4. Waarin Chaoxing een keer behulpzaam bleek te zijn
Nadat Hein was bijgekomen van de achtervolging, nam hij me mee richting het winkelcentrum. Toen ik hem vroeg waarom we die kant op gingen, had hij alleen iets gemompeld over zijn instinct. Hij had zijn zeis achter zijn nek gelegd, leunde met zijn armen erop. Ossi zat weer op mijn schouder, af en toe gaf hij kopjes in de holte van mijn nek waardoor het kietelde. Langzaam verwerkte ik de situatie van net, de guǐ en hoe Hein hem pal door midden wist te snijden.
'Wat heb je met die guǐ gedaan?' We waren aan het zigzaggen door de drukke winkelstraat, af en toe keek Hein om zich heen voor hij een richting koos. De jongen zorgde ervoor dat hij niemand in de weg stond en ik volgde zijn voetstappen blind.
'Die guǐ is vernietigd. Nu bestaat hij niet meer.' Het klonk alsof hij het had over een product, alsof het ingeblikt eten was. Hein ontweek fluitend een vrouw die langs ons liep en ik deed uit automatisme hetzelfde, al leek de voorbijganger ons niet op te merken.
'Wat betekent dat precies?'
Hein fronste. Mijn vragen leken hem te irriteren, maar toch antwoordde hij.
'Alles hier heeft twee staten. Bestaan en niet bestaan. In principe bestaat alles wat je ziet, maar poortwachters hebben training gekregen om bestaande dingen om te zetten tot iets wat niet bestaat.' Mijn blik gleed naar de rode zeis terwijl ik knikte, hij had gezegd dat hij er niet mee rond kon zwaaien toen we in de buurt van mensen waren.
'En waarom bestaan de guǐs?'
'Je stelt wel heel veel vragen.' Hein mompelde het onder zijn adem met strakke lippen, maar ik wist het toch op te pikken. Zijn toon raakte een gevoelige snaar en een tssk-geluid verliet mijn mond.
'Dan stel je ook wat vragen terug, weet ik het.' Kinderachtig gooide ik mijn armen over elkaar. Doordat ik gefrustreerd wegkeek, merkte ik niet de man die tegen me aan liep.
Of beter gezegd, door me heen liep.
Het was vreemd om een lichaam door me heen te zien gaan. De zakenman struikelde toen hij me passeerde. Een rilling ging over mijn ruggengraat, het voelde alsof een gure wind langs de binnenkant van mijn lichaam trok. Mijn mond was droog toen ik achterom keek naar de man, die verward naar de grond staarde die helemaal recht was onder zijn voeten.
'Waarom heb je parels in je haar?' Een hand ging door mijn zwarte haren die me uit deze trance trok. Hein keek naar de parels die bedoeld waren voor sieraden maken, maar ik aan mijn haren had geregen. Ik kon zijn douchegel ruiken, een schone geur van iemand die net hun haren gewassen hadden. Ik schudde snel mijn hoofd, dat was een rare gedachte om te hebben, maar ik kon het niet meer niet opmerken. Oncomfortabel met hoe dichtbij Hein stond, krabde ik aan mijn nek, waar Ossi weer zat. Om mezelf toch bezig te houden, begon ik de zwarte kat onder zijn cape te aaien.
'Mijn beste vriendin had een feestje en het thema was 'schatkist'. Dus vandaar de parels.' Ik was allang blij dat alle diamantjes die ik op mijn jukbeenderen en boven mijn wenkbrauwen geplakt had, door de avond kwijt was door de goedkope lijm. Hein rolde de parels door zijn vingers. Ik zou een fortuin overhebben voor een douche, een broek zonder gaten en een paar schoenen.
'Je valt in ieder geval wel op, ja.' Hij gaf me geen kans om op zijn sneer te reageren en ik bleef achter met een opengevallen mond.
'Maar om je eerdere vragen te beantwoorden over guǐs, het zijn onbewerkte zielen. Zielen die niet naar limbo zijn gekomen doordat ze een te sterke connectie hebben met iets hier op aarde. Het is meestal iets negatiefs, haat of spijt. De tijd op aarde zal alleen langzaamaan wegslijten aan de ziel, tot alleen die connectie overblijft en dat ze tot een guǐ maakt.'
Ik knikte, ergens was het moeilijk maar ik had geen andere keus dan Heins woorden te geloven. Niemand anders zou me over mijn situatie vertellen, tenzij Ossi de Nederlandse taal spontaan wist te spreken. 'Is het een vraag voor een vraag of...' Hij beantwoordde de vraag pas nadat ik de zijne had beantwoord. Misschien had Hein eindelijk zin om te kletsen, of wilde hij ook wat meer over mij weten.
'Nee, ik heb geen vragen voor jou.'
Of niet.
Zijn woorden prikten als een papiersnee en ik zuchtte. 'Wat een gemeen baasje heb je.' Zacht mompelend drukte ik mijn gezicht tegen Ossi, die me een instemmend kopje gaf. Op zijn minst liet de kat me gewild voelen. De stilte die ontstond, was eentje waarop mijn mond smachtte om te doorbreken. Al zou dat voelen als een verlies voor mij in deze mentale wedstrijd, die Hein waarschijnlijk niet eens doorhad.
