5. Mars
'Een aantal jaren geleden,' gaat Jhona verder,' ik gok zo'n dertig jaar, begonnen er geruchten over andere planeten de ronde te doen. Er gebeurden rare dingen. Tientallen mannen verdwenen plotseling en kwamen een dag later compleet gedesoriënteerd terug. Bij de Speelscholen werden kinderen gebracht die er,' hij is even stil en kijkt me haast ongemakkelijk aan. 'Ze zagen er anders uit dan wij. Ze... ze hadden iets niet wat wij wel hadden. Een soort van.'
Ik trek een wenkbrauw. 'Volgens mij begrijp ik niet helemaal wat je bedoelt.'
Jhona zucht. 'Dat onderdeel doet er even niet toe, oké? En dit is wat Raef mij verteld heeft, dus meer uitleg kan ik je niet geven. Het gaat erom dat je snapt dat er rare dingen gebeurden.'
De frustratie in zijn stem is me niet ontgaan. Een frustratie die ik niet snap. Ik heb niet het gevoel dat er iets aan de hand is. Waarschijnlijk merkt Sil mijn verwarring op, want als ik zijn kant op kijkt knikt hij geruststellend naar me. Al snap ik dan weer niet waarom hij me gerust zou moeten snellen. Waarom lijkt het alsof de sfeer in de kelder opeens zo gespannen is? Alleen maar om een raar verhaaltje dat waarschijnlijk ook nog verzonnen is? Dit begint al goed.
Jhona kucht even om mijn aandacht te krijgen, een teken dat hij verder wilt met zijn verhaal. 'Zodra er werd gemeld dat er een weer een speciaal geval was, kwamen agenten van de ministers die de kinderen ophaalden en meenamen. Die kinderen werden daarna nooit meer gezien. Niemand weet waar ze heen zijn gebracht. Zover ik weet komen er nu geen aparte kinderen meer binnen, maar toen kwam dat regelmatig voor. En dit was nog niet alles. Eigenlijk waren deze voorvallen nog niks vergeleken met wat er twaalf jaar geleden gebeurde. Er waren rond die tijd veel opstanden. Directeuren van de Speelscholen wilden meer Charagijnen om te besteden in de Speelscholen. Er was al tijden een tekort aan bedden, stoeltjes en speelgoed voor de kinderen. De reden hiervan was dat het aantal kinderen dat binnenkwam met de maand groeide en de Speelscholen gewoonweg overvol zaten.'
Verbaasd kijk ik hem aan. 'Ik heb daar nooit iets van gemerkt. Als het klopt wat jullie zeggen was ik vijf toen dit alles gebeurde. Ik zou het toch wel gemerkt moeten hebben dat er veel te veel kinderen en veel te weinig spullen waren? Ik bedoel, als ik opeens op de grond moest zitten om te eten in plaats van op een stoel, dan zou ik dat nu toch wel weten, toch?'
Kenda knikt. 'Klopt, maar jij bent een jaar eerder weggehaald uit een Speelschool. Ik weet het fijne er niet van, maar volgens mij had Douke door dat er iets misging en aangezien hij toch elk moment een kind in huis kon krijgen, heeft hij er zelf een opgehaald. Dat was jij dus.'
Ik frons. Ik wist niet eens dat je ook zelf een kind uit een Speelschool mocht halen. Meestal wordt een kind aan je toegewezen als je achtentwintig bent geworden, maar dat dat ook eerder kon heeft niemand ooit tegen me gezegd.
