijn zus, Luna en Draco. Ik volg het spoor en hoor af en toe een kat gillen. Het laat me huiveren en het liefst wil ik me terug trekken in de Griffoendors toren, maar mijn nieuwsgierigheid wint het opnieuw.
Het spoor leidt me door vele gangen van Zweinstein. Zweinstein ziet er in het donker nog mysterieuzer en zelfs enger uit.
Na. Een tijdje kom ik aan bij de kerkers. Het spoor gaat verder naar beneden. Ik ril als ik de bekende koude vries voel, waarvan mijn haren rechtovereind gaan staan. De kille sfeer is nu nog erger dan gewoonlijk.
'Doe normaal, Deacon!' hoor ik plots een stem sissen. Mijn hart slaat van schrik een ander ritme, een sneller ritme. 'Dat is de kat van Argus Vilder!'
Weer klinkt er dat gekke geluid, maar nu zo hard dat ik van schrik mijn handen over mijn oren leg. Alleen ik blijf het horen, wel minder hard. Daarna klinkt het gegil van de kat.
Zodra de geluiden voorbij zijn haal ik mijn handen van mijn oren. Ik tril als een rietje, maar nieuwsgierig gluur ik om de hoek en zie twee onbekende mannen.
'Deacon, ik wil dat je Xylia en Ilayda Roseberg pakt. Neem ze morgennacht mee en breng ze bij mij in het verboden bos,' zegt een man.
'Oké Felix. Komt goed,' zegt een man die de kat vast houdt. Het valt me op dat de kat onder het slijm zit en hangt verslagen roerloos in de lucht. Waarom willen ze ons?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top