2. Mars

'Nee, dat meen je niet man! Dat kan niet! Dat. Kan. Gewoon. Niet!' Bij elke lettergreep van die laatste zin slaat Sil me hard op de rug. Met een vertrokken gezicht kijk ik hem aan.

'Het is waar, Sil. Het is echt zo.'
Ongelovig kijkt Sil me aan. 'Maar Kris, hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Ik bedoel, een baantje bij het H.R. Bij het H.R.! Hoe kan dat?'

Ik haal mijn schouders op.
'Waarschijnlijk komt het door Douke, mijn huisgenoot weet je wel, hij werkt bij het H.R. Misschien heeft hij mijn naam een keer laten vallen, of hadden ze iemand nodig.'

Sil kijkt me nog steeds ongelovig aan en neemt dan een hap van zijn pasta.
'Een baantje bij het Hoofd Ruimtestation,' zegt hij met volle mond, terwijl een beetje dromerig voor zich uitkijkt. 'Kreeg ik die kans maar.'
Opeens beginnen zijn ogen te glimmen. 'Hé, Kristoff. Zodra jij daar een tijdje werkt ga je toch wel aan al je collega's vertellen dat je een ge-wel-di-ge vriend hebt die Sil heet en dat hij ontzettend intelligent is?' Hij wiebelt even met zijn wenkbrauwen. 'Dat doe je toch wel voor je beste vriend?' Weer de wenkbrauwen.

Ik schiet in de lach. 'Tuurlijk, Sil, ik zal iedereen laten weten dat mijn beste vriend hoogst intelligent, erg initiatiefrijk aangelegd en zéér vriendelijk is.' Ik laat een korte stilte vallen. 'Ook tegen jongens die hem willen laten weten dat dat niet zo is.'

Dat laatste zei ik nogal sarcastisch en dat is Sil ook opgevallen. Hij grijnst zuur en voelt met zijn hand aan zijn rechteroog, dat nog steeds een beetje blauw en opgezwollen is.

Ik barst in lachen uit. 'Ja, Sil, het was toch echt je eigen schuld.'
Sil kijkt me verontwaardigd aan. 'Het was anders zeer terecht dat ik hem een stomp gaf. Hij begon te schelden toen ik per ongeluk op zijn voet trapte tijdens dat potje voetbal.'

Ik kijk Sil met samengeknepen ogen aan. 'Per ongeluk? Of bedoel je per ongeluk-expres? We waren aan het verliezen, weet je nog?' Ik grijns als Sil me geërgerd aan kijkt.

'Oké, oké. Al goed, jij wint. En laten we er nu over ophouden, ik heb mijn lesje wel geleerd. Je hoeft het er niet nog extra in te wrijven.'

Lachend buig ik over de tafel heen en geef hem een klap op zijn schouder. 'Het is al goed, Sil, ik plaagde je alleen maar.'

Even lijkt Sil nog in zijn bui te blijven hangen, maar dan lacht hij al weer. Sil kan nooit lang boos blijven, en gelukkig, want áls hij boos is kan je maar beter ver uit zijn buurt blijven. Hij is nogal snel aangebrand.

We praten nog wat over het potje voetbal, mijn nieuwe baantje komt gelukkig niet meer te sprake, ik vind Sil's reactie een beetje overdreven. Na een tijde sta ik op. 'Kom, we moeten gaan. Kenda en Jhona zullen er nu vast wel zijn.'

Twee uur geleden stonden we al voor het huis van de tweeling, maar nadat er na vijf minuten aanbellen en kloppen nóg niet open was gedaan, besloten we maar te wachten tot ze terug waren. Het is immers zaterdag.

Sil knikt en na betaald te hebben lopen we het restaurantje uit. Het is ijskoud buiten en onze mutsen zijn dan ook al snel over onze hoofden getrokken. De wind is ijzig en lijkt wel door je heen te snijden. Zo snel als we kunnen lopen we de straat uit, richting het centrum, naar het huis van Kenda en Jhona. Ver is het niet en we staan er dan ook al snel voor. Het is groot, met een brede deur en lange ovaalvormige ramen. Telkens weer bedenk ik me wat een geluk Kenda en Jhona hebben dat ze met z'n tweeën in dit immense huis mogen wonen. Ik klop op de deur, hopend dat hij snel opengaat. Het is niet uit te houden hier. Mei is nog maar net begonnen en dat is duidelijk te merken.

Gelukkig hoeven we niet lang te wachten, de deur zwaait na minder dan een minuut al open en Kenda staat voor ons. Hij knikt ter begroeting en zet dan een stap opzij, zodat Sil en ik naar binnen kunnen stappen. Kenda doet de deur snel achter ons dicht.

