hoofdstuk 1

Ik stond op en liep onder de schaduw vandaan. De zon scheen vel op me neer, het was dankbaar dat ik er onder vandaan was gekomen. Ik pak Shadowmere haar teugels vast en aai haar zacht over haar neus. Ze briest vrolijk. Ik druk mijn vinder tegen mijn lippen aan. Ik pak rustig mijn boog en span hem aan met een pijl. Een hert staat een paar meter van me vandaan te grassen. Ik haal even diep adem en laat de pijl dan los. Ik hoor nog even een pijn kreet, maar dan een dove val. Ik doe mijn ogen open en zie het hert op de grond liggen. Doorboord door mijn pijl. Ik neem Shadowmere mee naar het hert. "Sta even stil alsjeblieft." Shadowmere staat stilletjes naar me te kijken wanneer ik het hert over Shadowmere heen til. Ik vind het vast aan het zadel met touwen en kijk er dan tevreden naar. Ik aai Shadowmere nog even over haar neus en spring dan op het zadel. We lopen rustig naar De Gouw. Vogels tjirpen in de bomen en krekels maken ook prachtige geluiden. Konijnen schiet voor ons langs en eekhoorns klimmen de bomen in. Dit was genieten, en ik genoten er ook erg van. Het was fijn om in een vredige wereld te leven, want zo was het vroeger niet. Mijn moeder had me over de vreselijke dingen verteld, en de monster die zich nu schuilhoude in de donkere plaatsen van Middel-Aarde. Maar ik dacht niet aan de verschrikkelijk dingen die vroeger gebeurde, ik dacht aan nu, en alleen nu. Want het was vredig en ik genoot er van.

Wat later kom ik aan in De Gouw. Ik loop naar het eerste beste huis dat ik tegen kom en neem Shadowmere aan de teugels mee. Het weer was opeens super snel veranderd. Eerst die prachtige zon meer geen wolkje aan de lucht en dan opeens gaat het super hard regenen. Ik zet Shadowmere onder een afdakje en loop zelf snel het huisje in. Ik herkende dit huis uit duizenden, ookal was het vervallen en leeg, ik kende het van verhalen. Mijn vader had me over de twee hobbits verteld die hier ooit hadden gewoond. Ze waren helden, gingen op avonturen. Dat was een droom voor mij. Die hobbits hete Bilbo en Frodo balings. Er stond één kist met een slot op de gang. Ik loop er heen en zie dat het slot al helemaal verroest is. Ik trek het slot er zo vanaf. Ik open de kist en zie prachtig zwart liggen, tot mijn schrik licht het ding blauw op. Orc's waren in de buurt. Ik pak het zwaard en houd hem stevig vast. Mijn zicht valt op een ring waar een draak op zit, nee de ring was een draak. Ik pak hem vast en tot mijn schrik veranderd de ring in een kleine draak. Hij gromd zacht, kruipt dan naar mijn ringvinger en veranderd weer in een ring. Ik probeer de ring af te doen, maar op de één of andere manier wil hij niet af. Ik geef op met het trekken aan de ring. Het zwaard geeft geen licht meer. Ik neem opgelucht adem. Opeens zie ik licht uit een kamer komen. Een zwak licht, van een kaars. Ik loop stilletjes naar de kamer toe. Het hout kraakt onder mijn voeten. Ik loop de kamer binnen en zie iemand in een stoel zitten met de rug naar mij gekeerd.

"Aahhh, mevrouw Eliniana."

Ik schrik me rot. De persoon staat op uit de stoel en draaide zich dan om. Een lange man staat voor me met een witte mantel en witte haren. Ik sla mijn hand voor mijn mond.

"Gandalf??" Zeg ik verbaasd.

"Aahhh, je kent me dus. Ik zie dat je Stinger hebt gevonden."

"De wat?" Ik trek een wenkbrauw op en kijkt hem vragend aan."

"Het zwaard. Die heet Stinger." Hij loopt naar me toe en lijd me dan naar een stoel toe.

"Wat is dit?" Ik kijk naar buiten en zie de regen tegen het raam aan kletteren. "Heb u dat gedaan, om mij hier te krijgen?"

"Je bent een slimme elf Eliniana."

"Noem me maar gewoon Elenor, dat is makkelijker uit te spreken." Gandalf trekt een wenkbrauw op, maar richt zich dan op de ring die ik om heb.

"Er zijn niet veel mensen die die ring om hun vinger krijgen." Ik kijk naar de ring en dan naar Gandalf.

"Ik heb hem niet om gedaan, dat deed hij zelf."

"Dat weet ik." Zegt hij vriendelijk.

"Waarom begint u er dan over te praten, en één dingetje. Hoe bent u hier in vredesnaam gekomen?" Een zachte lach ontglipt Gandalf lippen.

