11. Mars.2

Ik sla de map dicht en loop dan met de map in mijn ene hand en de envelop in de andere richting de bak voor de enveloppen. De enveloppen dus ik door de gleuf en de map leg ik vervolgens in het kluisje van Yohn. Zijn kluisje is tjokvol met allemaal brieven en mappen en de map past er dan ook nog maar net bij. Ik wil me net weer omdraaien om terug te lopen als de deur van Yohn's kantoor opengaat. Yohn staat vriendelijk glimlachend in de deuropening.

'Ah, Christophe, jou moest ik net hebben. Kom je even binnen?' Ergens is hij begonnen met me Christophe noemen in plaats van Kristoff. Ik heb hem al meerdere malen verteld dat mijn naam toch echt Kristoff is en niet Christophe, maar hij lijkt het telkens weer te vergeten. Ik heb me er een beetje bij neergelegd, al kan ik het toch niet laten om deze keer als ik door de open deur naar binnen loop tegen hem te zeggen: 'Eh, ik heet Kristoff en geen Christophe, weet u nog?' Yohn knikt hevig.

'Oh ja, wat stom van me. Sorry, het komt nog steeds doordat ik dacht dat Kristoff van Christopher kwam. Ik zal het onthouden.' Ik glimlach, maar weet zelf ook wel dat ik de volgende keer gewoon weer als Christophe wordt aangesproken.

Als ik in het kleine kamertje voor Yohn's bureau sta, gaat opeens de absurde gedachte door me heen dat hij gezien moet hebben dat ik dat briefje uit die map las. Zou hij me daarover willen spreken? Even breekt het angstzweet eruit, maar als Yohn een handgebaar naar de stoel tegenover zijn bureau maakt en me nog steeds vriendelijk toelacht, wuif ik die gedachte met een zachte schud van mijn hoofd weg, Ik moet niet zo raar doen. Natuurlijk is dat het niet. Hoe verzin ik het?

Ik ga op de stoel tegenover het hoofd van het SEV zitten en kijk hem afwachtend aan. Hij kijkt vrolijk terug.

'Zo, Kristoff, hoe bevalt het je hier op het HR? Heb je het naar je zin?'
De zenuwen die opeens van me afglijden, laten zien dat ik toch nog banger was voor een preek dan ik zelf dacht. Ondanks de vriendelijke uitdrukking op het gezicht van de man voor me. Ik glimlach.

'Eigenlijk wel goed. Het is veel leuker dan ik had verwacht. De mensen zijn heel aardig en ik vind het leuk om de teksten te schrijven.'

Yohn knikt goedkeurend. Hij pakt de vulpen die op zijn bureau ligt en draait hem rond in zijn handen. 'Mooi, mooi,' mompelt hij. 'Het is niet te zwaar? Ik bedoel dat je het werk gewoon volhoudt?'

Nog net op tijd kan ik de verbaasde frons tegenhouden. Het is beleefd bedoeld, natuurlijk, maar zwaar kan ik dit werk nou niet echt noemen.
'Nee,' zeg ik dan ook. 'Nee hoor, het gaat gewoon goed.'

Yohn lijkt tevreden. 'Nou, dat is dan fijn. Gelukkig. Heel fijn,' mompelt hij. Langzaam schudt hij zijn hoofd. Nu kan ik de frons niet onderdrukken. Het is duidelijk dat hij dit niet voor niets vroeg.

'Is er wat? Waarom u dit vraagt, bedoel ik,' vraag ik nieuwsgierig. Yohn kijkt bedenkelijk, alsof hij nog moet beslissen of hij me dit wel of niet moet vertellen. Uiteindelijk knikt hij.

'Goed. Een aantal jaren geleden kwam hier een jongen werken, van ongeveer jouw leeftijd. Jong, vrolijk, behulpzaam, nieuwsgierig. Ergens leek hij wel op jou. De eerste paar weken ging het prima. Hij werkte uitstekend en had duidelijk plezier in zijn werk. Maar na een tijdje begon hij zich raar te gedragen. Hij kwam soms hele dagen niet opdagen en als hij er was, was hij nogal afwezig en gesloten. Al meerdere keren had ik hem bij me geroepen, maar hij ontkende elke vorm van problemen. Toen hij er zes dagen achtereen niet was, wilde ik bij zijn huisgenoot langsgaan om te informeren of er wat aan de hand was. Diezelfde dag kreeg ik de boodschap dat hij al vier dagen niet meer thuis was geweest. Er werd een zoekactie opgestart, maar hij was onvindbaar. Hij is nooit meer teruggezien. We vrezen het ergste.'

