Hoofdstuk 10
Met geluk mag Xylia de ziekenboeg vandaag al weer verlaten. Toen ik haar vertelde dat Draco ook door een slijmaanval was getroffen reageerde ze er heel anders op, dan dat ik had verwacht. 'O,' hadt ze enkel gezegd. Daarna had ik meteen van onderwerp veranderd over Zweinstein en de twee onbekende mannen.
'Wat waren de namen die je de mannen had horen zeggen?', vraagt Xylia aan me. We komen net van vliegles vandaan.
'Had ik je dat nog niet verteld?', vraag ik verbaasd.
'Nee,' antwoordt ze.
'Deacon en Felix,' reageer ik.
'Hm, ik heb nog nooit van die namen gehoord,' zegt ze.
'En jullie?', vraag ik aan de andere.
'Nee, wij ook niet,' antwoorden ze.
'Oké, jammer,' reageer ik.
'Sorry, maar ik zou de namen kunnen opzoeken in de boeken,' zegt Hermelien tegen me.
'Dat is goed. Bedankt,' bedank ik haar.
De middag en de avond is zo voorbij. Voor het eerst ging deze dag sneller, dan de vorige dag. Inmiddels lig ik in bed, maar ik lig meer wakker dan dat ik slaap. Mijn hart bonst tegen mijn borst van de angst die me bij de keel grijpt.
'Straks gaan ze ons één voor één vermoorden! Of ontvoeren ze ons naar een onbekend land en beroven dan ons van ons leven! Wat moeten pap en mam dan wel niet denken? Dat-.' Een geluid van onderaan de trap laat me opschrikken. Daar zal je die man Deacon vast hebben. Er klinken twee voetstappen, maar daarna volgd er een dreun. Ik schrik zo erg dat ik uit bed spring en naar beneden wil lopen. Maar inplaats ervan om de trap af te lopen glij ik via een glijbaan naar beneden. Ik kom met mijn billen op de harde grond, waardoor ik meteen afrem en stil zit.
Verbaasd kijk ik om me heen, maar er is geen man te bekennen. 'Vreemd, waarom is de trap dan opeens een glijbaan?', vraag ik aan mezelf en verwacht geen antwoord.
'Omdat ik natuurlijk als man zijn niet in de meisjesslaapkamer kan komen,' is dan toch plots mijn antwoord van achteren. Daarna word ik van achteren vast gegrepen en word omhoog getrokken.
'Mee komen jij! Jou heb ik nou precies nodig!' sist een mannenstem ruw en duwt me vasthoudend naar voren.
'Nee, ne-!' begin ik met roepen, maar zodra de man iets mompeld wordt mijn mond gesnoerd. Het enige wat ik nog kan doen is meewerken, wat ik met tegenzin dan maar ook doe. De man wordt het kennelijk al vrij snel zat, waarna hij mij omdraait en mij op zijn rechterschouder tilt. Ik sla boos op zijn rug, maar het deert hem niks. Dan zie ik Harry van achter een muur vandaan komen.
Zo word ik door de gangen van Zweinstein meegenomen. De man wordt door Harry op zijn hielen achtervolgt, wat hij niet doorheeft.
Even later hoor ik hoe dr man de voordeur open van Zweinstein opent. Hij draait zich niet om, wat mij voordeel geeft. Alleen een nadeel van wat ik zie. Ik zie mevrouw Norks achter Harry verschijnen. Wild gebaar ik naar Harry voor de kat en zie hem omdraaien.
'Argus Vilder!' hoor ik Harry nog roepen, voordat de voordeur -met een spreuk van de man- dicht is. O nee, ik zal samen met Xylia dit probleem moeten oplossen. Mijn voordeel is nu weg en met nadeel zie ik niet waar de man naartoe loopt.
Ik weet niet hoe lang het heeft geduurd, maar uiteindelijk zet de man me neer en voel hoe hij me meteen vastbindt.
'Ilayda!' hoor ik mijn zus opgelucht uitroepen. Ik draai mijn hoofd en zie Xylia achter me. We zijn aan elkaar vastgebonden. Dan zie ik naast ons de twee mannen.
'Goed werk geleverd Deacon,' grijnst één van de mannen, daarna veranderd zijn grijns naar een glimlach. 'Wat ben ik trots om jullie te sien Xylia en Ilayda Roseberg.'
Ik wil wat uitroepen, maar ben helemaal vergeten dat ik geen enkel geluid uit mijn mond kan produceren.
'Deacon, dat hadden we niet afgesproken. Geen toverspreuken op onze lieve tweelingen,' zucht de man.
'Maar-.' 'Geen gemaar, maak hem ongedaan. Dat is alles wat ik van je vraag Deacon,' onderbreekt de man, de ander.
'Oké, prima,' zucht de man die Deacon heet en mompeld wat.
'Wat wilt u van ons?', komt er meteen uit mijn mond.
'Dat zal ik je vertellen Ilayda,' begint de man.
'Dan heeft u ons veel te vertellen. Want hoe weet u of weten jullie onze namen?', begin ik meteen weer.
'Ik, Felix moest jullie samen met mijn vriend Deacond vinden. Voor de tijd dat de heer van het duister jullie zal vinden,' verteld de man.
'Bracchiabindo!' roep ik en tover mijn toverstok snel uit mijn mouw om hem vervolgens te grijpen, waarmee ik de juiste beweging maak.
'Conjurus Infarctus!' roept Deacon en grijpt Felix bij de arm, daarna verdwijnen ze.
'Jammer, mis waarschijnlijk. Kom Xyl, laten we ons bevrijden!' roep ik naar mijn zus.
'Gaat jullie niet lukken,' klinkt de stem van Felix en tot mijn spijt zien ik de twee mannen weer.
'Expelliarmus!' roep ik en zie hoe Deacons stoo uit zijn handen valt.
'Snaternix!' roept Felix nu uit en voor ik het weet krult mijn tong op. Ik wil wat zeggen, maar kan boe noch ba zeggen. Kortom, helemaal niks. Zo kan ik zelfs de mannen niet aanvallen met toverspreuken.
'Ontwapen ze Deacon,' zegt Felix tegen zijn vriend.
Ik zie hoe Deacon zijn toverstok heeft gevonden en kijkt hem dan vragend aan. 'Sorry, wat zei je nou precies?', vraagt hij aan Felix.
'Levicorpus!' roept Xylia uit en niet veel later zie ik Deacon op zijn kop in de lucht hangen aan zijn enkel.
'Nebulus!' roept Felix uit. 'En nu is het genoeg geweest!'
Om ons heen ontstaat er een dikke mistwolk. We kunnen alleen nog elkaar en de twee mannen zien.
'Liberacorpus!' roept Felix uit en ik zie hoe Deacon uit de lucht zo op de grond valt. 'Sta vlug op. We hebben genoeg tijd verloren, Deacon!'
'Natuurlijk Felix,' zegt Deacon, die snel overeind krabbeld.
'Snaternix!' roept Felix vervolgens weer. Kennelijk is die voor Xylia bedoeld. Ze komen op ons afgelopen en maken ons los van elkaar. 'Verdwijnsel! roepen ze vervolgens uit.
Net zoals die ene keer met Newt is het voor een paar minuten donker en voelt het alsof ik door een nauwe buis word geperst, zonder lucht.
In een rap tempo is de heldere nacht weer te zien. Alleen zijn we niet meer bij Zweinstein, maar ergens midden in een weiland.
'Mee komen,' zegt de stem van Felix tegen me. We lopen naar een klein krakkemikkig huisje toe.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top