Het verzet tegen de koning
Lieve lezers,
Dit is een hoofdstuk wat ik heb geschreven voor het boek 'Finish my stories' van mirjam_books . Het boek kan je vinden op haar wattpad account. De bedoeling van het boek is dat je het verhaal van een ander verder schrijft. Dat heb ik dus gedaan voor dit verhaal (het hele verhaal vanaf hoofdstuk een kan je vinden in het boek zelf). Ik heb hoofdstuk 5 geschreven.
In overleg met Mirjam heb ik dit deel ook in mijn eigen boek geplaatst, omdat ik stiekem best trots ben op dit geschreven stuk. Ik ben heel benieuwd wat jullie er van vinden :).
De titel is niet de echte titel van het verhaal (dat heeft het namelijk niet). Ik heb deze titel snel even verzonnen omdat ik nu even niks anders weet, dus ik ga het misschien nog aanpassen.
Ik schrijf vanuit een jonge vreemdeling die samen met wat vrienden een verzetsgroep heeft opgezet tegen de koning van het rijk. Samen proberen ze de beslissingen van de koning tegen te houden om het volk een beter leven te geven.
Veel lees plezier!.
Liefs,
Esmee,
***
Met een tevreden grijns rond mijn lippen kijk ik de jonge vrouw na.
De zachte roffelende geluiden van de paardenhoeven kan ik nog een paar minutenlang horen. Terwijl dat geluid langzaam verdwijnt komen de normale geluiden van het bos weer tot leven. Deel een van mijn plan was volbracht, het wachten op Semele was het waard geweest. Nu was ze op weg naar de herberg aan de zuidoever, de plek waar mijn vrienden haar zouden verwachten.
Ik trek mijn blik los van het bos en draai mij om naar de kleine beek achter mij. Voorzichtig laat ik mij op mijn knieën vallen en zucht even diep. De beek staat al jarenlang droog, alleen de regen vult de beek nog met vers water. Het geluk is mij vandaag gezind, gisteren heeft het geregend en hierdoor is er wat water overgebleven. Mijn handen brengen ik naar de kleine plas met water en gooi het koele water in mijn gezicht. Met het water was ik de modder van mijn gezicht af, mijn vermomming is er binnen een paar seconden weer vanaf. Als ik dan toch mijn spiegelbeeld in het water zie verstrakt mijn blik meteen. Het litteken dat de rechterkant van mijn gezicht in beslag neemt, vestigt nu meteen weer de aandacht op nu de modder weg is.
Grommend sta ik op en wend mijn blik af van mijn eigen spiegelbeeld. Na al die jaren kan ik er nog steeds niet naar kijken. Ik haal mijn handen door mijn blonde haren heen en draai mij weg van de beek. Ik loop weg van de confrontatie met mijzelf. Boos duw ik een aantal takken aan de kant en wurm mij door de begroeide bosjes heen. Een groffe vloek kan ik niet onderdrukken als een doorn mijn hand binnen dringt. Met een ruw gebaar trek ik de doorn uit mijn hand en ben tot mijn opluchting dan ook bevrijd van de prikkende bosjes.
Een briesend geluid doet mij weer op kijken. Het geluid van schrapende hoeven op de aarde geeft mij een veilig en vertrouwd gevoel.
Een lacht doorbreekt op mijn gezicht en opgelucht loop ik naar het paard toe. 'He ouwe jongen' fluister ik zachtjes. Mijn hand laat ik over zijn manen gaan en klop daarna zachtjes op zijn flank. 'Bedankt voor het wachten trouwe vriend.'
Op mijn paard na en een handje vol vrienden kan ik niet veel mensen vertrouwen. Soepel zet ik mijn voet in een van de beugels en trek mijzelf zo op het paard. Ik ga goed in het zadel zitten, pak de teugels stevig vast en geeft met een zachte tik van de teugels aan dat het paard mag gaan lopen. 'Nog even doorzetten Tanzer, we zijn er bijna' bemoedig ik mijn vriend toe. Met een kleine tik van mijn schoen druk in zacht in de buik van Tanzer en vraag hem om over te gaan in galop.
Na een klein uurtje kom ik eindelijk aan bij mijn kamp. 'Ho maar' fluister ik Tanzer zachtjes toe. Ondanks dat het nu avond is en de zon plaats heeft gemaakt voor de maan, neem ik mijn omgeving zwijgend in mij op. Een aantal vogels hoor ik nog fluiten maar voor de rest is het stil. Voorzichtig begin ik met het maken van geluid, wat ik langzaam opbouw naar wat meer volume. Ik fluit een paar keer snel en hoog achter elkaar, om daarna te eindigen met een zacht gefluit.
