Hoofdstuk 12
Lena
Wat is er gebeurt?
Stuur ik onmiddellijk naar Jasper.
Snel nadat ik mijn berichtje heb verstuurd trilt mijn gsm en ik loop naar de badkamer.
'Jasper wat is er godver-' sis ik als ik opneem.
'Lena, je moet je aankleden en je spullen nemen. We moeten weg.' beveelt hij.
'Wat?! Ik kan toch niet zomaar vertrekken. Wat gaat iedereen denken? De leerkrachten gaan waarschijnlijk ook mijn ouders bellen. Ik kan toch niet vertrekken.' ik haal mijn hand gefrustreerd door mijn lange haren.
'Lena, alles is al geregeld maak je geen zorgen, maar we moeten echt weg. Ik zit in de problemen en ze weten wie je bent en ik kan je niet verliezen. Pak je spullen, ik sta in het steegje naast je raam.' smeekt hij.
Ik zucht: 'Jasper, ik zou je vermoorden als ik niet zoveel van je hou.'
Jasper grinnikt klink door de telefoon.
'Ik ben binnen een paar minuten buiten.' zeg ik.
'Wacht Lena, je moet ook niets voor mij doen. Ga naar mijn kamer, neem mijn tas en gooi die uit het raam. Ik vang het wel op.' zegt hij.
'Goed, ik ben direct klaar.' ik wil inleggen, maar ik hoor Jasper nog zeggen dat hij ook van mij houdt.
Ik gooi al mijn spullen in mijn tas en doe rist hem dicht. Dan ga ik naar de kamer van Jasper en gooi zijn tas uit het raam. Ik besluit niet te kijken want ik weet dat hij er staat. Ik vertrouw hem.
De gangen zijn donker en ik voel aan de muren zodat ik niet tegen onverwachte opstakels loop. Het licht van mijn gsm verlicht de gang een klein beetje, maar mijn zicht was opnieuw beperkt.
De hoek die ik moet ingaan om naar mijn kamer te gaan wordt plots geblokkeerd door iets hard. Het is eerder iets gespierd.
Ik schijn mijn mijn lamp op een zwart T-shirt dat een brede borstkas omspant. De zenuwen gieren door mijn lijf als ik mijn lamp omhoog schijn om het gezicht van de man te zien.
De man ziet er begin de dertig uit en glimlacht lief naar mij.
'Meisje, kun je me helpen? Ik zoek een kamer van een oude bekende van me, haar naam is Lena.' Zegt de man dan met een diepe stem en een zwaar accent.
Verdomme, hoe weet hij mijn naam?
Ik slik en mijn handen trillen hard, ik neem ze snel samen vast.
'Lena, eum, ze ik ken haar inderdaad, maar eum ze slaap in een andere gang.' Verzin ik snel.
'Echt?' zegt de man terwijl hij me grondig inspecteert.
'Ja een paar gangen terug. Haar kamer nummer is iets in de 110. Hier is 200 en verder.' Mijn hart klopt luidruchtig en ik ben bang dat het het straks begeeft van de stress.
'Bedankt.' Zegt de man dan vriendelijk en stapt weg.
'Wacht.' Gooi ik eruit.
De man draait zich terug om en kijkt me fronsend aan.
'Waarom wil je haar weten liggen op dit uur?'
'Omdat ik haar naar een leuke plek wil brengen, ze is een oude vriendin van me.' Antwoordt hij grijnzend.
Ik knik en zeg snel gedag.
Als ik weet dat de man weg is dan loop ik naar mijn kamer.
Ik gooi mijn deur open en vlieg naar binnen. De deur draai ik onmiddellijk op slot en strompel de kamer verder in.
God, hij wil me naar een leuke plek brengen. Nee, ze gaan me vermoorden als ze me vinden. Ze gaan me martelen. Verdomme, ik moet weg.
Ik neem mijn tas en rugzak en loop snel naar het raam. Mijn legergroene jas heb ik met trillende handen aangetrokken en mijn bruine lederen botjes heb ik aan mijn voeten. Ik kijk nog eens door de kamer om te zien dat ik niets vergeten ben in mijn haast.
Mijn ogen stoppen bij Cynthia.
Ik kan haar hier niet achterlaten zonder dat ze iets weet. Ze zal denken dat ik ben weggelopen.
