1. Waarin Chaoxing in een vreemd huis zonder schoenen wakker wordt
Mijn dronken kop had het eindelijk voor elkaar gekregen om iets illegaals te doen.
Loom was ik wakker geworden op een wit tapijt die nog zachter was dan mijn eigen bed, de vorm van mijn lichaam bleef achter op het kleedje toen ik overeind kwam. Ik bevond me in een nogal kale woonkamer waar een tafel, televisie en kapstok stond. Bijna zou ik denken dat mijn huis beroofd was, tot ik besefte dat dit niet mijn huis was. Niemand van ons had namelijk de spieren om de gewichten die in de hoek stonden op te kunnen tillen.
Ik was de inbreker in dit geval.
De realisatie sloeg me in mijn gezicht en verdreef alle loomheid. Snel krabbelde ik overeind, nog in mijn outfit van gisternacht waarin ik los was gegaan op de verjaardag van mijn goede vriendin Aimée. Ergens door de avond heen was ik drie nagels en het grootste deel van mijn herinneringen kwijtgeraakt. Mijn broek had nieuw gevormde gaten en ik wist zeker dat er schoenen aan mijn blote voeten zaten voor ik wegging. Het enige wat meeviel was hoe brak ik was.
Trillend sloop ik door de grote woonkamer naar de deur die hopelijk naar de hal leidde, mijn voeten plakten aan de vloer met een geluid dat klonk als vallende bommen. Ik hoopte maar dat de bewoners van het huis niet zomaar wakker werden en mij zagen. Hoe kon ik ook zo dom zijn om ergens in te breken? Ik was blij dat ik in ieder geval niet het feest van gisteren er weer uit had gegooid in dit schone huis. Ik zou naar buiten lopen met mijn bloed gevuld met adrenaline en het er met niemand over hebben. Nooit.
'Miauw.'
Met een gilletje sprong ik opzij. Nog net voor mijn hand op de deur lag, schoot er een kat langs mijn benen. Mijn gezicht gloeide van de schaamte over deze hele situatie, alsof ik betrapt was. De zwarte kat miauwde nogmaals, paradeerde trots gedrapeerd in zijn cape en met een kartonnen zeis die op zijn rug geplakt was. Het was net een goedkoop halloweenkostuum die op het laatste moment online besteld was. Ik had de situatie schattig gevonden, als mijn knieën het niet op elk moment zouden begeven.
'Je liet me schrikken,' mompelde ik tegen de kat, die ondertussen op zijn gemakje was gaan zitten. 'Niets tegen je eigenaren zeggen, ik ben zo weer weg.' De kat miauwde alleen maar terug. 'Natuurlijk zal je niks zeggen, je bent een kat.' In mezelf lachte ik, de situatie was zo bont dat mijn brein niet wist wat ik met mezelf aan moest.
De kat miauwde nog een keer, scheller om me te waarschuwen toen de deur openging. Een verblindend wit licht liet me naar achteren deinzen terwijl ik mijn ogen afschermde. Wind sloeg de deur volledig open en schril gegil stak mijn oren. Ik dook in elkaar, mijn handen over mijn oren en mijn ogen dichtgeknepen. Gekakel vloog langs mijn lichaam. Alsof een honkbal tegen mijn schouder gegooid werd, viel ik op mijn achterste. Koude vlagen trokken aan mijn zwarte haren en kippenvel verspreidde over mijn armen. Mijn lange nagels begroeven zich in mijn achterhoofd. De kakofonie en het licht stopte niet, ergens was ik zelf begonnen met gillen in de hoop mezelf nog te kunnen horen, om te verzekeren dat ik nog hier was. Dat ik nog leefde.
Het was pas toen de kat op mijn benen sprong, dat ik mezelf los durfde te laten. Mijn handen verkrampt van het drukken op mijn oren en mijn keel ruw van al het schreeuwen. De zwarte kat miauwde, zijn kartonnen zeis sloeg spottend in mijn gezicht terwijl hij wegsprong. Radeloos bleef ik op de grond zitten met mijn benen te zwak om nog mijn gewicht te dragen. De kat riep nog een keer.
'Ik versta geen kat,' siste ik naar hem met een woedend gebaar. Hij mocht miauwen wat hij wilde, maar veel zou het me niet zeggen. Alsof de kat me wel verstond, draaide hij zijn hoofd naar de deur. Het verblindende licht was gedimd en nu was er alleen een witte kamer over die oneindig door leek te gaan. Wat hier ook in zat, was in ieder geval ontsnapt. Het had plaatsgemaakt voor een briesje die mijn lichaam deed trillen. De kat miauwde weer, onophoudelijk cirkelde hij rond me terwijl ik naar de lege ruimte staarde.
