Hoofdstuk 2

De volgende ochtend loop ik door de straten van De Gouw opwegen naar het huis van de Balings. Het was moeilijk om afschijt te nemen. Mijn moeder barste in tranen uit en mijn vader probeerde maar van onderwerp te veranderen. Mijn zusje lag toen nog op bed dus had ik haar een afscheids kusje gegeven. Mijn broer had ik niet gezien, maar dat stond ik ook niet versteld van, hij was er nooit voor mij. Ik houd Shadowmere bij haar teugels vast en begeleid haar naar het huisje.

"ELINIANA WACHT." Ik draai me vliegens vlug om en knijp mijn ogen tot spleetjes om te zien wie mijn naam had geroepen. Tot mijn verbazing was het Luka. Hij rend op me af en voor dat ik het doorhad had hij mij in zijn greep en geeft hij me een knuffel. Ik knuffel hem zacht terug. Het was zo lang geleden dat we voor het laatst hadden geknuffeld, ik had het gemist.
"Kom terug, alsjeblieft." Hij laat me uit zijn greep los en kijkt me dan met een droevige blik aan.
"Zorg ervoor dat je heel huids thuis komt." Ik zucht diep en kijk hem dan in zijn licht groene ogen aan.
"Ik kan niet iets beloven dat nog niet is gebeurt." Hij kijk verslagen naar de grond.
"Doe het dan voor Linna, ze zal je zo missen als je voorgoed weg bent, haar hart zal breken en ze zou daar aan kunnen sterven." Hij keek me nu recht aan met een zelfverzekerde blik.
"En anders ga ik achter je aan." Ik kijk raar op. Hij, hij wou mij beschermen.
"Nee, Luka doe niet zo gek. Je weet niet eens hoe je met een zwaard moet vechten." Hij opent zijn mond, maar sluit hem meteen.
"Nou en, ik zal je beschermen voor ons zusje." Een lichte glimlach vormd zich rond mijn lippen.
"Echt waar, soms heb ik echt de pest aan jou." Een lach ontglipt zijn lippen.
"Ik ook aan jou hoor." Hij geeft me een stomp met zijn vuist tegen mijn schouder. Ik wrijf over de plek die hij had gestomt.
"Niet zo hard." Zeg ik pijnlijk.
"Kun je niet tegen een stootje, ik dacht dat je zo'n sterk meisje was." Hij kijkt me met een grijns aan.
"Ik moet nu echt gaan Luka. Tot ooit." Hij kijkt me met een verslagen blik aan.
"Tot ooit, kleine zus." We geven elkaar nog een snelle knuffel en daarna loop ik richtig het huisje. Shadowmere briest vrolijk, ze was toe aan avontuur. Ik kijk nog even achterom maar Luka is al nergens meer te zien. Ik zucht zacht en loop dan weer door. 

Daar aangekomen bind ik Shadowmere aan een paaltje vast. Ik pak een appel uit mijn tas en geef die aan Shadowmere die hem snel opeet. 
"Ik ben er zo weer hoor meisje." Ik aai haar zacht over haar neus en loop dan naar de voordeur. Stemmen komen uit het huisje vandaan. De stem van Gandalf is het beste te horen, maar ik hoor ook nog vijf andere Schore en harde stemmen uit het huisje komen. Ik open de deur zachtjes en loop zo stil mogelijk naar binnen. De stemmen lijden me naar de huiskamer. "Zou ze wel komen Gandalf." Zegt een wat jongere stem.

"Natuurlijk, ze heet niks voor niks Eliniana en de wil naar de kunst van draken trek haar aan." Ik loop dan de huiskamer binnen, waar ik Gandalf, drie dwergen, een mens en een Elf zie. De Elf heeft Zwart kort haar. Haar tuniek is gemaakt van echt leer. Een boog hangt aan haar rug en twee dolken aan weerskanten van haar. Het mens heeft bruin krullend haar, zijn ogen staan vol bezorgdheid wanneer hij naar me kijkt. Hij heeft leren kleren aan, een zwaard aan zijn rechter zijde en een gouden dolk aan zijn linker. De dwergen zien er allemaal hetzelfde uit, verschillende leeftijden waren het wel. Er zat een jonge jongen bij, en twee wat oudere. Ze hadden alle drie ijzeren gevechtsuitrustingen aan. 