Ik neem een blad papier en begin er iets op neer te krabbelen. Het begint met liefste Cyn, en eindigt met ik zie je snel weer, haat mij of Dylan niet te hard. Hij houdt van je en ik hou ook van je, maar voor je eigen veiligheid konden we niets zeggen. Praat hier a.u.b. Met niemand over xx Lena.
Ik open het raamkozijn en kijk naar beneden.
Het is niet zo hoog, vijf-zeven meter maximum.
Dan verschijnt er twee mooie blauwe ogen uit de schaduwen.
'Lena, eindelijk ik dacht dat er iets was gebeurd.' Zegt hij opgelucht.
'Ik zei toch dat ik kwam. Vertel me nu maar hoe ik beneden geraak.' Antwoordt ik terwijl ik nogmaals naar beneden kijk.
'Spring, ik vang je wel op.'
Ik kijk hem fronsend aan.
'Ja nee, is hier nergens een trap?'
'Lena vertrouw me ik vang je wel op.'
'Jasper dit heeft niets met vertrouwen te maken. Als ik spring en jij kunt me niet houden vallen we allebei en ik wil niet dood en jij ook niet dus dat doen we niet.' Zeg ik serieus.
Jasper zucht.
'Prima, daar hangt een brandtrap probeer daar op te komen.' Hij wijst naar iets naast me.
Het hangt wat verder van het raam, maar niets dat ik niet aan kan.
Ik kruip naar de brandtrap en geraakt veilig tot bij Jasper. Hij neemt me direct in zijn armen en knuffelt me bijna dood.
'Je bent eindelijk bij me.' Mompelt hij in mijn haar.
'Kom Jasper we moeten nu gaan.' Ik neem hem bij de arm en trek hem mee naar het metrostation.
We zitten in de metro en ik sta tegen Jasper aan geleund. Hij heeft me gevraagd of ik een pet wou opzetten en dat heb ik ook gedaan.
Ik weet dat hij dat vraagt om mij te beschermen. En daar kan ik hem alleen maar voor houden. Hoewel ik nog steeds super bang ben van de man die ik tegen kwam in de jeugdherberg gaat het al iets beter omdat Jasper me vasthoud.
We stappen uit bij Piccadilly Circus en we gaan onmiddellijk naar boven.
'Je weet toch zeker dat ze niets met je hebben gedaan. Heb je ergens pijn? En wie waren deze mannen zelfs?' Vraag ik snel.
'Engel, rustig. Er is niets met me aan de hand en deze mannen zijn die mensen waar ik zaken mee moest doen. Die klootzak van de vorige keer heeft blijkbaar zijn vriendjes gebeld.' Antwoordt Jasper terwijl hij mijn, nog steeds trillende, handen vast houd.
'Wat gaat er nu gebeuren?' Vraag ik stil.
'We gaan even onderduiken hier in Londen.' Zegt hij terwijl hij de mensen die over Piccadilly circus lopen toezicht houdt.
'We gaan over een paar dagen terug naar Oklahoma City.' Voegt hij eraan toe.
'Dat is toch normaal, dat gaan ze direct verdenken. We moeten hier ergens beter blijven, maar niet in Londen. Misschien kunnen de naar België gaan? Niemand verdenkt België? Daar gebeurd niets.'
Jasper zijn ogen boren zich in de mijne en ik begin te denken wat ik verkeerd heb gezegd.
'Dat is nog een goed idee. We kunnen een auto naar Dover gaan en daarvandaan met de auto naar je familie.'
'We hebben geen auto, maar we-'
'Ik kan er een kopen.' Onderbreekt hij me.
'Ja, maar dat is geld verspilling. We kunnen beter met de trein gaan.'
'In treinstations hangen camera's.' Voegt hij toe.
'We kunnen ze ook op een verkeerd pad sturen. We kunnen met de trein naar Parijs gaan en daar vanuit een trein nemen naar Brussel.' Stel ik voor.
'Weet je het zeker? Ik kan niet beloven dat ze ons daar niet zullen vinden, maar de kans is wel klein.'
'Ja, ik weet het zeker. Ik wil niet dat ze jou iets aandoen Jasper. Ik ga je nooit laten gaan. Als jij moet lopen dan loop ik met je mee.' Zeg ik en geef hem een knuffel.
Nee, ik laat je nooit meer gaan Jasper, want ik hou van je.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top