| 3 | Zombies en stropdassen
'Een inrichting? Waarvoor?' vroeg ik verbaasd. 'Ik mag dan weten dat je het doet om te overleven, de raad doet dat niet. Zij kijken alleen naar de verslagen en zien dus alle diefstallen die je hebt gepleegd.' de commissaris keek naar het blaadje voor hem. '243 zo te zien.'
Mooi, was ik er dus toch nog 122 keer mee weggekomen.
'Ik hoef niet heropgevoed te worden.' gaf ik als verweer. Ik was nooit opgevoed, dus heropvoeding zou al helemaal niks aanrichten. 'Er is een mogelijkheid om niet te gaan.' zei de commissaris. 'En dat is?'
'Als je de raad kunt bewijzen waarom je de diefstallen gepleegd hebt en je daarna door de proefperiode komt en niks steelt.'
'Maar dan kom ik om van de honger.' zei ik verschrikt. 'Ik kan er ook niks aan doen.' antwoordde de commissaris met een zucht.
Dan moest ik maar een heleboel ingeblikt voedsel stelen tot mijn proefperiode over was. En hopen dat Ascèlin er niet achter zou komen en met mijn voedsel aan de haal zou gaan. Of nog erger, me weer aan zou geven.
'Ik doe het.' antwoordde ik vol overtuiging. 'Mooi, morgen word je voor de raad geleid.'
'Wacht zo snel al?' vroeg ik verschrikt.
Ik moest nog wel de tijd hebben om voedsel te stelen. Anders moest ik kiezen tussen twee kwaden, sterven van de honger of doodgaan van irritatie in een inrichting. Help.
De commissaris knikte. Zonder eten op straat overleven leek me geen goed plan. Bij de inrichting had ik nog enige kans om te overleven maar daar wilde ik totaal niet heen. Mijn volgende inbraak zou veel beter gepland moeten worden, mits ik de raad wist te overtuigen.
Ik staarde naar het fotolijstje op het bureau van de commissaris. Drie lachende mensen waren te zien, een man, een vrouw en een meisje. Het gezin van de commissaris. Ergens was ik jaloers maar ik wist dat dat me nergens zou brengen. Ik liet het gaan.
'Morgen.' zei ik. Ik stond op en begon richting de cellen te lopen, de weg wist ik toch al.
Morgen liet minder lang op zich wachten dan ik gehoopt had. Ik was de hele nacht opgebleven om een inbraak te plannen. Ik geef toe, het was ook zodat ik er op mijn slechtst uitzag. Als woorden niet hielpen, deed wat het oog kon zien dat misschien wel.
Mijn inbraak was goedgepland, the Red Macho was mijn volgende doel. Allereerst zou ik de gehele omgeving checken op de aanwezigheid van een zekere Ascèlin.
'Goedemorgen.' doorbrak de commissaris mijn gedachten. Als een zombie keek ik op. 'Goedemorgen.' mompelde ik.
Stap één, medelijden wekken.
De commissaris keek me bedenkelijk aan. 'Ja dat werkt misschien ook.' zei hij. 'Ga je mee?'
Ik knikte en stond op. Mijn zombiemoves deden het nog goed, ik schuifelde als een wandelend lijk de cel uit. 'Waar moet ik heen?' vroeg ik zo belabberd als ik maar kon. 'Mijn kantoor.' antwoordde de commissaris. 'Superfrikandeltastisch.'
Stap twee, doen alsof je niet helemaal honderd bent.
Ik schuifelde het kantoor binnen, twee mannen met stropdas en een vrouw in een zalmroze mantelpak zaten te wachten. Ik had zin om een knoop te leggen in de stropdassen. 'Hoi.' zei ik met een achterlijke grijns. De mensen keken me verbaasd aan. 'Is dat haar?' hoorde ik de vrouw fluisteren. 'In hoogsteigen persoon.' antwoordde ik.
'Aurora?' vroeg een man. Hij wachtte tot ik een teken van leven zou geven maar dat deed ik niet. Ik hield me stil. De man kuchte. Mogelijk om zijn irritatie te verbergen. 'We willen graag een paar dingen vragen, is dat oké?'
Stap drie, doe alsof je achterlijk bent.
Ik hield een staarwedstrijd met de man. Hij verloor. Ik knikte. 'Goed, hoe ben je opgegroeid?'
Ik keek hem verbaasd aan, wat was dat nou weer voor vraag? Ik bracht mijn vinger naar mijn lip en keek met open mond omhoog. 'Als een meisje geloof ik.' zei ik met een zo dom mogelijke stem. 'In welke situatie bedoel ik.' zei de man zuchtend. Hij begon zijn geduld te verliezen, mooi. 1-0 voor mij. 'Oh. Dat weet ik niet.' antwoordde ik.
De commissaris maakte zijn entree. 'Dit gaat niet werken Aurora, wees jezelf.'
Hij had gelijk, misschien als ik ze kon laten zien hoe intelligent ik wel niet was zouden ze me wel willen helpen. Wat een vreemde wereld was dit. 'Hoi, ik ben Aurora. Ik ben opgegroeid op de straten van Ampelios. Je weet wel, dit gehucht waar je nu bent. Ik zal vast ouders hebben maar ik heb geen idee wie ze zijn of waar ze zijn maar dat maakt me eerlijk gezegd helemaal niks uit. Als ik zeventien jaar zonder ze kan dan heb ik ze blijkbaar niet echt nodig. Goed, meer vragen?'
Ik zag hoe de mensen verbaasd keken. Dat had ik toch weer mooi voor elkaar gekregen. Ik glimlachte. 'Waarom steel je?' vroeg een van de mannen ineens. Mijn glimlach verdween. 'Ik heb eten nodig. Zoals ik al zei heb ik geen werkende ouders en geen enkel bedrijf wil me aannemen vanwege mijn strafblad.'
'En de diamanten?' vroeg de vrouw. Ze zette haar bril recht. Daar voelde ik me schuldig over. Voornamelijk vanwege de rode beelden die nu de stad bevlekten alsof iemand een gigantische mug had doodgeslagen voor het politiebureau. Dubbel jakkes.
'Ik wilde ze in eerste instantie niet stelen.' begon ik. 'Maar toen ik me realiseerde dat als ik ze wel stal ik voortaan eerlijk mijn eten kon kopen, besloot ik het toch te doen.'
De vrouw knikte en maakte wat aantekeningen. 'Je proefperiode gaat vanaf nu in. Geen diefstallen meer of je zal naar het Rasaltov heropvoedingscentrum gestuurd worden.'
Ik knikte. Deze diefstal kon ik maar beter niet verknallen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top