Even blijft het stil.
Maar dan hoor ik het hetzelfde geluid terug mijn kant op komen.
Mijn ingehouden adem laat ik sissend ontsnappen uit mijn mond, het is veilig.
Ik sta op uit de beugels en zwaai mijn been over Tanzer heen en beland met een zachte plof op de grond. Met mijn rechterhand pak ik de teugels vast en leid Tanzer met mij mee naar het kamp. De dichtbegroeide bosjes duw ik aan de kant met mij andere hand en stap dan het kleine kamp binnen. 'En is het gelukt?' hoor ik een stem aan mij vragen.
Mijn ogen vinden al snel de eigenaar van de stem. Ik knik hem toe 'Ja het is gelukt, Semele is nu onderweg naar de herberg aan de zuidoever. 'Ik denk dat ze daar morgenvroeg aan zal komen, onze vrienden vangen haar dan wel op.' Terwijl ik deze woorden uitspreek tegen mijn vriend, haal ik het zware zadel van Tanzer zijn rug af. Vervolgens klik ik met mij tong dat hij mij moet volgen. Met een glimlach rond mijn mond leid ik mijn vriend naar een bak met water. 'Dit heb je wel verdient' fluister ik zachtjes naar mijn trouwe vriend.
'Vertel eens Benjen, is Semele een mooie vrouw?.'
Met opgetrokken wenkbrauwen draai ik mij om en stap weg bij mij paard. Het kampvuur verspreid een gele gloed over mijn vrienden heen die bij het kampvuur zitten. Even kijk ik ze alle twee zwijgend aan, voor ik mij op de grond laat zakken bij het kampvuur. 'Dat is niet aan mij om te beoordelen' brom ik Renly zijn kant op. 'Dat is trouwens ook helemaal niet netjes om te vragen en het heeft niks met onze opdracht te maken' bijt ik hem grommend toe.
'Ach kom nou Benjen, een beetje plezier op deze reis mag toch wel?' Mijn ogen laat ik meteen naar de persoon gaan die naast Renly zit 'Nee Klaus dat mag niet 'Wij zijn hier maar voor een doel en tot nu toe gaat dat goed. 'Als jullie de boel verpesten, dan zijn jullie nog lang niet jarig' grom ik ze kwaad toe.
De stilte blijft zwijgend tussen ons drieën in hangen. Geen van ons durft de stilte nu te doorbreken, bang voor een grote ruzie en dat kunnen we nu absoluut niet gebruiken.
'Ik ben trouwens pas in november jarig, dus dat klopt wel redelijk dat ik nog lang niet jarig ben' hoor ik Klaus ineens van uit het niets antwoorden.
Mijn mondhoeken krullen langzaam omhoog in een lach. Hoofdschuddend kijk ik mijn vriend aan. Renly hoor ik zachtjes grinniken om het antwoord van Klaus. Met een diepe zucht sta ik op 'Is hier soms nog wat lekkers te drinken of hebben jullie alles al opgemaakt in de tijd dat ik op pad was?.'
De volgende ochtend ben ik vroeg wakker. Langzaam draai ik mij om en staar even naar het doek van de tent boven mij. Het dunne kleed wat ik over mij heen heb getrokken voor de nacht gooi ik van mij af en kruip vervolgens naar de ingang van de tent. Ik steek mijn hoofd door de opening heen en kijk naar buiten. Mijn ogen knijp ik even samen door het felle zonlicht, maar al snel wennen mijn ogen aan het licht buiten. Ik kruip de tent uit, ga recht op staan en rek mij even uit. Mijn twee vrienden zie ik nog niet, dus ik besluit van deze gelegenheid maar gebruik te maken.
In een rustig tempo wandel ik naar de rivier die vlak bij ons kamp ligt. Met een snelle beweging trek ik mijn hemd over mijn hoofd en gooi hem op de grond. Snel knoop ik mijn broek los en trek hem dan uit. Alleen maar in mijn ondergoed stap ik het water in. Ik sis even mijn adem in als ik het koude water over mijn voeten voel stromen.
Met een paar snelle stappen loop ik het water wat meer in tot mijn middel. Drijvend in het water geniet ik van de koelte die het mij geeft. Snel duik ik helemaal onder water om mijn gedachten ook wat helder te krijgen. Met een zucht kom ik weer boven en veeg met mijn hand mijn blonde haren uit mijn gezicht. Het water geeft mij nieuwe energie voor de dag die nu nog voor ons ligt.