Een klein stemmetje in me zei dat ik nu een groter probleem had dan het feit dat ik ingebroken had.
Met bevende vingers trok ik mijn topje recht, de verwarring over de situatie was angstaanjagend en ik wilde naar huis. Naar mijn warme bed en mijn moeder die me om negen uur zou wekken omdat ik 'te lui ben en me meer moet focussen op mijn toekomst'. Ik wilde de parels uit mijn haren halen die ik gisteren erin gevlochten had voor het schatkisten thema dat Aimée ons opgelegd had. Ik zou de gemaakte video's van gisteren terugkijken op mijn telefoon en lachen om de helft van de gebeurtenissen die ik alweer vergeten was.
Mijn telefoon.
Mijn hand tastte de zakken van mijn broek af, zoekend naar het voorwerp dat ik altijd bij me moest hebben zodat mijn ouders me konden bereiken op momenten dat ze vergeten waren dat ik die avond niet thuis zou zijn. Het zou me ook meteen vertellen waar ik precies was en hoe ik thuis kon komen.
Opluchting spoelde mijn zorgen weg toen ik mijn vertrouwde mobieltje in mijn handen had. Het scherm zat vol onder de barsten, maar op dit moment zou ik hem kunnen zoenen. Het oplichtende scherm liet 04.43 zien, wat betekende dat ik nog niet lang geleden van het feestje vertrokken was, of dat ik een hele dag geslapen had. Ik hoopte met heel mijn hart dat het eerst het geval was. Een luide zucht ontsnapte uit mijn mond.
De kat liep naar de nog open deur, even overwoog ik om hem dicht te doen vanwege de tocht, maar mijn lichaam wilde niet in de buurt meer komen van de opening. De kat rekte zijn lichaam, schraapte met zijn voorpoten aan de deur alsof het een krabpaal was.
Afgeleid opende ik Google Maps. Niks laadde behalve het zielige grijze rondje dat tevoorschijn kwam als er geen bereik was. Het kruisje in de linkerhoek van mijn gebroken scherm bevestigde mijn angst, de buitenwereld was onbereikbaar voor mij.
'Ik moet hier weg.' Met trillende ledematen kwam ik overeind, mijn telefoon klemmend in mijn koude vingers. Ik moest gewoon naar een plek met bereik komen en dan kon ik een van mijn vrienden bellen. Ik wilde hier gewoon weg zijn. Er waren nog drie deuren hier die naar mijn uitgang konden leiden, al wist ik niet zeker of ik er nog eentje open durfde te trekken.
De kat krabde onophoudelijk verder aan een dichte deur, zijn cape fladderde met de beweging. Misschien was hij me de weg aan het wijzen. Mijn benen begaven het bijna aan het nadenken om een nieuwe deur te openen, de schreeuwen van net waren doorgedrongen tot mijn beenmerg en echoden nog in mijn botten. Twijfelachtig stond ik er naar te staren, in de hoop dat mijn blik als een röntgenscan kon werken en ik de andere kant kon zien zonder het te openen.
Toen ik eindelijk de moed had bijeengeraapt om de deur te openen, was iemand me voor.
'Ossi, wat is er aan de hand? Ik zweer het je, als het weer om die leuke kattenziel gaat, ik heb je al verteld dat ik haar niet kan bevrijden.' Een jongen kwam de kamer binnen met zijn bruine haren in de war alsof hij net uit bed kwam. Met een hand voor zijn mond liet hij een gaap ontsnappen.
Nog voor ik kon bedenken waar ik me kon verstoppen, viel zijn blik op mij. Bevroren op mijn plek staarde ik terug. De ruime kamer leek opeens veel te klein voor ons tweeën en de kat.
De jongen staarde van mij naar de kat, zijn zwarte shirt omhelsde zijn ontspannen spieren. Hij was duidelijk de eigenaar van de halters hier. Voor een eeuwigheid hielden we elkaars stoïsche blikken vast, hopend dat wanneer ik niet bewoog, hij me niet zou zien.
Het was de kat, Ossi, die de stilte verbrak met een schrille miauw. De jongen verbrak de staarwedstrijd en zijn aandacht vestigde op de open deur.
'Oh nee!' Zijn ogen stonden wijd open terwijl hij naar de deuropening snelde. 'Nee, nee, nee!' Hij stak zijn hoofd om de hoek, keek goed rond voor hij zijn handen door zijn haren trok. 'Waarom is de hemel leeg? Ossi?' De kat miauwde scherp naar me, als hij met zijn ogen kon rollen naar de dramatische jongen, had hij dat gedaan.