Jhona vervolgt zijn verhaal weer. 'De toenmalige Eerste minister van Tortorn had iedereen die in de buurt van de hoofdstad woonde opgeroepen om op de eerste zondag van oktober naar de hoofdstad te gaan. Daar zou hij, samen met de andere ministers, uitspraak doen over het probleem. Ik ben er samen met Kenda en Raef heengegaan. Veel kan ik me er niet meer van herinneren, maar ik weet dat er heel veel mensen waren. En ze waren allemaal boos. Iedereen had spandoeken bij zich met daarop met grote letters slogans geschreven. Het was beangstigend, zeker voor ons als jongens van acht. De precieze reden waarom Raef ons heeft meegenomen weet ik niet, maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik jou nu precies kan uitleggen wat er gaande was. Misschien wilde hij dat we snapten wat er aan de hand was, zodat wij het later konden doorvertellen. Of hij voelde aan dat er iets stond te gebeuren. Ik weet het niet.' Kenda bijt even vertwijfelend op zijn lip voor hij verder praat 'De ministers van Tortorn stonden met zijn allen op een groot podium, hoogverheven boven de woedende menigte onder hen. Zodra iedereen tot stilte was gemaand begon de Eerste minister te spreken. Hij zei dat de reden van de ongekende groei van binnenkomende reden nog niet bekend was, maar dat er spullen aan de Speelscholen gegeven zouden worden om alle kinderen goed op te vangen. Ook zou er een plan opgesteld worden voor de bouw van zo'n honderd nieuwe Speelscholen. De directeuren van de Speelscholen waren niet heel enthousiast, zij wilden natuurlijk geld zien, maar de stemming van iedereen om ons heen veranderde meteen. Iedereen begon te juichen en stemde duidelijk met het plan in. Ze waren gewoon blij dat de kinderen goed opgevangen konden worden. Gek eigenlijk dat mensen zo snel van stemming kunnen wisselen. Even daarvoor was ik nog bang dat ze het podium zouden bestormen. Iedereen was druk aan het praten en overleggen en er werd geen aandacht meer besteed aan de ministers. Totdat een andere minister een stap naar voren deed. Hij hief zijn handen op, een teken dat hij het stil wilde hebben. Iedereen was meteen stil. Niemand had verwacht dat er nog iets zou komen. En dat hetgeen wat er daarna kwam iets was waar ze daarvoor nog nooit over hadden nagedacht.'
Jhona werpt een blik naar Kenda. 'Hoe heette hij ook al weer? Flip? Fiep?'
Kenda schudt zijn hoofd. 'Hij heette Philip.'
Kenda gaat verder waar Jhona gebleven was. 'Philip was een minister met veel macht, maar hij deed zijn werk iets anders dan de anderen. Al menigmaal had hij zich over dingen uitgesproken die de andere ministers liever niet hoorden, zeker omdat er daarna uitbundig door het volk over werd gesproken. Toch kon hij niet afgezet worden, want hij had te veel macht. Zo veel macht dat hij alle andere ministers af kon zetten als hij dat wilde. Hij had genoeg contacten die hem daarbij konden helpen. Toch deed hij dat niet, want Philip was slim en hij wist dat hij kon zeggen wat hij wilde, maar hij had de andere ministers nodig. Waarvoor hij ze dan nodig had is niet duidelijk, maar er stond een keer een interview met hem in het weekkrantje waarin hij dit alles vertelde. Wat raar is, want wie verteld er nou dat hij mensen eigenlijk gewoon gebruikt om een positie te behouden?' Kenda is even stil.
Ik ben me ervan bewust dat hij de hele tijd in de verleden tijd sprak over die Philip. Alsof alles wat hij ooit heeft gezegd en gedaan helemaal niet meer geldt. Ik snap het niet, want iemand met zoveel macht kan deze macht toch niet zomaar kwijtraken? En als hij echt zoveel contacten had als Kenda beweert, dan zou hij toch wel manieren gehad hebben om deze macht terug te winnen? Meer tijd om te piekeren heb ik niet, want Kenda gaat weer verder met zijn verhaal.
'Ja, die Philip was een aparte. En wat er op die eerste zondag van oktober gebeurde was de druppel. Zodra de eerste minister klaar was met spreken, stapte Philip naar voren en begon plotseling allemaal vreemde dingen te roepen.'
Er verschijnt een denkfrons in Kenda's gezicht en ook Jhona en Sil kijken bedenkelijk. Alleen Elias' gezicht is uitdrukkingloos. Hij staart maar naar een plek achter me en het is me dan ook niet duidelijk of hij heeft geluisterd naar het verhaal van Kenda en Jhona, of dat hij heel ergens anders zit met zijn gedachten. Ik richt mijn blik weer op Kenda.
'Wat zei hij dan?' vraag ik na een minuut stilte. Ik kan het ongeduld in mijn stem niet verbergen. Het is gewoon irritant dat er telkens stiltes vallen in het verhaal.
Jhona kijkt even op. Zijn blik staat geërgerd. 'Rustig aan, Kris. Niet zo ongeduldig. Ik moet even nadenken over wat hij nou precies zei.'