Dobberend in het water kijk ik naar ons kamp en de paarden die rustig naast elkaar staan. Soms buigt een van de drie paarden zich naar voor om een hap te nemen van het groene gras. De tent naast die van mij gaat dan ineens open en uit de tentopening verschijnen nu twee slaperige hoofden. 'Hey slaapkoppen, kom ook het water in.' roep ik de twee jongens toe 'Er is geen betere manier om wakker te worden 'het water is echt heerlijk'.
Even later zitten we weer met zijn drieën rond het kampvuur. Het enige verschil met gisteravond is dat het kampvuur nu niet brandt en dat we nu koud water drinken in plaats van het bier dat wij stiekem mee hebben genomen vanuit de herberg. Ik pak van uit de reistas nog een stuk brood en neem er meteen een hap van.
Met een frons op mijn gezicht kauw ik op het brood en slik het dan door. Meteen neem ik een paar slokken water om het weg te spoelen 'Bah, dit brood is echt taai' klaag ik.
'Wees blij dat er iets te eten is, vriend' hoor ik Klaus mijn kant op grommen 'Anders neem je maar een hap gras zoals onze paarden doen' zegt hij er nog snel achter aan. Ik open mijn mond al om hem een antwoord terug te geven, maar Renly eist nu mijn aandacht op.
Zijn stuk brood dat hij vasthoudt, gooit hij van zich af en staat snel op. Zijn ogen focussen zich op iets achter mij. Zijn hand glijdt heel langzaam naar het mes dat hij aan een touw aan zijn broek heeft hangen. Als ik wat wil zeggen, zie ik dat hij heel zachtjes zijn hoofd schudt en mij even aankijkt.
Heel langzaam sta ik ook op en draai mij rustig om. Terwijl ik dit doe, hoor ik ook meteen roffelende paardenhoeven de stilte doorbreken. Het gehoor van Renly is soms gewoon eng. Hij heeft al lang de paarden aanhoren komen, terwijl ik mij nergens bewust van was.
Ik slik even en ga dan naast Renly staan en Klaus neemt naast mij plaats.
'Waar wachten wij op' hoor ik Klaus nog fluisteren.
Het volgende moment stormen er drie mannen te paard het open veld op. De bosjes die onze plek een beetje verborgen hielden, worden vernield door de zwaarden die de mannen er doorheen slaan. Briesend van inspanning staan de paarden voor ons te trappelen op hun plek.
Ik druk mijn lippen op elkaar, maar ik voel de woede langzaam in mij omhoog kruipen. Hoe deze mannen met hun paarden om gaan is vreselijk om aan te zien. De paarden spannen zich te veel in en krijgen geen rust.
Een man stapt op zijn paard wat meer naar voor en kijkt ons zwijgend aan. Als blikken konden doden, dan waren wij alle drie nu dood neergevallen.
'Wat brengt jullie hier?' doorbreekt de stem van Renly de stilte.
Voordat de mannen antwoord kunnen geven, komt er nog een man te paard ons kamp binnen gelopen. De mannen die er al waren buigen hun hoofd en laten hun paarden een stap naar achteren doen.
'Wat doe jij hier' gromt Renly de man kwaad toe. Zijn hand omklemt zijn mes nu nog steviger,
Zwijgend staar ik naar mijn voeten. Opkijken durf ik niet. Ik hoop dat de man mij nu niet herkent. Ik zie er anders uit als vroeger, mijn haar is een stuk langer geworden en ik ben niet meer zo mager als toen. Alleen het litteken op mijn wang kan mij verraden. Deze man heeft mij verminkt voor het leven.
Maar zijn donkere stem die mijn naam uitspreekt doet mij toch op kijken.
'Benjen, wat een genoegen om jou weer te zien.' 'Hoe gaat het met je broertje?'
Die woorden doen mij op kijken. Met een verbeten trek om mijn mond kijk ik de man voor mij aan. Mijn ogen boren zich in zijn kille blauwe ogen. Het feit dat mijn hemd nu nog ergens bij de beek ligt, en ik hier nu in ontbloot boven blijf sta voor deze man doet mij niks.
Ik richt mij wat rechter op en ga steviger op mijn benen staan.
'Hallo Newt' beantwoord ik zijn groet. 'Hoe bevalt het leven als rechterhand van de koning' bijt ik hem grommend toe.
Ik voel zo veel haat voor de man die nu voor mij staat. Hij heeft onze familie verraden, heeft mij in de steek gelaten voor een beter leven. Maar nu de koning dood is wil hij de macht grijpen naar de troon.
Maar dat laat ik niet gebeuren.
Al wordt het mijn dood.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top