Ik slik als ik het verbitterde gezicht van Yohn zie. Ik snap hem wel. Heel goed zelfs. Het is altijd erg als iemand die je kent er opeens niet meer is. Zeker als het zo plotseling. Op welke manier dan ook. Nogmaals slik ik, voordat ik weer iets zeg.

'Ik... ik verzeker u dat er met mij niets aan de hand is.'
Yohns gezicht klaar op. De glimlach die eigenlijk altijd rond zijn mond speelt, verschijnt weer. 'Oh, dat geloof ik ook wel. Dat ik dit verhaal vertel heeft ook niets met jou te maken. Ik moest er alleen even aan denken.'

Hij knipoogt vriendelijk naar me, maar de vluchtige zweem van twijfel die over zijn gezicht glijdt, ontgaat me niet. Tijd om daar verder over na te denken heb ik niet, want Yohn staat al op om naar de deur te lopen. In de deuropening kijken zijn kleine oogjes me vriendelijk aan.

'Fijn om je even gesproken te hebben, Kristoff. Succes met je taken verder.' Ik wil hem net vertellen dat ik verder geen taken meer heb als hij zich opeens iets lijkt te bedenken.

'Oh, Kristoff, dan vergeet ik je bijna iets te vragen. Om zeven uur vanavond heb ik een vergadering met wat andere mensen van het Hoofd Ruimtestation. Het probleem is alleen dat de jongens die normaal de gasten van koffie en thee enzo voorzien, vanavond niet kunnen. Ik vroeg me eigenlijk af of jij en Reff vanavond tijd hebben om me te komen helpen. Ik kan ook iemand van het cafetaria beneden inhuren, maar ik vraag het liefst iemand van mijn eigen mensen. En jullie krijgen uiteraard gewoon doorbetaald.'

Verwonderd kijk ik Yohn aan, verbaasd omdat hij mij vraagt en niet een van de andere jongens. Yohn lijkt mijn verwarring op te merken.

'De reden waarom ik jou vraag, Kristoff, is omdat je nu al een van mijn beste werknemers bent. Nee, daar hoef je niet tegen te protesteren. Het is gewoon zo. Al je werken zijn heel secuur geschreven - daar ontbreekt het de meeste jongens die hier werken nog aan - en ze zijn prettig om te lezen, terwijl je hier nog maar zo'n twee werken werkt. Ik zou het heel fijn vinden als je me helpt. En ik zie dat je vaak met Reff omgaat en het is een aardige jongen, dus als je wilt kan hij je helpen.'

Een fractie van een seconden lang weet ik niet wat ik moet zeggen, maar de keuze is snel gemaakt.
'Ja,' zeg ik. 'Ja, dat lijkt me wel leuk. Bedankt. En ik zal het straks meteen aan Reff vragen.'
Yohn knikt vriendelijk. 'Jij bedankt, Kristoff.' Dan doet hij de deur achter zich dicht.

Natuurlijk was Reff laaiend enthousiast toen ik hem over Yohn's voorstel vertelde.

'Natuurlijk wil ik dat!' riep hij enthousiast uit. Een paar jongens keken verstoord onze kant uit, waardoor ik Reff ietwat genegeerd vroeg wat zachter te praten. Dat was echter niet nodig, want Reff was alweer breed glimlachend aan het werk gegaan. Ik was hoofdschuddend naar mijn eigen bureau gelopen. Hoewel Reff niet meteen in mijn gedachten was opgekomen om te helpen, ben ik toch blij dat Yohn hem voorstelde. Want hoewel ik vrij makkelijk toestemde om Yohn te helpen, kan ik niet ontkennen dat ik het ook wel spannend vind. Misschien zelfs eng. Mensen bedienen, waarschijnlijk hun jassen aannemen, overal kan het fout gaan. En ook al kan ik die gedachte als snel weer ergens wegstoppen, en zal Reff er ook zeker niet voor zorgen dat alles opeens wel goed gaat, hij ziet wel over het positieve van in. En dat is voor dit soort momenten best handig.

