Hoofdstuk 3
Voor een paar minuten is het helemaal donker en voelt het alsof ik samen met Xylia en Newt door een nauwe buis word geperst. Mogelijkheid om te ademen is er niet. En dan in één klap is het weer licht. Ik herken meteen waar we zijn, het is het treinstation van de dreuzels.
'Kom gauw voordat de trein vertrek,' zegt Newt. 'Mag ik mijn koffer terug Ilayda?'
'Natuurlijk Newt,' zeg ik en geef zijn koffer terug.
We pakken een karretje, waar we onze spullen opleggen. Daarna haasten we ons het station op.
'We moeten naar perron negen driekwart meiden,' zegt Newt. 'Volg mij maar.'
Hij loopt voor ons uit en snel volgen we hem.
Enoepe minuten later komen we bij perron negen en tien.
'Hier, jullie moeten door deze muur geen lopen. Niet bang zijn, er kan niks gebeuren,' zegt Newt. 'Wie gaat er eerst?'
'Ik ga wel eerst,' zegt Xylia.
'Mooi, ga maar daar staan. Dan mag je op de myur afrennen,' zegt Newt en komt naast me staan.
Xylia haalt even adem en komt dan in beweging. Ze rent op de muur af en verdwijnt in de muur.
'Nu jij. Ik moet hier blijven, want je ouders willen vast weten hoe het is gegaan,' zegt Newt.
'Ik begrijp het. Doe ze de groetjes van ons,' zeg ik en loop naar de plek toe waar Xylia net stond. 'Trouwens u bent echt een super auteur.'
Dankjewel Xy-.' 'Ik ben Ilayda, Newt,' zeg ik met een grijns. Dan ren ik op de muur af en beland op een nieuw perron. Perron negen driekwart.
'Kom gauw, Ilayda. De trein vertrekt over twee minuten,' zegt Xylia tegen me.
We haasten ons snel naar de bagagewagon en rennen vervolgens zonder karretje naar de andere wagon er naast. Snel springen we erin en precies op dat moment gaan de deuren dicht.
'Oef! Dat was nog net optijd,' zegt Xylia tegen me.
'Ja, zeg dat wel. Nu ben ik wel erg benieuwd hoe Zweinstein eruit ziet. De trein vind ik er al prachtig uit zien,' zeg ik tegen haar.
'Ja, ik ook,' zegt ze.
'Kom, dan gaan we snel een plekje zoeken,' zeg ik tegen haar.
'Goed idee,' reageert ze.
Even later hebben we een plekje in een cabine gevonden. We laten ons opgewonden op een bankje zakken.
'Eindelijk. We zitten,' zucht Xylia opgelucht.
'Ja, maar wat een lange trein,' zucht ik.
'Tja, wen er maar aan,' zegt ze.
'Je hebt gelijk,' zeg ik tegen haar.
Ze sluit haar ogen en ik zie haar algauw knikkebollen. Dan ontdek ik beweging naast me op de bank.
'Heu...,' zeg ik en kijk wat het is. Het is een pad. Met ééb sprong springt het pad op mijn schoot. Daar blijft die rustig zitten.
'Heeft iemand een pad gezien?', klinkt er een vrouwenstem rechts naast me, vanuit de treingang. Ik kijk op en zie een elf jarig meisje met bruin haar en bruine ogen staan, die me spontaan met een glimlach aankijkt. Meteen voel ik de pad weg springen en zie hem weg springen.
'Pardon, sorry?', vraag ik haar.
'Heb je een pad gezien?', vraagt ze aan me.
'Ik heb hem gezien, maar hij sprong net weg,' zeg ik, waarna ik de kant opwijs waar ik hem heen zag springen.
'Bedankt,' bedankt ze me.
'Ik hoop voor je dat je hem kan vinden,' zeg ik haar nog na, maar ze draait zich al om en loopt weg.
'Heu... tegen wie sprak he Ilayda?', vraagt Xylia die wakker is geworden van het gepraat.
'Tegen iemand, ze hadt zich niet voorgesteld aan me,' antwoord ik.
'O, wat vreemd,' zegt ze.
'Het klinkt raar, maar ik mis papa en mama,' zeg ik tegen haar.
'Dus? Je wilt weer terug?'
'Nee, dat is het niet. Ik mis ze gewoon, terwijl we onderweg zijn naar onze nieuwe leven. We zien ze een heel jaar niet hé! roep ik bijna uit.
'Rustig Ilayda. Ik snap je helemaal, maar met kerst kunnen we echt weer even naar huis,' zegt ze, om me gerust te stellen. 'Het komt echt allemaal goed.'
'Weet ik,' zeg ik met een zucht.
'Mooi! En we kunnen daar zeker vrienden maken,' reageert ze met een glimlach op haar mond.
'Ja, daar heb je ook weer een punt,' zeg ik.
'Waar hoop jij trouwens ingedeeld te worden?', vraagt ze nieuwsgierig aan me.
'Ik hoop Griffoendor, en jij?', antwoord ik.
'Ik hoop ook Griffoendor,' reageert ze.
De trein verminderd vaart en na enkele minuten staat de trein stil. We kijken op en kijken even naar buiten. Het is al uet eindstation. Buiten is het inmiddels pikkedonker. We staan op en begeven ons naar buiten.
Eenmaal buiten lopen alle mensen naar een reus toe, die op het perron op ons staat te wachten.
'Welkom allemaal, jullie zijn bijna bij Zweinstein. Volg mij alsjeblieft om naar de bootjes te gaan,' vertelt de reus.
'Maar wat is uw naam dan?', vraag ik aan de reus.
'Oh, natuurlijk. Mijn naam is Rubeus Hagrid. 'Maar kom snel mee.'
Met de stroom van alle mede eerste jaars bewegen we ons mee naar voren.
Na twee minuten te hebben gelopen komen we aan bij de bootjes. Samen met mijn zus stsp ik in een bootje, met nog zes andere mensen. Waaronder ook het meisje die ik heel kort in de trein heb gesproken.
'Hey, ik heb jou toch net heel even in de trein gesproken?', vraag ik aan het meisje.
Ze kijkt verstoord op. 'Ja klop,' antwoordt ze.
'Hoe heet je?', vraag ik door aan haar.
'Hermelien Griffel,' antwoordt ze.
'Leuk je te ontmoeten. Ik ben Ilayda Roseberg,' stel ik mezelf voor.
'Aangenaam,' zegt ze en glimlacht even naar me.
'Dit is mijn zus Xylia trouwens,' stel ik mijn zus ook voor.
'Ook aangenaam,' zegt ze tegen Xylia en gunt haar een korte glimlach.
'Zijn jullie soms tweelingen?', vraagt een jongen aan ons allerbei.
'Ja,' zeggen we tegelijkertijd.
'Man, dat is eng!' roept een andere jongen uit.
'Haha, wen er maar aan,' lacht Xylia.
'Is er trouwens nog verschil tussen jullie, waarmee we jullie uit elkaar kunnen houden?', vraagt een ander in de boot.
'Zeker! Ik, Ilayda draag vingerloze handschoentjes. Xylia draagt niks,' zeg ik als antwoord. Daarna varen we in stilte verder.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top