Ik zucht. Eigenlijk ben ik zijn verhaal wel een beetje zat. Ik ben moe en wil naar huis. Ik had Ole beloofd vroeger thuis te zijn, zodat we morgenochtend samen boodschappen konden gaan doen. Met zijn vijf jaar vindt hij het geweldig om naar de supermarkt te gaan en toen ik hem de belofte deed samen met hem daarheen te gaan, waren zijn pretoogjes genoeg om die belofte niet te kunnen breken. Het werkt alleen niet als ik pas heel laat thuis kom en dan morgenochtend heel erg moe ben. En dit verhaal is toch allemaal bedachte onzin dat nergens op slaat. Ik word uit mijn gedachten gehaald door Jhona die het verhaal van Kenda weer overneemt en de rare woorden van Philip citeert.
'Ik weet het weer. Hij zei: "Ooit moesten jullie erachter komen. Ooit moest het jullie verteld worden. De wereld is niet zoals jullie denken dat hij is! Of beter gezegd, de wereldén zijn niet zoals jullie denken dat hij is. Want, mensen, jullie zijn met meer. Veel meer. Er zijn er op andere planeten die-." Op dat moment kwamen er een aantal bewakers aanrennen die hem vastpakten en meesleurden, om vervolgens achter het podium te verdwijnen. Terwijl de bewakers Philip meesleurden bleef hij onverstaanbare dingen roepen. Iedereen was geschokt en de stilte van even daarvoor verdween dan ook abrupt toen iedereen weer druk met elkaar begon te praten. Ik weet nog dat Raef ons stevig vasthield, omdat iedereen zo dicht mogelijk bij het podium probeerde te komen en ons dus haast omverduwden.'
Kenda knikt instemmend bij deze herinnering.
'De Eerste minister probeerden iedereen weer stil te krijgen, maar dit was onmogelijk. De mensen bleven maar praten en schreeuwen en er werd uitleg geëist van wat er was gebeurd. Deze uitleg hebben we nooit gekregen. Zodra duidelijk was dat niemand meer naar hen luisterde, zijn de ministers met een groep bewakers vertrokken, iedereen verward achterlatend. Toen zeker was dat de ministers niet meer terugkwamen ging iedereen naar huis, waarna het gepraat pas goed begon. Wekenlang hoorde je niks anders dan verklaringen voor het gedrag van Philip. Sommige zeiden dat hij gelijk had, anderen weer dat hij ziek in zijn hoofd was en onzin uitkraamde. We weten het niet. Wat we wel weten is dat er na zijn uitbarsting op het podium niets meer van hem gehoord is. Het leek wel of hij totaal verdwenen was. Niemand wist waar hij was, en ook nu weten we dat nog niet. Het gekke is dat alle boeken die over Philip te vinden waren, ook heel plotseling verdwenen. In de bibliotheken waren van de ene op de andere dag geen boeken meer over hem meer te vinden en oude weekkranten die bij het Archief te lezen waren, waar iets over hem in stond, waren weggehaald. Nergens was nog informatie over Philip te vinden en iedereen had dat door. Tientallen vrienden en kennissen van Raef hebben brieven gestuurd aan de ministers omdat ze een verklaring wilden. Ze hebben nooit antwoord gekregen. Na de eerste zondag van oktober zijn er nog maar heel weinig openbare besprekingen geweest. Als de ministers wat te bespreken hadden werd dat binnen gedaan, waar alleen de weekkrant bij mocht zijn. Iedereen had door dat er iets niet klopte, maar er werd niks gedaan. Of beter gezegd: niemand wist wat te doen. En na een tijdje raakte het voorval in de vergetelheid. Mensen gingen verder met hun leven en hadden het er niet meer over, wat dan ook de rede is dat jij, Kris, hier niets van af wist. En als je logisch nadenkt, al deze voorvallen zijn toch heel erg opvallend? Ik bedoel, er verdwenen op vreemde wijze mensen, die even later weer compleet gedesoriënteerd terugkwamen. Er kwamen opeens heel veel baby's binnen én Philip begon het te hebben over andere werelden. Wereldén! Dat betekent dat er dus meer is. Meerdere Planeten waar mensen zijn zoals wij! Dat geloof je toch niet! Waarom zouden ze dat voor ons verborgen houden? Er is iets vreemds aan de hand met onze samenleving en jij kan uitzoeken wat dat is. Op het HR zijn vast genoeg aanwijzingen en materialen waarmee je dit uit kan zoeken. Kris, misschien sta jij binnenkort zelf ook wel op een van de andere Planeten! Dit is je kans. Dé kans!'