'Ze heeft de deur geopend?' Ossi knikte met zijn kopje, likte vervolgens aan zijn voorpoot alsof hij zijn zeggen gedaan had. De jongen draaide zich weer naar me toe en ik maakte me klaar voor een complete uitbrander, voor een woedeuitbarsting.
Maar in plaats daarvan, zakte de jongen in elkaar met hulpeloosheid.
'Het is voorbij. Het Universum zal me tot stof vermalen en aan de sterren voeren. Ik zal nooit weten hoe Star Hike gaat aflopen, mijn boek gaat nooit afkomen.' Met open mond keek ik naar de jongen die in zijn negatieve spiraal zat. Hij bleef doorpraten met dingen die hij zou missen als hij nu verdween. Een schuldgevoel lag zwaar op mijn maag.
'Gaat het?' Paniekerig legde ik mijn hand op zijn schouder. Hij deed me denken aan Aimée die wanneer ze net een glas te veel had, opeens op de bank in tranen uit zou barsten om alles wat haar tegenzat.
'Nee, het gaat niet.' De jongen wees naar de open deur met beide handen. 'De hemel is leeg. Leeg! Hoe ga ik dit uitleggen aan het Universum volgende week wanneer ze komt checken?'
Hoe meer hij praatte, des te minder ik ervan begreep. Nerveus drukten mijn handen mijn telefoon uit het harde hoesje, om hem daarna er weer in te duwen. De wanhopige blik van de jongen bleef hangen bij de deuropening, alsof spontaan de ruimte daar weer gevuld zou worden als hij er lang genoeg naar keek.
'Sorry, ik denk dat dat mijn schuld was?' De jongen sprong overeind bij mijn woorden.
'Denk?' Hij snoof hard alsof hij me niet kon geloven, beschaamd zette ik een stap naar achteren. De kamer verwarmde als een sauna en ik wilde niets meer dan door de grond zakken. 'Ik weet het vrij zeker, Ossi heeft je de kamer zien openen.'
Mijn blik ging naar de kat, maar hij was ondertussen op de verwarming geklommen om daar rustig te zitten op een drogende theedoek. Ossi's gelige ogen staarden me geamuseerd aan. Hij had me verraden.
'Het spijt me,' piepte ik. De jongen balde zijn handen tot vuisten, een ader op zijn voorhoofd stond op barsten. Hij zette een stap naar voren en de angst liet me de woorden eruit floepen. 'Laten we dit rustig uitpraten, alsjeblieft.'
Mijn woorden leken de jongen te bevriezen, zijn ogen gleden over mij heen voor hij zijn handen ontspanden. De meter die vrijkwam tussen ons toen hij een stap naar achteren zette, voelde aan als een hele geruststelling. 'Er is niks om over te praten,' zei hij dan, rustiger dan eerst. Met een hand ging hij door zijn haar, voor hij zich omdraaide.
'Ik wil je gewoon laten weten dat het me echt spijt... wat ik heb gedaan, was niet cool,' mompelde ik, al wist ik nog steeds niet helemaal wat er gebeurd was.
'Het is al goed. Wat gebeurd is, is gebeurd.' Zijn lege woorden overtuigden mij niet, vooral niet wanneer zijn hele lichaam zich aanspande elke keer dat ik praatte. Een deel van me schreeuwde om te stoppen met praten, maar ik moest ook weten waar de uitgang was, zodat ik eindelijk naar huis kon.
'Als je het niet erg vindt, dan ga ik nu weer... weg. Sorry nog een keer voor alles.' Ik keek rond, de enige twee deuren die er waren, stonden wijd open. Beiden lieten ze niks van een doorgang zien, alleen een witte ruimte verder strekte dan ik kon zien. 'Kan je toevallig aanwijzen waar de uitgang is?'
De jongen staarde me aan, vervolgens draaide hij zich naar Ossi. Ze bleven griezelig lang stil, geen van de twee wilden me aankijken tot de jongen naar me toedraaide toen ik nogmaals vroeg om de uitgang.
'Je kan hier niet weg.' Het was net een zin die uit een thriller kwam, als de jongen het niet zo spijtig had gefluisterd.
'Hoe bedoel je?' vroeg ik, mijn mond droog. De jongen keek me met een ernstige blik aan, zijn zachte stem bracht de harde conclusie naar me toe.
'Je bent al dood.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top