'Jullie zijn geen moment te vroeg, we zijn nog maar net thuis.'
Sil en ik kijken elkaar even aan.
'Ja, dat hebben we gemerkt. We stond hier twee uur geleden namelijk ook al.' Sil klinkt licht geïrriteerd.
Kenda kijkt ons een beetje schuldig aan, maar zijn stem klinkt geamuseerd. 'Sorry dat wist ik niet. We waren bij Yvan. Wisten jullie dat een of andere malloot ontzettend hard op zijn voet heeft getrapt? Hij kan er niet eens meer op lopen.'

Ik schud mijn hoofd, maar kijk met een schuin oog naar Sil. Die lijkt opeens ontzettend veel interesse te hebben in het tapijt dat op de trap ligt.

'Zullen we naar boven?' vraagt hij, overdreven opgewekt. Hij ziet er een beetje opgelaten uit. Ik moet moeite doen om niet te grijnzen als we onze jassen ophangen en daarna achter Kenda aan de trap op lopen. Sil merkt dat waarschijnlijk, want hij kijkt me waarschuwend aan. 'Geen woord' vormen zijn lippen. Ik knik en wend dan grijnzend mijn hoofd af.

Als we boven aankomen staat Jhona, leunend tegen de deuropening, al op ons te wachten.
'Laten we maar meteen weer naar beneden gaan,' zegt hij als we naar hem toe komen lopen. Sil zucht. Hij zegt niets, maar ik weet zeker dat hij stilletjes klaagt over het feit dat we voor niets naar boven gelopen zijn.
Nu met Jhona lopen we weer naar beneden, waarna Kenda voor ons uit loopt naar de kelder.

We stappen de kelder binnen en Kenda doet de lichten aan. Badend in het felle licht van de tl-buizen staan we voor onze muziekinstrumenten. Nu al een jaar is dit de plek waar wij elk uurtje dat we niet hoeven te werken, doorbrengen. Met zijn vieren vormen we een bandje. Weliswaar niet voor publiek - bijna niemand weet dat wij een bandje vormen - maar voor ons zelf. Gewoon omdat we het leuk vinden om muziek te maken.

Ik loop naar mijn gitaar, die op een standaard in de hoek staat. Ook Sil pakt zijn gitaar, terwijl Jhona achter zijn drumstel gaat zitten. Kenda pakt zijn zelfgemaakte instrument. Ik heb geen idee wat het is, maar het zijn een soort van lange stokken die hij ritmisch tegen elkaar aantikt. De geluiden die hij maakt zijn soms zacht, en soms hard. Het is niet precies te omschrijven, maar melodieus is het wel.

Jhona telt af met zijn drumstokken en we beginnen te spelen. We beginnen elke keer met hetzelfde nummer. Het heeft geen naam, maar alle vier vinden we dit het leukst om te spelen. Samen met Sil heb ik de beste mogelijkheden voor de gitaarakkoorden bekeken en het resultaat is een snel, maar vrolijk deuntje. Ik kijk even naar Sil, maar die is druk bezig met het kijken naar zijn vingers. Hij heeft de snelle akkoorden nog steeds niet helemaal onder de knie. Ook Kenda en Jhona zijn geconcentreerd. Beiden spelen ze met dezelfde gespannen gezichten. Ik richt me weer op mijn gitaarspel. De klanken komen uit onze instrumenten, lijken de ruimte even te observeren voor ze hun klank vrijgeven. Even houden de geluiden zich nog vast aan de lucht, waarna ze verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe klanken. De magie van muziek, de magie van het samenwerken van klanken, waarna een geluid ontstaat, is overweldigend. Het verrast me elke keer weer. Ik weet niet of ik daar ooit aan zal wennen.

Na een tijdje stopt Jhona opeens met drummen. Ook ik stop met spelen en kijk hem vragend aan. Kenda laat zijn stokken zakken en kijkt verbaasd om naar Jhona, Sil is de enige die nog doorspeelt. Ik geef hem een duwtje tegen zijn been, waarna hij verschrikt op kijkt.

'Wat?' vraagt hij, de irritatie is in zijn stem te horen.
Jhona kijkt ons bedenkelijk aan. 'Hoe laat is het, Sil?'
Sil werpt een blik op zijn horloge. 'Tien voor halftien. Hoezo?'

Jhona zegt niets, maar begint te lachen, waarna hij zijn drumstokken weglegt.
'Ik denk dat ik even naar de deur boven loop. Waarschijnlijk is er iemand al een half uur aan het wachten totdat iemand hem eindelijk hoort. Ik hoop dat hij nog niet bevroren is.' En hij snelt de keldertrap op.

Ook Sil, Kenda en ik hebben nu door wat Jhona bedoelt en we leggen, elkaar lachend aankijkend, onze instrumenten op de grond.
'De vorige keer had hij een ijspegel aan z'n neus, weet je nog?' zegt Sil lachend tegen mij. Ik grinnik, dat was inderdaad hilarisch.

We horen hoe Kenda boven de voordeur opendoet en iemand luid begroet. Even later komt hij samen met een andere jongen de trap aflopen. Ik sta op om hem te begroeten.

