11. Mars.1
'Kristoff, breng die doos met papieren hier even heen, wil je? Die ene links van je. Ja, die.' Reff staat zwaaiend vanaf zijn bureau naar de doos naast me te wijzen. Ik steek mijn duim op, pak de map van tafel die ik zelf nodig had en til de doos op, waarna ik er mee naar Reff loop.
'Je bent geweldig,' zegt hij, als ik hem de doos overhandig. 'En hoe gaat het met jou vandaag?
Het is kwart over acht 's ochtends. Ik ben nog geen kwartier binnen en net als elke morgen heeft Reff me al honderd dingen tegelijk uitgelegd, verteld en laten zien. Dat houdt in dat hij eerst een kort verslag geeft van zijn vrije avond van de dag ervoor, daarna voor de zoveelste keer verteld dat ik écht met koffie moet beginnen 's ochtends en vervolgens laat zien waar hij op het moment aan werkt. En dan barst hij ook nog eens elke ochtend van de energie, alsof hij niet net uit zijn bed is gekomen, maar al uren op is. Het is vreselijk vermoeiend.
'Goed hoor,' zeg ik maar. 'Normaal, denk ik.'
Reff begint te grijnzen. 'Zover ik weet zeg je dat elke ochtend, maar toch fijn om te horen.'
Ik moet toegeven dat hij gelijk heeft, ik zeg ook elke ochtend hetzelfde, gewoon omdat ik niet echt wat anders te zeggen heb.
'Morgen zal ik zeggen dat het geweldig gaat,' beloof ik, terwijl ik richting mijn bureau in de hoek van de grote werkruimte loop.
'Daar hou ik je aan!' roept Reff me lachend na. Ik grinnik en neem dan plaats achter mijn bureau. De map leg ik voor me op tafel. Het is een dikke map en ietwat gehavend. Xavi bewaart al zijn interviews in deze map en het lijkt erop dat hij niet altijd even zorgvuldig is met zijn werk.
Ik sla de map open en begin erdoor te bladeren, op zoek naar het interview dat Xavi gisteren heeft afgenomen bij het hoofd van de Economische afdeling van het HR. Op dit moment verwerk ik vooral de resultaten van de interviews in een samenhangend verhaal. Iemand anders zal de teksten dan drukken. Dit wordt gedaan door een plastic blok te gebruiken waar stempels met letters en woorden in geklikt kunnen worden. Vervolgens wordt er inkt over deze stempels uitgesmeerd en op papier gedrukt. Het kost best veel werk, maar het is altijd beter dan alle oplages met de hand schrijven, iets wat zo'n tweehonderd jaar geleden normaal was om te doen. Nu is het gelukkig makkelijker gemaakt. Sowieso is het een werkje dat niet wordt gedaan op mijn afdeling, dus de kans is klein dat ik het ooit zal moeten doen.
Bladerend door de map dwalen mijn gedachten af naar mijn eerste echte werkdag hier. Ik had mijn nieuwe collega's al een keer eerder ontmoet, maar toch was ik ontzettend zenuwachtig. Nu, twee weken later, moet ik toegeven dat het allemaal ontzettend meeviel. De eerste dagen waren nog een beetje onwennig, maar nu lijkt alles vanzelf te gaan. Al op de eerste dag kwamen er wat jongens naar me toe om een praatje met me te maken. Op de hele afdeling werken zo'n zeventig mensen en op dit moment doen ze allemaal even aardig. Ik heb in ieder geval nog geen nare opmerkingen gehoord, waar ik eerlijk gezegd toch een beetje bang voor was. Nu klinkt dat alleen maar raar in mijn oren. Ik glimlach. Ja, eigenlijk heb ik het hier wel naar mijn zin.
Als ik het interview heb gevonden, begin ik met schrijven. Hoewel Xavi misschien niet altijd even netjes met zijn spullen omgaat, heeft hij zijn antwoorden wel kort en overzichtelijk opgeschreven. Gelukkig maar, want nu kan ik de resultaten veel makker uitwerken. Ik heb weleens aantekeningen gekregen van iemand met een vreselijk slordig handschrift, waardoor ik even lang bezig was met de tekst ontcijferen als een net verhaal schrijven. Nu gaat het schrijven snel en ik ben al halverwege mijn tekst als een klap op mijn schouder me doet opschrikken. Verschrikt kijk ik achter me. Loek kijkt me lachend aan.
'Het is pauze, Kriss, kom je mee naar buiten?'
Mijn blik glijdt naar de klok, vijf over elf. Ik was zo druk bezig dat ik niet eens doorhad dat het al pauze is. Ik werp nog een laatste blik op mijn werk, waarna ik achter Loek aan loop, de werkruimte uit. Op twee mensen na is de kamer helemaal leeg. Ik heb helemaal niet door gehad dat er mensen weggingen.
