XXVI.

Het licht,
Omringde hem.
Zijn huid,
Verdroogde.
Zijn botten knisperden,
Prikten door zijn huid.
Zijn haar werd wit,
Zijn vlees verdween.
Zijn skelettenhanden,
Graaiden naar mij.
Ik gilde.
Opeens was het over,
Hij stortte in,
Toen hij de grond raakte,
Was hij as.
Een klein lichtje,
Vloog omhoog.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top