|7| Kogels en BMW's
Ik wilde niet echt op de agenten schieten en ik betwijfelde of het me echt van de heropvoeding zou redden, maar op dat moment was ik in staat om alles te doen voor mijn vrijheid. De agenten wisten weliswaar dat ik verdovingspijlen gebruikte, dat betekende echter niet dat als ik ze raakte ze niet neer zouden vallen.
De uitdaging was om ze te raken.
Ik schoot maar miste compleet. Ik had helemaal geen ervaring met een pistool en ik vervloekte mezelf dat ik me altijd zo vast had gehouden aan mijn idealen om geen mens te vermoorden. Daardoor had ik er nooit bij stilgestaan dat er ook pistolen met verdovingspijlen bestaan en daardoor had ik dus nooit geleerd hoe ik met een pistool om moest gaan. Ik riep mezelf tot de orde, het had geen zin om na te denken over "wat als".
Ik hoorde nog een knal die afkomstig bleek te zijn van Ascèlin. Tot mijn grote schrik viel er een agent neer, bloedend. Ascèlin had geen verdovingspijl gebruikt. Ik keek hem ontsteld en vol afschuw aan. Hij had het leven genomen van iemand en bovenal had hij tegen me gelogen. 'Stop!' riep ik toen hij nog een keer wilde schieten. 'Ik geef me over.' zei ik met neergeslagen hoofd. Hoe zeer ik mijn vrijheid ook wilde, ik zou het niet ten koste laten gaan van een ander levend organisme. Ik stak mijn handen uit en een paar tellen later werd ik in de boeien geslagen. 'Ren Ascèlin!' riep ik. Ik wilde niet dat hij vast zou komen te zitten voor doodslag, ik begreep heel goed hoe verschrikkelijk dat moest zijn.
'Het spijt me.' hoorde ik Ascèlin nog zeggen voor hij wegrende. Hij ontweek de kogels van de agenten met gemak en rende zo via de voordeur weer naar buiten.
'Wij moeten eens praten, Aurora.' zei de commissaris. Ik luisterde maar half en staarde naar de agent die neergeschoten was. Hij leefde nog en ik hoopte met heel mijn hart dat hij dat ook zou blijven doen. 'Het spijt me zo verschrikkelijk.' zei ik, de somberheid niet verbergend. 'Ik had met hem afgesproken dat ik hem zou helpen als hij geen echte kogels zou gebruiken maar hij brak die belofte. Ik wist niet dat dit zou gebeuren.'
Een traan rolde over mijn wang. Mijn bestaan had me weliswaar hard gemaakt, tegen nutteloos bloedvergieten kon ik echter niet. Het was niet de eerste keer dat iemand voor mijn ogen vermoord, of bijna vermoord, was. Het hoorde erbij, als je in mijn wereld zat dan was het leven nou eenmaal zo.
'Ik geloof je.' zei de commissaris kalm. Ik keek hem verbaasd aan. Zijn gezichtsuitdrukking was koel, ook al had ik het gevoel dat er een beetje medelijden doorheen scheen. 'Bedankt.' antwoordde ik. Helaas had ik er niks aan.
Eenmaal terug op het politiebureau bleek mijn lift naar het heropvoedingscentrum, bestaande uit de vrouw in haar zalmroze mantelpak en de twee mannen met perfecte stropdassen van vorige keer, er al te zijn. Geweldig. Ik wilde nog steeds een knoop leggen in de stropdassen.
'We hebben nog wat informatie over je nodig.' begon de vrouw. Ik reageerde niet, ik was niemand informatie over mezelf verschuldigd en als ik geen zin had om die te geven dan zouden ze me eerst moeten martelen voor ik het gaf. 'Hoe oud ben je?'
Dat wist ik zelf niet eens. Ik had het vermoeden dat ik rond de 17/18 was maar niemand had me ooit verteld wanneer ik geboren was.
Ik keek de andere kant op, een signaal afgevend dat ik niet wilde antwoorden. 'Oké goed, wat is je achternaam?'
Ook dat wist ik niet.
'Wie zijn je ouders en waar zijn ze nu?' ging de vrouw verder. Ik gromde. 'Ik weet het niet!' schreeuwde ik uit frustratie. Ik deed altijd alsof het me niets kon schelen dat ik niet wist wie mijn ouders waren, wie ik was of waar ik vandaan kwam, maar diep vanbinnen stak het me nog steeds.
De vrouw schreef iets in haar zalmroze notitieboekje. De twee mannen stonden emotieloos naast haar. Ik had ze gedurende het gesprek niet één keer betrapt op knipperen. 'Goed, kom met ons mee.' zei de vrouw uiteindelijk. Een van de mannen pakte me vast en nam me mee naar buiten. Ik verzette me niet, ik wist wanneer dat nutteloos was.
Voor het politiebureau stond een zwarte BMW met geblindeerde ramen. Typisch. Vanbinnen rook de auto nieuw, iets wat ik niet vaak rook.
De mensen waren niet erg spraakzaam. Gedurende de rit is me één vraag gesteld, door de man die naast me zat. 'Hoe gaat het?'
Ik heb het volledig genegeerd, "hoe gaat het?" was niet erg toepasselijk in deze situatie.
Uiteindelijk doemde er een gebouw voor me op en de auto stopte. 'We zijn er.' zei de vrouw. Ik keek nog eens goed naar het gebouw, ik had een of ander grijs gebouw met tralies bij elk raam verwacht maar dat viel verbazingwekkend mee. Het gebouw zag er vrij modern uit met grote ramen, met tralies weliswaar, en veel groen er omheen. Ik wilde er hoe dan ook nog steeds niet heen. 'Je nieuwe thuis voor nu.'
Mijn grootste angst was officieel realiteit geworden, nou ja bijna dan. Als ze er eenmaal achter kwamen wat ik echt was dan zou ik hier waarschijnlijk nooit meer wegkomen. Mijn hart begon sneller te kloppen. Dat ging me niet gebeuren.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top