Loek en ik lopen de wenteltrap af naar de zevende verdieping, om daar in de binnentuin te lunchen. Officieel kun je het geen buiten noemen, maar door de vele planten die er groeien en die bankjes die her en op het gras verspreid staan, doet het toch heel erg parkachtig aan. Reff staat al bij een bankje, net als Kimo en Tuur. Deze drie jongens, plus Loek, zijn al vanaf de eerste dag de jongens waar ik elke pauze mee lunch. Ze begroeten ons met vrolijk geroep.
'Haai, Kriss. Hoi, Loek. Waar bleven jullie nou?' Ik lach ietwat schijnheilig, maar de jongens hebben geen antwoord nodig. Ik kom altijd als laatste aan als we pauze hebben, gewoonweg omdat ik altijd de tijd vergeet. Kimo lacht en slaat een arm om mijn schouders.
'Geeft niet, Kristoff. We weten dat je iets doet wat je leuk vindt, dat je daardoor de tijd vergeet en er dus echt niets aan kan doen. Je hebt het ons al een keer uitgelegd, geen zorgen.' Ik lach mee, maar voel dat mijn wangen toch licht roze kleuren. Ik kan er niets aan doen, dat gebeurt altijd als ik in verlegenheid wordt gebracht. En als ik eerlijk ben, ik voel me vaker ongemakkelijk bij deze jongens dan bij mijn vrienden 'thuis'. Niet dat ze niet aardig zijn, natuurlijk niet, maar soms heb ik het gevoel dat ik ze niet goed genoeg ken om echt helemaal mezelf te zijn. Ik verlang dan ook telkens weer naar de zaterdagavond, als ik rustig gitaar kan spelen en kan praten met Sil, Kenda, Jhona en Elias. Al lijkt Sil het niet geweldig te vinden wanneer ik het over mijn vrienden hier op het Hoofd Ruimtestation heb.
Er komt een gesprek boven dat ik laatst met hem had. Alhoewel, een gesprek kan je het niet echt noemen. Het was zaterdagavond en we waren even gestopt met spelen. Ik had het over het meer dat ik op een vrije dag met Reff, Kimo, Tuur en Loek en nog wat jongens van het SEV op een vrije dag had bezocht. Ik vertelde net over het moment dat Reff, uitsloverig als altijd, het water was ingerend. Natuurlijk was het water nog ijskoud, sowieso wordt het nauwelijks warmer dan vijftien graden, en luid schreeuwend kwam hij dan ook weer het water uit rennen, waarna hij struikelde en in het zand viel. Hij weigerde om het water nogmaals in te gaan om zich af te spoelen en aangezien niemand een handdoek bij zich had, heeft hij eerst een uur in de zon moeten liggen voordat hij weer een beetje opgedroogd was. Kenda en Jhona lachten hartelijk om het verhaal, evenals Elias, maar Sil keek me alleen maar nors aan.
'Zelfs een kind weet dat het water in de meren nu nog ijskoud is,' zei hij snuivend. 'Wat raar dat een jongen van achttien dat dan niet snapt.' Het sarcasme droop ervan af. Ietwat geërgerd keek ik hem aan.
'Is er wat, Sil?'
Nu was het zijn beurt om geërgerd te kijken. 'Ja, er is inderdaad wat. Jij gaat gezellig met je nieuwe vriendjes leuke dingen doen, terwijl ík je vorige week vroeg om ergens te gaan lunchen en je toen opeens geen tijd had. Dat vind ik persoonlijk een beetje raar. Wat ik me afvraag, Kristoff, heb je eigenlijk nog wel tijd voor ons? Of ga je liever afspreken met die Reff?' Dat laatste woord sprak hij met zoveel afkeer uit dat mijn ergernis abrupt plaats maakte voor ontsteltenis. Ook Elias en de tweeling keken hem met vreemde blikken aan.
'Dat is niet waar, Sil!' zei ik. 'Toen je dat vroeg had ik inderdaad heel veel te doen, maar dat was omdat het mijn eerste werkweek was. Hoe kom je er nou bij dat ik jullie vergeet? Ik zou jullie nóóit verruilen voor anderen. Nooit! Jullie zijn mijn beste vrienden. Sil, dat weet je zelf ook.'
Sil keek me alleen maar kwaad aan. 'Ja, vast,' mompelde hij, waarna hij opstond en met zware stappen de keldertrap op liep. Niemand van ons liep achter hem aan, als Sil boos is kan je maar beter niet bij hem in de buurt komen. Wanhopig keek ik naar de rest. Alle drie keken ze me met een mengeling van medelijden en verbazing aan. Ik hief mijn handen in een vragend gebaar. 'Wat deed ik fout?'
'Helemaal niets,' zei Kenda meteen. 'Sil heeft z'n dag en niet en is ook een beetje jaloers op je.'
Ik fronste. 'Jaloers? Waarom? Omdat ik met andere mensen ook leuke dingen doe?'
Kenda haalde zijn schouders op. 'Waarschijnlijk.'
'Al vind ik dat totaal geen reden om zo tegen je te doen,' zei Elias, de irritatie duidelijk hoorbaar in zijn stem.