"Hallo." Zeg ik zacht.
"Goeie morgen." Zegt het elven meisje.
"Mijn naam is Merethyl Inavalur. Dit is Thurdan Lunorin." Merethyl wijst naar het mens.
"En de dwergen heten van links naar rechts, Ordror Minefall, Darefim Emberbane en Thilir Dragonbrewer." Ze kniken allemaal vriendelijk naar me.
"Leuk jullie te ontmoeten." Zeg ik zachtjes. Mijn stem klinkt nog een beetje schor doordat ik nog niet zo lang op was, als ik nu op een zacht matras of gewoon kon gaan liggen zou ik zo in slaap vallen. Gandalf schraapt zijn keel even, waardoor onze aandacht naar hem gaat.
"We zullen zo vertrekken, de dwergen en ik zitten samen op een koets en jullie drieën." Hij wijst naar mij, Merethyl en Thurdan.
"Jullie zullen de wegen in de gaten houden, want ik heb het gevoel dat er iets vreselijks aan het vormen is in de schaduwen van Midden-aarde." Iedereen is muis stil. Je kunt alleen de wind horen suizen door de gaten die zich in de ramen hadden gevormd.
"Zullen....We dan maar gaan." Zegt Thurdan wanneer er wel een minuut omgegaan zou kunnen zijn. Gandalf knikt en loopt voor ons uit naar de deur. Ik blijf een beetje achter, maar heb daar een goede reden voor. Ik loop naar de kist die op de gang staat en kijk of er nog dingen in zitten die belangrijk konden zijn. Een gevechtshoorn bind ik aan mijn riem vast. Echte elven pijlen stop ik in mijn koker. En haal een gevechtsvest eruit en trek die snel aan en doe een elven tuniek aan die ook in de kist zat. Arag staat me gerust aan te kijken, waardoor ik mijn aandacht op hem vestig.
"Is er wat Arag?" Arag schud zijn hoofd en loopt dan op me af. Hij kijkt me recht aan. Hij was op de één of andere manier nu even groot net als mij.
"Er is niks Eliniana." Hij kijkt me liefdevol aan.
"Ik zal je beschermen tegen het onbekende, liefe Eliniana." Ik sluit mijn armen om zijn nek heen en knuffel hem met liefde.
"Dat weet ik toch." Fluister ik in zijn oor. Ik laat me los uit de knuffel toestand en loop dan (met Arag achter me aan) naar buiten, waar ik Rechtsstreeks naar Shadowmere toe loop. Maak haar teugels los en spring dan op haar rug.
"Zullen we?" Gandalf knikt, slaat met zijn zweep en laat het paard aan de kar lopen.

We lopen over het zandpad dat lijdt naar alle plekjes van Midden-aarde. Mijn aandacht is gevestigd op de planten en bomen van het bos waar we door heen rijden. De vogels fluiten als altijd prachtig. Kleine dieren springen weer eens voor ons langs waardoor de paarden van de andere soms schrikken. Shadowmere en ik zijn er zo aangewend dat we er niet vreemd van op kijken. Opeens steekt Gandalf zijn hand op wat een teken is dat we moeten stoppen. Het geruis van de wind was nu goed te horen, maar ook iets anders. Ik concentreer me op het geluid dat we horen. Ik houd mijn adem zo lang in dat ik naar adem moet happen. Mijn ogen worden groot van verbazing en ik kijk zo snel als ik kan naar Stinger. Het zwaard was vel blauw aan het schijnen. Ik kijk geschrokken naar Gandalf.
"Orc's." Zeg ik zacht, maar toch hoorbaar. Gandalf knikt en laat zijn paard in draf verder lopen. Wij volgen zijn voorbeeld en lopen zo een tijdje totdat het geluid luider word.

"Hup Rosamint." Zegt Gandalf tegen zijn paard. Het paard versneld zijn stap en gaat al snel in galop verder. Het is een wonder dat hij zo snel gaat, want dat paard heeft ook nog een kar achter haar aan hangen. Ik kijk een seconde achterom en zie ongeveer zes orc's op ons af komen.

"Het zijn er zes tot nu toe." Roep ik naar Gandalf.