Jhona werd naarmate het verhaal vorderde steeds enthousiaster. Met grote theatrale armgebaren vertelde hij zijn verhaal. Ook Kenda en Sil kijken me grijnzend aan. Elias lijkt te zijn ontwaakt uit zijn trans en kijkt me ook aan, al is de blik in zijn ogen enigszins vermoeid. Er is echt iets met die jongen vandaag.
'Geloof je ons nu?' Ik draai me naar Sil. De klank in zijn stem is nieuwsgierig, bijna hoopvol.
Ik bijt op mijn lip. Hoe ga ik duidelijk maken dat ik het eigenlijk allemaal onzin vind? Ze zullen me hier net zolang zitten tot ik toegeef. Het beste is om me maar zo vertwijfelend mogelijk op te stellen.
Ik zucht. 'Ik weet het niet. Tuurlijk, het klinkt allemaal best logisch, maar er is nog zoveel onduidelijk. Als dit allemaal geen verzonnen verhaal is, waarom zijn de mensen dan niet in opstand gekomen? Het is toch niet normaal om je er maar bij neer te leggen dat er dingen voor een complete samenleving worden verzwegen? En hoe weten jullie dat alles wat jullie gezien hebben niet in scène is gezet door die ministers om jullie om het verkeerde been te brengen? En... en... en hoe zijn jullie er eigenlijk zo zeker van dat dit niet gewoon allemaal ontzettende flauwekul is? Dat alles wat jullie verteld is een fabeltje is? Jezus, jongens, ik heb hier geen zin in, oké? Als jullie me zo graag voor de gek willen houden doe het dan op een leuke manier. Ik heb hier gewoon geen zin in.' Ik zucht vermoeid en strijk met mijn handen over mijn gezicht. Was ik maar nooit begonnen over dat baantje.
De jongens kijken me verbaasd aan. Bij Jhona zie ik weer wat ergernis. Ik snap hun reactie wel, ik weet zelf ook niet wat er met me is. Het gaat gewoon niet echt lekker vandaag.
Opeens springt Jhona op. Geïrriteerd kijkt hij me aan.
'Wat heb jij opeens Kris? Zo ken ik je helemaal niet. Jij bent altijd zo rustig en meegaand en nu dit? Wat is er?'
Ik zucht nog eens en haal mijn schouders op. 'Ik weet het gewoon niet. Echt niet. Sorry, jongens, het ligt niet aan jullie.' Ik spring op van mijn kruk en loop naar de trap. 'Ik ga naar huis. Ik zie jullie later wel.' Ik ren de trap op. In de hal gris ik mijn jas en muts van de kapstok. Op het moment dat ik de deur open doe hoor ik achter me iemand de trap oprennen.
'Kris, wacht!'
Ik draai me om naar Sil, die naar me toe rent.
'Wat was dat nou net? Jhona heeft gelijk, je doet raar. Wat is er?'
Ik staar naar mijn voeten. 'Dat heb ik al gezegd. Dat weet ik niet. Of-.' Ik ben even stil. 'Misschien klopt het wat jullie zeggen, misschien niet. Dat weet ik niet. Maar ik weet wel dat ik geen zin meer heb in veranderingen. Na Micha is het eindelijk weer een beetje normaal. Alles gaat weer wat makkelijker nu. Ik... ik geloof jullie misschien, maar ik weet gewoon niet of ik wel zin heb om het te geloven.'
Ik vermijd het om naar Sil te kijken, het medelijden in zijn ogen dat altijd verschijnt als Micha ter sprake komt wil ik nu niet zien. Het is even teveel allemaal. 'Ik ga naar huis. Ik zie je zaterdag. Dag, Sil.'
Ik open de deur en loop naar buiten. Meteen neemt de koude windvlaag die me tegemoetkomt me bijna de adem. De deur valt achter me in het slot. Het is donker en ijskoud buiten, alleen het flauwe licht van de straatlantaarns lijkt wat warme te geven. Met mijn handen diep in mijn zakken gestoken en gebogen tegen de wind loop ik de straat uit, richting de winkelstraat. Ons huis staat niet in het centrum, maar iets erbuiten. Zo'n twintig minuten lopen vanaf het huis van Kenda en Jhona. Onderweg kom ik niemand tegen. Ik gok dat het een uur of tien is. Niemand komt zo laat nog buiten met dit weer.