Nadat Sil was weggelopen, ben ik snel naar huis gegaan. Ik had er geen behoefte aan nog langer te blijven. De volgende dag kwam Sil echter al naar me toe om zijn excuses aan te bieden. Hij had het niet zo bedoeld. Na wat aandringen kreeg ik ook uit hem dat hij het leuk zou vinden om wat vaker iets met z'n vijven te doen. Dat hij vond dat ik de laatste tijd zo vaak werkte en dat hij de dingen die we minstens een keer per week samen deden, miste. Ik beloofde hem natuurlijk direct dat we zeer binnenkort iets zouden gaan doen. De opluchting die daarna op Sils te lezen was, zorgde ervoor dat ook ik me opgelucht voelde, maar ergens deed het ook pijn. Het feit dat Sil bang was dat ik hem of de anderen zou vergeten, kwam toch harder aan dan ik had gedacht.
Iemand geeft me een duwtje tegen mijn schouder, waardoor ik op schrik uit mijn gedachtes en even wankel. 'Waar zat jij met je gedachten?' vraagt Loek grijnzend. Ik schud lichtjes mijn hoofd en grijns terug.
'Nergens. Ik zat gewoon een beetje te denken over het stuk dat ik straks moet inleveren.'
Hoofdschuddend kijkt Reff me aan. 'Kriss, je hebt pauze. Vergeet dat stuk tekst dat je straks af moet hebben. Dat is nu niet belangrijk.'
Ik zeg niets, haal enkel mijn schouders op. Ik vind het niet nodig om hem te vertellen waar ik eigenlijk aan dacht. Wat Sil van hem vindt, gaat hem niets aan.
Als de pauze voorbij is en we allemaal weer aan onze bureaus zitten, ga ik verder met het interview. Het is bijna klaar. Ze net mogelijk schrijf ik de gegevens over, zodat ze later gekopieerd kunnen worden. Het is een rare gedachte dat alle mensen die bij het HR werken straks een tekst kunnen lezen die door mij geschreven is. En ergens ook een beetje eng, alsof mensen je kunnen beoordelen op een stuk tekst. Tuurlijk is dat niet zo, maar ik kan er niets aan doen dat de gedachte toch even door mijn hoofd spookt.
Het is twee uur als ik de blaadjes op elkaar leg en in een envelop stop. Die stop ik straks in een grote bak. Vanavond worden alle enveloppen in die bak opgehaald en naar een andere afdeling van het Hoofd Ruimtestation gebracht, waarna ze worden gebruikt voor de krant.
Niet wetend wat ik verder nog moet doen blader ik door de map die ik gisteren was vergeten op te ruimen. Allemaal verschillende soorten teksten zijn het. Interviews, enquêtes, nieuwsberichten. Ik kom zelfs een blad tegen waar met grote letters: 'Ook de mensen van het Hoofd Ruimtestation hebben geheimen', opstaat, gevolgd door meerdere weetjes over werknemers van het HR. Ik blader verder, maar vind verder niets interessants.
Net op het moment dat ik de map weer wil dichtslaan, valt mijn oog op een blaadje in het plastic vakje aan de binnenkant van de map. Dat was me eerder niet opgevallen. Nieuwsgierig haal ik het papiertje uit het vakje, al weet ik heel goed dat dit eigenlijk niet mag, ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Mijn nieuwsgierigheid maakt alleen al snel weer plaats voor teleurstelling, want op de achterkant van het briefje staat alleen een simpel adres:
Collinwalterstraat 119, Les Vash.
Ik frons, maar stop het briefje weer terug. Ik heb nog nooit van die straatnaam gehoord en ook de stad klinkt niet bekend. Het zal waarschijnlijk voorbij het Reil liggen, een gebergte ten noorden van Tortorn, en ik ben nog nooit verder dan Manas geweest, een stad die tegen het Reil aan ligt. Tortorn is in het westen en in het zuiden omringt door zee, dus er is ook nog een kans dat het in het oosten ligt. Ik haal mijn schouders op. Ach, wat maakt het ook uit.
Ik sla de map dicht en loop dan met de map in mijn ene hand en de envelop in de andere richting de bak voor de enveloppen. De enveloppen dus ik door de gleuf en de map leg ik vervolgens in het kluisje van Yohn. Zijn kluisje is tjokvol met allemaal brieven en mappen en de map past er dan ook nog maar net bij. Ik wil me net weer omdraaien om terug te lopen als de deur van Yohn's kantoor opengaat. Yohn staat vriendelijk glimlachend in de deuropening.
A/N: Sorry, sorry, voor dit vreselijke abrupte einde. Er was alleen geen beter einde te vinden en anders had dit hoofdstuk zo'n 4000 woorden geteld (van de echte 6000 woorden die dit hoofdstuk heeft) en dat vind ik te veel voor Wattpad (en voor mezelf). Ook bij het volgende hoofdstuk (11. Mars.2) is het einde nogal abrupt, dus ook alvast sorry daarvoor. Hopelijk vonden jullie dit hoofdstuk wel een beetje leuk :')
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top