Mijn ogen schoten rond, vaag kon ik me willekeurige details herinneren die losdobberden in mijn gedachten. Ergens rechts zou een KIKO zijn en links van me een hamburgertent. Ik wist niet waarom, maar mijn gevoel vertelde dat gewoon. Toen mijn onderbuik gelijk had, draaide mijn maag om. De stilte dreunde luid in mijn oren, of het was mijn gonzende bloed dat niet meer door mijn lichaam circuleerde.
'Worden alle onbewerkte zielen op aarde, guǐs?' Ik verbrak de stilte om mijn gedachten weg van de klif te halen voor ik een stap te ver zette en over de rand ging.
'Het is de meest voorkomende uitkomst ja, maar niet als een onbewerkte ziel beschermd kan worden tegen de aarde, dan kan het slijten gestopt worden. Daarvoor zijn de capes, om ons te beschermen tegen de tijd die hier draait.' Onbewust trok ik de cape dichter tegen me aan, als dit naar kat ruikende stof er niet was, dan kon ik eindigen als die zure guǐ van eerder. De gedachte alleen liet me walgen.
'Geldt dat ook voor jou?' Ossi miauwde afkeurend in mijn oor, waardoor ik me snel verbeterde. 'Geldt dat ook voor jullie?'
'Wij zijn hetzelfde als jij, alleen minder vers vergeleken met jou.' Ik haalde mijn neus op bij die beschrijving, het klonk als een vleeskeuring. Daarnaast klonk het alsof hij bedoelde dat hij ook ooit geleefd had, maar de manier waarop hij praatte klonk zo afstandelijk. Voor ik kon vragen hoe ze hier waren gekomen, stopte Hein abrupt.
Een wazige gedaante stond voor een leegstaande winkel, een doorzichtige hand gleed over het raam.
'Is dat...' Hein knikte, zette een vinger tegen zijn lippen om me te sussen. Voorzichtig liep de jongen naar de geest, Ossi staarde vanaf mijn schouder om zijn baasje in de gaten te houden. Dit was waar hij naar aan het zoeken was in deze winkelstraat.
'Je moet terug naar de hemel, je kan hier niet te lang blijven.' Heins stem was zacht, alsof hij de geest niet wilde schrikken. De gedaante flikkerde, maar er was geen beweging. 'Je ziel zal wegkwijnen hier, er is niks voor je over.'
Hein strekte zijn hand uit naar de ziel, maar het schoot uit de weg. Een schreiende kreet klonk die de haren op mijn nek overeind lieten staan, zelfs Ossi sloeg ongemakkelijk met zijn staart rond mijn rug.
'Wat is het dat je hier houdt?' De ziel negeerde Hein, plaatste zich weer tegenover het raam. Vaag kon ik de vormen van de oude letters die erop geplakt waren zien. Een noedelshop had hier ooit gezeten, maar nu zag het eruit alsof niemand hier al jaren niet geweest was.
De ziel jankte toen, een melodie die klonk als de luidende kerkklokken op een regenachtige dag. Het groef een gat in mijn hart. Hein fronste, hij strekte zijn vingers om de stang van zijn zeis.
Ossi miauwde, waardoor Hein achterom keek. Zijn ogen verwijdden toen hij mijn betraande gezicht zag. De kat veegde mijn rollende tranen op door mij strelende kopjes te geven. Onbewust had ik mijn linkerhand opgestoken om de warme tranen te vangen.
'Waarom...' Heins stem stierf weg toen ik schudde. Ik wist ook niet waarom ik huilde, waarom mijn hart jankte met de ziel. De jongen leek het te merken, beet op zijn onderlip. 'Chaoxing, kom.'
Zijn uitgestoken hand accepterend, kwam ik langzaam naast hem staan. Nu ik dichter bij de ziel was, kon rammelde haar geluid aan de snaren van mijn hart. Mijn instinct wilde troost aanbieden voor de immense verdriet die hier was, voor de vrouw die haar leven niet kon loslaten hierdoor.
'Het is oké.' Met mijn vrije hand reikte ik naar de ziel en verrassend genoeg schoot ze niet weg voor me. Hein hield zijn adem in en ook Ossi bewoog niet meer.
'Het is niet oké.' De ziel onder mijn hand gloeide, vormde een betraande wang met witte sproetjes. De ziel keek me aan, nam de vorm aan van een vermoeide vrouw. Haar hand gleed over de mijne lieflijk. De wereld transformeerde, het was zo fel dat het moeilijk te zien was. 'Ze zou nu net zo oud zijn als jij.'
Het voelde verkeerd om door te vragen, om dieper te wrikken in de wond van de geest. Dus knikte ik alleen, wachtend tot de stilte ons opvulde. Alsof de geest het waardeerde, draaide ze zich naar de noedelshop die druk bezig was, alsof het een blik in het verleden was. 'Als mijn man en ik niet zo bezig waren met het succes van de noedelshop, hadden we het kunnen zien aankomen.'