Als ik twintig minuten later stilsta voor de voordeur van ons huis besef ik pas hoe koud het is. Met stijve vingers van de kou pak ik mijn sleutels uit mijn zak om de voordeur open te doen, maar dat is niet nodig want die zwaait al open. Glimlachend staat Douke voor me.
'Ik zag je al vanuit het raam.'
Ik glimlach terug en stap naar binnen. De verwarming in de woonkamer staat hoog. Douke is weer in zijn stoel gaan zitten. Een dik boek ligt open op het krukje naast hem. Ik gaap. De prettige warmte van het huis maakt me slaperig. Een blik op de klok doet me zeggen dat het halfelf is. Ik gaap nog eens.
'Ik ga maar naar bed,' mompel ik. Douke knikt, maar als ik de kamer uit wil lopen houdt hij me met een hand tegen. Vragend kijk ik hem aan.
'Is er wat? Je lijkt ergens over in te zitten.'
Ik zucht onhoorbaar, ik had het kunnen weten. Douke ziet altijd alles. Het zou een wonder zijn geweest als ik zonder vragen naar boven was gegaan. Schouderophalend ga ik op de bank zitten.
'Ik weet het niet. Of eigenlijk wel. De jongens hebben het alleen nog maar over mijn baantje bij het Hoofd Ruimtestation. Het lijkt wel alsof ze niet snappen dat het me helemaal niet uit maakt dat het 'hét baantje' is. Ik snap ze niet.' Ik leg mijn hoofd in mijn handen en zucht geërgerd. Ik voel dat Douke naast me komt zitten en een arm om me heen slaat.
'Ik had je kunnen vertellen dat dat zou gebeuren, jongen. Ik ken ze al langer dan vandaag. Ze hebben je zeker ook verteld over Philip?'
Ik knik vermoeid. 'Ja, en een of ander raar verhaal over planeten. Oh, Douke, ik heb hier geen zin in. Kan het leven nou nooit eens even normaal blijven?' Ik voel hoe mijn ogen zich vullen met tranen.
Douke trekt me steviger tegen zich aan. 'Ach, jongen toch. Het is niet makkelijk voor je geweest de afgelopen twee jaar, ik weet het. Ik weet het. En ik mis Micha ook. Iedere dag weer. Je moet het jezelf niet telkens zo kwalijk nemen. Het is niet jouw schuld dat hij ziek werd. Je had het nooit kunnen voorkomen. Echt niet. Echt niet, Kris. Besef dat nou toch eens.'
Ik begin te snikken. Ik kan het niet meer tegenhouden. 'Ik mis hem zo, Douke. Zo ontzettend. Het doet zo'n pijn. Elke dag weer. Ik kan gewoon nog steeds niet geloven dat hij niet meer terugkomt.'
Douke zucht en wrijft met zijn hand over mijn rug. Hij zegt niets, houdt me alleen maar vast. Micha was twee jaar ouder dan ik. Hij is altijd al mijn voorbeeld geweest. We liepen elke dag samen van en naar school. Als ik bij Sil bleef eten en Douke had geen tijd omdat hij nog tot laat op het HR moest zijn, dan haalde hij me op. Als het in de zomer wat minder koud was gingen we samen wandelen door het bos. In de winter, als het weer op zijn koudst was en het al om vier uur helemaal donker was, gingen we samen spelletjes doen in de woonkamer. Of we speelden met Ole, die nu vijf is. Als ik ruzie had met Sil en we weigerden om met elkaar te spreken, dan haalde Micha mij over om het goed te maken. Micha was er altijd voor me. Ik dacht er geen enkele seconde over na dat dat op een dag wel niet meer zo zou kunnen zijn. Twee jaar geleden is het nu dat hij ziek werd. Eerst had hij het alleen over de vele hoofdpijn, later kwam daar ook buikpijn en constante misselijkheid bij. De doktoren wisten niet wat het was. Ze hadden wel vaker patiënten gehad met dezelfde klachten, maar die waren al gekomen in een vroeger stadium van de ziekte. Nu waren we al te laat. Micha wilde eerst niet naar de dokter. Het zou vanzelf wel overgaan, zei hij altijd. Maar dat ging het niet. Langzaam werd hij zieker, totdat hij niet meer zijn bed uit kon komen. Uiteindelijk verloor hij zelfs zijn zicht. Een maand nadat de eerste symptomen begonnen was het voorbij. En ik had het kunnen voorkomen. Hoe vaak had ik Micha niet horen zuchten en kermen in het bed aan de andere kant van de kamer, zachtjes, om mij niet wakker en onnodig ongerust te maken. Maar ik was altijd wakker, stond altijd klaar om hem te helpen. Een hulp die hij niet wilde. Als ik iets eerder, iets standvastiger was geweest en hem had overtuigd om naar de dokter te gaan, dan had hij hier nog gestaan. Dan had ik misschien wel blij kunnen zijn om mijn baantje bij het HR. Ik wil best een baantje bij het Hoofd Ruimtestation, maar niet het baantje dat eigenlijk voor Micha was.