"Het zullen er snel genoeg meer worden." Roept hij terug. Ik pak mijn boog vast, draai me om op Shadowmere's rug en rij dus nu achterstevoren. Ik haal een pijl uit mijn koker en span die op mijn boog aan. De pijl vliegt van mijn boog zo in het gezicht van een Orc die daarna levensloos op de grond ligt. De andere Orc's kijken me woedend aan, en ik laat hun een sarcastische glimlach zien. Zo gaat het door totdat ik alle Orc's heb gedood. Ik hang mijn boog weer op mijn rug en draai me snel om en pak de teugels van Shadowmere vast en laat haar nog wat harder rennen zodat ik bij Gandalf aan kwam.
"Ze zijn dood Gandalf." Gandalf haalt een wenkbrauw op en onderzoekt me even.

"Hoow, maar meisje." Zijn paard komt langzaam weer tot de wandel stand en staat dan stil. De rest komt bij ons staan en kijken zoekend om hun heen om te kijken waar die Orc's waren.
"Ze zijn dood." Zegt Gandalf. Zijn manier van praten was me op gevallen, alsof hij het helemaal niet fijn vind dat ik ze heb gedood.

"Ja, graag gedaan." Zeg ik op een ondankbare manier.  Gandalf kijkt me geschokt maar ook Geïrriteerd aan. 

"Weet je nu wel dat je ons de dood in jaagt!" Zegt Gandalf streng. Ik kijk geschokt naar Gandalf. Zijn houding was aangespannen en het lijkt er op dat hij het meent.

"Wat, wat bedoeld u?" Hij zucht eens diep en kijkt dan weer naar de richting die we op gingen.
"Ze willen je dood, Eliniana. Omdat jij iets hebt gedaan." Mijn ademhaling begint sneller te gaan.

"Huuh??" Krijg ik er alleen maar uit.

"Ik vertel het je later wel, we moeten nu eerst in veiligheid​ komen. Er zijn vast en zeker meer." Hij kijkt snel rond en spoort zijn paard dan aan.

We rijden over een veld op weg naar een huisje dat hier ergens zou moeten staan. In de verte komt er boven de bomen een dak tevoorschijn.
"Daar heen?" Vraagt Merethyl.
"Ja, dat is de plek." Zegt Gandalf kortaf. Ik laat een geërgerde zucht horen. gelukkig is het niet al te luid. Het huis was omringt met bomen en er was een grote poort te zien. We rijden er rustig doorheen.                                                                                                "De gastvrouw zal waarschijnlijk niet zo dol zijn op jullie." Hij wijst naar Ordror, Darefim en Thilir.                                                                                     
"Ze is niet zo vond op Dwergen." De Dwergen kijken elkaar geschokt aan. Ik vind dat hij daar wel een beetje laat me kwam.                                                                                                                            "En daar kom je nu mee?" Zegt Darefim geërgerd. Alsof hij mijn gedachte kan lezen. De poort sluit achter ons dicht en we kijken allemaal geschrokken die kant op. De poort was gesloten door een grote vrouw. Ze droeg een zwarte lange jurk, haar haar was zwart en wanneer ze omdraait zie ik dat ze Groene ogen heeft.                                                                                                              
"Gandalf!" zegt ze met een brede glimlach totdat haar gezichtsveld valt op de dwergen. Ze keert zich razend snel weer om naar Gandalf.                                                                                          "Gandalf!" Sist ze naar hem.                                                                                             "hoe durf je!" zegt ze zo stil mogelijk.                                                                            "Om dat tuig mijn woongebied te laten zien." Zegt ze nu wat harder. De dwergen kijken fronsend terug naar de Vrouw die voor hun staat. Gandalf stapt van de koets af en geeft de vrouw de hand. Ze kijkt nogal geërgerd naar hem.                                                                                                            "Mag ik jullie voorstellen aan Mela, een Huidverwisselaar. Zij woont in het oude huis van Beorn. Ooh en ze  is een Beorning." Iedereen was even stil en Gandalf hipte een beetje op en neer.          

"Nou, Mela." Mela keert zich tot Gandalf en ze houd haar handen in haar zij.                              

"Wat?!" Iedereen kijkt van Gandalf naar Mela. Het lijkt net of die twee een staar wedstrijd doen.  

"Zouden we binnen mogen komen."  Mela kijkt naar Gandalf en daarna naar ons. Daarna zucht ze en kijkt ze naar de grond.                                                                                                                                             
"Ik heb al wat eten kaar gemaakt, ik ga jullie wel voor."         









 zal zo snel mogelijk proberen om meer hoofdstukken te schrijven. Hopelijk vinden jullie het verhaal al een beetje leuk. <3                                                             

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top