Die avond sta ik dan ook relaxter dan ik had verwacht samen met Reff op de zakenmensen te wachten. Reff wiebelt van zijn ene voet op zijn andere, terwijl ik nieuwsgierig om heen kijk, de vergaderruimte in me opnemend. Het is een grote, rechthoekige kamer met grote ramen die uitkijken op de met lichtjes bezaaide stad. In het midden staat een grote ovale tafel, met een stuk of twaalf stoelen. Op Reff en mij na is er niemand in de ruimte. Yohn is bij de wenteltrap gaan staan om de afdelingshoofden op te wachten.
Zodra ik om vijf uur klaar was met werken, ben ik naar Doukes afdeling gelopen om hem te vertellen dat ik Yohn die avond nog even zou helpen. Dat vond hij geen probleem. Hij leek juist heel blij voor me te zijn dat ik gevraagd ben om te helpen.

Rond zessen ben ik met Reff wat gaan eten in het cafetaria, waarna we om kwart voor zeven weer naar boven zijn gelopen om op Yohn's orders te wachten. Afgezien van dat we koffie en thee klaar moeten hebben staan, is ons nog niet veel gevraagd.

Ik sta nog steeds uit het raam te staren als Reff opeens uit het niets naar de vergadertafel loopt en op een van de stoelen gaat zitten. Triomfantelijk kijkt hij om zich heen. Zijn voeten steunen op de stoel naast hem.

'Wat doe je?' vraag ik, licht geïrriteerd. Yohn had ons van tevoren nog gezegd dat de stoelen net opnieuw bekleedt zijn en dat ze echt niet vies mogen worden. Dat Reff nu doodleuk met zijn vieze schoenen op de bekleding leunt, helpt niet echt.

'Straks komt Yohn binnen. Ik denk niet dat hij het leuk gaat vinden als hij jou daar zo ziet zitten.' Nu is de irritatie echt hoorbaar in mijn stem.

Reff kijkt me alleen maar grijnzend aan. 'Kalm aan, Kriss. Er gebeurd echt niets. Ik was alleen benieuwd of het-' Waar hij benieuwd naar was hoor ik niet meer, want op dat moment gaan de klapdeuren van de vergaderruimte open.

Reff springt op uit de stoel, waardoor deze bijna naar achteren klapt en komt weer naast me staan. Net op het moment dat Yohn samen met zijn gasten binnenkomt. Hoe Reff zo snel van de stoel naar mij is gekomen zou ik niet weten, maar ik ben allang blij dat Yohn hem niet heeft gezien.

'Nou je zin,' sis ik hem toe. Reff kijkt alleen met een lichte grijns rond zijn lippen voor zich. Ik schud mijn hoofd, maar besluit me er dan niet meer druk om te maken. Ik kijk naar de afdelingshoofden van het Hoofd Ruimtestation die een voor een binnendruppelen. Allemaal hebben ze zwarte broeken aan en dragen ze zwarte colberts met daaronder een witte blouse. Ik ben blij dat wij onze gewone kleding aan mocht houden, ook al bevinden er zich nu allemaal belangrijke mensen in deze ruimte.

Yohn steekt even vragend zijn duim naar ons op. Ik knik, ten teken dat alles goed gaat, en ik zie dat Reff naast me hetzelfde doet. Tot mijn grote opluchting zie ik dat geen enkele man een jas aan heeft, ik zal daarmee dus gelukkig geen fouten kunnen maken, waarschijnlijk hebben ze die niet eens aangedaan op de weg hiernaartoe. In het HR is het warm genoeg om zonder jas rond te lopen. Een voor een gaan de mannen zitten. Ze praten allemaal tegelijk.

Yohn gaat aan het hoofd van de tafel staan. Hij wacht even en kucht dan. Meteen houdt iedereen op met praten en draaien alle hoofden zijn kant op. Yohn lacht vriendelijk.

'Als eerst wil ik jullie bedanken voor jullie komst. Ik verheug me erop om vanavond een aantal plannen voor de komende maanden te maken. Voordat de vergadering echt gaat beginnen wil ik jullie wat te drinken aanbieden. Er komen zo twee mensen langs die jullie van koffie of thee voorzien.' Met een handgebaar wijst Yohn naar Reff en mij.

A/N: #cringeee voor het einde. Sorry guuys! Volgende week gaat het verder (:

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top