Ik weet niet hoelang ik al op de bank zit, met Douke die zijn armen veilig om me heen heeft, maar mijn tranen zijn al lang op. Op een gegeven moment laat Douke me los. Met zijn blauwgrijze ogen die diep bedroefd staan kijkt hij me aan.
'Ga maar naar boven,' zegt hij met zachte stem. 'Het is al laat.'
Ik knik en sta op van de bank. Bij de deur draai ik me nog een keer om. Douke kijkt me triest glimlachend aan.
Zo stil als ik kan loop ik de trap op, naar de badkamer. Snel poets ik mijn tanden en ik loop weer terug over de overloop naar de kamer die ik met Ole deel. Het is donker in de kamer en vergeleken met de warmte beneden ijzig koud. Op de tast loop ik richting mijn bed, maar als ik halverwege ben hoor ik een klein stemmetje.
'Kristoff?'
Ik glimlach en loop naar het bed van Ole. Hij is nog wakker en ik had eigenlijk ook niks anders verwacht. Ik kniel neer bij zijn bed. Hij zit half rechtop. Vaag kan ik de contouren van zijn gezicht onderscheiden.
'Hé, Ole. Waarom ben je nog wakker?' fluister ik.
'Waarom duurde het zo lang,' mompelt Ole slaperig, mijn vraag negerend.
Ik ben even stil. 'Ik bleef wat langer bij Kenda en Jhona,' zeg ik uiteindelijk. Ik hoor Ole gapen.
'Waren jullie muziek aan het maken?' vraagt hij even later.
'Ja, we waren heel lang muziek aan het maken. Je mag wel weer een keer mee als je wilt. En ga je dan nu slapen?'
Vaag zie ik Ole knikken. 'Ja en ja,' fluistert hij. De glimlach is door zijn stem te horen. Ik hoor hoe hij weer gaat liggen en ik aai even over zijn haar.
'Slaap lekker, Ole.' Wat gemompel ergens in de richting van zijn kussen is Ole's antwoord. Stilletjes kleed ik me om en kruip vervolgens in bed. De warmte van de dikke deken is een aangename verrassing vergeleken bij de koude kamer. Ik kijk naar de plek waar Ole's bed staat. Hij was drie toen Micha overleed, te jong om zich er veel van te herinneren. Soms vraag ik me af of hij hem al vergeten is. Ik sluit mijn ogen, nu ik eenmaal onder de warme dekens van mijn bed lig besef ik pas hoe moe ik ben.
Vlak voor ik in slaap val hoor ik opeens een kleine plof aan de andere kant van de kamer. Ik open een oog, maar het is te donker om iets te zien. Er klinken stappen op het zeil en even later wordt mijn deken omhooggetrokken. Niet veel later nestelt Ole zich tegen me aan.
'Slaap lekker, Kristoff,' mompelt hij en het een tevreden zuchtje dat volgt laat een glimlach op mijn gezicht verschijnen. Ik sluit mijn ogen weer en met Ole dicht tegen me aan val ik al snel in slaap.
A/N: Opgedragen aan goldenways , het leukste, geweldigste, beste wattpadvriendje aka Aapje dat er bestaat! <3 (En ik zit nu op de Wattpad-app, dus geen idee hoe ik je een officiële opdraging moet geven, maar dat komt binnenkort! :D)
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top