'En, Elias, hoelang heb je staan wachten?'
Elias begint luid te lachen. 'Eigenlijk maar heel kort. Ik was onze afspraak tot een uur geleden vergeten, dus het kwam wel goed uit dat jullie dat ook waren.'

Ik kijk hem hoofdschuddend aan. Elias is nogal chaotisch, maar de beste vriend die je je maar kan wensen. Altijd een goed humeur, altijd in voor een lolletje. Ook al ken ik hem nog maar een jaar, het lijkt alsof we al jaren vrienden zijn.

Sil springt op en slaat Elias op zijn schouder. Na ook door Kenda begroet te zijn laat Elias zich op de bank zakken, in de hoek van de kelder. Ook Sil en Kenda nemen plaats op de bank. Ik ga op mijn krukje zitten en Jhona leunt, zoals altijd, weer tegen een muur. Geen idee waarom die jongen nooit eens zit. Het is niet dat hij net zo hyperactief is als Sil.

Opeens begint Sil breeduit te grijnzen en hij springt op van de bank. De hyperactiviteit neemt het weer over. 'Hé, heb je het eigenlijk al gehoord? Over Kris' nieuwe baantje?' vraagt hij aan Elias.

Elias schudt zijn hoofd. Hij kijkt eerst Sil en daarna mij vragend aan, waarna Sil zich omdraait naar Kenda en Jhona. Ook zij kijken mij vragend aan. Met opgetrokken wenkbrauwen draait Sil zich naar me toe.

'Waarom heb je het nog aan niemand vertelt? Je weet het toch al sinds vorige week?'
Ik haal mijn schouders op. 'Ik weet het niet. Gewoon. Denk ik.'

Nu steekt Elias zijn hand op. 'Jongens, wacht even. Waar gaat dit over? Heb je een nieuw baantje, Kristoff? Waar?' Verwachtingsvol kijken hij, Kenda en Jhona me aan.
Ik haal weer mijn schouders op. 'Gewoon, bij-'

Verder kom ik uiteraard niet want Sil begint al te praten: 'Kom op, Kris. Nietzo bescheiden. Je weet dat het niet zomaar een baantje is.'
Hij draait zich om naar Kenda, Jhona en Elias. 'Dit zal je niet geloven! Hij heeft een baantje bij het H.R.!' Stralend kijkt hij de anderen aan. Ik heb geen idee waarom hij zo enthousiast is.

Even lijkt iedereen verstijfd, maar dan valt Elias' mond open en kijken Kenda en Jhona me met grote, ongelovige ogen aan.

'Wat? Hoe?' stamelt Elias. Zijn ogen staan verward en er is nog iets anders. Iets wat ik niet kan plaatsen. Ik kan nog net voorkomen dat ik hem fronsend aankijk. Een beetje bedremmeld door de reactie's grijns ik naar de rest.
'Douke,' mompel ik. Zoveel aandacht ben ik niet gewend. Normaal blijf ik altijd een beetje op de achtergrond.

Kenda knikt begrijpend en zet dan een stap naar voren. Voordat ik weet wat er gebeurd heeft hij me al omhelst.

'Jeetje, Kris. Dat is geweldig.' Verbaasd staar ik hem aan. Omhelsde Kenda me nou net? Dat kan niet. Verward schud ik mijn hoofd. En dan de reactie van Elias. En die van Jhona.

'Ik... eh... bedankt, Kenda, maar zo geweldig is het nou ook weer niet,hoor. Het is maar een baantje.'

Sil schud zijn hoofd. 'Dat zeg je nu al de hele tijd, Kris, maar het ís niet zomaar een baantje.' Hij blikt even naar Kenda, Elias en Jhona, die een betekenisvolle blik terugwerpen. Alsof zij iets weten waar ik helemaal niets van weet. 'Ik denk dat we je even wat moeten uitleggen.'

Verward kijk ik ze aan. 'Wat? Waar hebben jullie het over?' stamel ik.
Kenda kijkt me glimlachend aan. 'Je bent de jongste, Kristoff. Jij bent net zeventien, terwijl wij allemaal al negentien of ouder zijn.'

Ja, en? Wil ik zeggen, maar ik krijg geen woord over mijn lippen. Opeens lijkt de sfeer in de kelder anders. Gespannen, bijna ongemakkelijk. Alsof er iets ontzettend belangrijks aan de hand is. Iedereen kijkt me nu aan, iedereen behalve Elias. Hij staart fronsend naar een plek vlak boven mijn hoofd.

Kenda stem dringt weer tot me door. 'Dat je jonger bent, is de reden dat je nooit gehoord hebt over de Planeten. Nu je een baantje hebt bij het Hoofd Ruimtestation zal je wel het één en ander moeten weten.' Ernstig kijkt hij me aan. 'Kristoff, besef goed dat jij een kans krijgt. Dé kans.'

Het enige wat ik kan doen is ze bedremmeld aanstaren. Ik heb geen idee waar ze het over hebben.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top