Een klein meisje liep met haar haren in twee vlechten rond met een vliegtuigje in haar handen. Ze imiteerde motorgeluiden met haar mond terwijl haar moeder vanuit haar ooghoeken op het meisje lette. De vrouw was een stuk jonger in deze herinnering, ze kneedde het deeg en trok het uit met haar handen voor de klanten die aan de bar zaten. Het was een bekend aanzicht, alsof ik hier al een keer eerder geweest was.
Het gebeurde allemaal zo snel. Het meisje dat door de open deur van de winkel huppelde en zo de straat opging, de auto die niet op tijd wist te stoppen en de moeder die met een blik vol horror naar de straat keek. Klanten stonden op bij het geluid, maar ze waren bevroren op hun plek. De ziel draaide zich om naar het stille lichaam van haar dochter vijf meter verderop de straat. Het vliegtuigje was aan stukken, het meisje had geen eens tijd gehad om haar pijn uit te gillen.
'Ik heb haar gefaald,' mompelde de ziel. 'Ik heb haar gefaald op zoveel manieren, ze had nog haar hele leven voor zich. Als ik het alleen maar was.' De vrouw zette haar handen tegen haar gezicht terwijl de herinnering verdween. Dit was de connectie die ze had met de aarde, de spijt die zo sterk was dat ze hem meedroeg naar de hemel.
Nieuwe tranen hadden zich ondertussen gevormd en rolden vrij over mijn wangen. Ik kon op geen enkele manier haar troost bieden, er was geen manier waarop ik haar gebroken hart kon bij elkaar lijmen. Dit was niet iets waar mijn hulp waarde had. In plaats daarvan, bleef ik bij de ziel met een waterige glimlach om haar te laten weten dat ik aan haar kant stond. Ik kon maar een kleine pleister plakken over de enorme snee die ontstaan was.
'We willen je weer terug meenemen naar de hemel, terug naar uw dochter die daar op u wacht.' De vrouw greep mijn bovenarmen, trok me tegen haar aan in een halve knuffel waardoor Ossi van me afsprong. Dit gebaar projecteerde ze wanhopig op me, alsof ze haar kind nog in haar armen kon nemen.
'Ik heb het recht niet, ik kan haar niet zien.'
'Ik weet zeker dat zij dat niet denkt.' Mijn hand gleed uit die van Hein. Voorzichtig bracht ik mijn armen omhoog, omarmde de vrouw. De visie had getoond hoe attent de vrouw probeerde te zijn, hoe vaak ze bijna in haar eigen hand sneed omdat ze tegelijk op haar kind lette. Ze was misschien niet onschuldig, maar ze had genoeg geleden als ze het nog steeds niet kon loslaten.
De vrouw zei niks meer, legde haar hoofd op mijn schouder.
'Wees hier zolang je wilt, laat maar weten wanneer je er klaar voor bent,' mompelde ik, de vrouw barstte in tranen uit. Hein knikte, hij had vanaf de zijlijn toegekeken en me vertrouwde met de ziel.
'Ik zal op uitkijk staan voor guǐs.' Ossi klom op zijn schouder en Hein draaide zijn rug naar me toe. Hij liep weg, maar niet voor hij nog wat naar me fluisterde. 'Als er iets is, twijfel niet om mij te roepen.' Ik knikte, terwijl Hein een paar stappen van ons af zette om over ons te waken, terwijl de ziel al haar verdriet uithuilde.
Seconden smolten samen tot minuten. Hein had zwijgend talloze guǐs afgeweerd zonder dat de vrouw het doorhad. Langzaamaan verdween haar vaste vorm, mijn armen schoten om me heen toen de ziel nergens meer te bekennen was. Het enige bewijs van haar aanwezigheid verdween met de wind die haar gejank meenam.
Een warme hand belandde op mijn schouder terwijl de andere mij een zakdoek aanbood. 'Kom, er zijn nog veel meer zielen die terugmoeten.' Ik knikte, Hein had gelijk. Ik mocht misschien de vrouw hebben geholpen, er waren talloze zielen die nog terug moesten.
'Dankje.' Ik depte mijn brandende ogen met de zakdoek. Mijn uitgeputte lichaam wilde niet meer bewegen, maar ik dwong mezelf door te gaan, bang dat Hein me anders achter zou laten op deze straten die noch bekend noch onbekend waren. Er was een comfort maar ook een naar gevoel, waardoor ik liever met gezelschap bleef. Iets zei me dat ik anders achter zou blijven als de vrouw. 'Is ze nu terug in de hemel?'
Mijn blik ging automatisch omhoog, Hein legde zijn hand op mijn hoofd zoals hij bij Ossi zou doen.
'Ja, bewerkte zielen gaan niet terug naar de hemel totdat ze het zelf willen, dus je hebt haar geholpen, en mij ook.' Mijn schouders ontspanden terwijl ik Heins zakdoek vasthield, het ontwerp was vervaagd door het jaren van gebruik, maar de stof was nog heel zacht.
'Dankjewel, Chaoxing.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top