"Je bent een slimme elf Elenor. Die ring is de Dovahkin ring. Okwel drakenring genoemd, het kan alleen gedragen worden door iemand die een band heeft met draken."

Ik kijk met grote ogen naar Gandalf.

"Maar ik heb in mijn hele leven nooit een draak ontmoet of gezien."

"Het betekend niet dat je een draak hebt moeten gezien." Gandalf pakt een boek vast met een rare taal er op.

"Wat staat daar?" Ik wijs met mijn vinger naar de titel.

"Draken mythologie, maar verder kan ik het niet lezen. Alleen diegene die Dovahkin kan worden genoemd kan het lezen." Hij kijkt me doordringend aan.

"Maar ik snap hier niks van, hoe moet ik...."

"Daarom gaan we naar Rivendel." Ik sluit mijn mond en denk diep na.

"Maar mijn familie dan?"

"Ze weten het al, het stond in de brief die bij je lag toen je in die boom hing. Maar eerst moet je iets doen." Gandalf staat op en rijkt zijn hand uit. Ik pak hem stevig vast en hij trekt me omhoog. We lopen, wat waarschijnlijk de studeerkamer was, en staan daar dan stil. "Zeg dit. Zu'u gelaad Finn spirits wah film du zahreik."
Ik trek een wenkbrauw op.

"En wat bete....."

"Zeg het." Ik schrik door de dringende toon van Gandalf.

"Uum, oke. Zu'u gelaad Finn spirits wah film du zahreik."

Opeens zie ik wazig een blauw zwarte wolf verschijnen.

"Hallo daar Eliniana." Ik schrik me rot waardoor ik bijna achter over val, maar net op tijd wordt tegen gehouden door Gandalf.

"Je kunt hem zien hé." Zegt hij zacht alsof ik en alleen hij het mogen horen. "Vraag zijn naam."

Ik slik mijn angst weg en loop naar de gigantische wolf toe. Zo groot als een leeuw zou moeten zijn, maar misschien wel groter. Hij kijkt me aan met zijn glinsterende ogen. Herkening, herkening in mij zag ik in zijn ogen.

"Wat is uw naam." Mijn stem klinkt standvastig, op de manier dat ik het echt wil en moet weten.

"Arag, mijn naam is Arag, ik ben jou Spirit."

"Mijn wat?"

"Ik dacht dat elven altijd zo slim waren? Maar omdat je het echt niet weet." Zijn zware stem klinkt geruststellend, het klinkt fijn. Het was een stem die je zou willen volgen tot het einde der tijden.

"Een Spirit is een wezen dat is verbonden met levende wezens hier in Midden-aarde. Dieren zullen er geen hebben, want dieren zullen veranderen in Spirits. Spirits zijn er alleen in dier vormen, met hun oorspronkelijke kleur en een kleur dat de lievelings kleur is van het mens, hobbit, elf of wat dan ook. Ik ben jou Spirit. Genaamd Arag. De naam komt je niet bekend voor, maar het was het eerste woordje dat je sprak toen je werd geboren. Als een dier wordt vermoord of is overleden veranderen ze in Spirits. Wanneer zo'n dier dood gaat wordt er een baby geboren en worden ze daar aan verbonden en zullen ze er alles aan doen om het te beschermen. Maar als een Hobbit als voorbeeld sterft kunnen ze kiezen of ze in het lichaam van hun Spirit gaan leven of niet, nog één ding. Spirits leven voor altijd, ze sterven nooit, kunnen gewond raken, maar sterven niet omdat ze maar een stukje lucht zijn."

Ik staar met grote ogen naar Arag.

"Maar hoe kan ik jou nu zien, en kunnen andere hobbits of elven dat ook."

"Nee, alleen diegene die de spreuk weet en goed zegt kan Spirits zien en met ze spreken. Die spreuk is gemaakt in Drakentaal, het is moeilijk om te leren en is eeuwen oud. Niemand wil het leren behalve diegene die Dovahkin kan worden genoemd wil het leren."

Ik staar naar de kaars die de kamer zwakjes verlicht. Ik wou inderdaad graag de taal van de draken leren spreken, was ik echt een Dovahkin? Of niet? Ik wist het niet meer. Ik haal mijn hand door mijn haar en zucht licht.

"Ik wil inderdaad graag de taal leren spreken en kennen."

Gandalf en Arag kijken naar buiten en dan naar mij.

"Dat hadden we al verwacht." Zegt Gandalf met een trieste glimlach.

"Maar er is iets." Gandalf schrikt ervan. Elven konden goed zien wanneer iemand ergens niet blij mee was.

"Er is inderdaad iets." Zegt Arag. "Als je dat wil leren moet je het van een draak leren, maar die zijn er niet meer."

"Oow, maar zijn er dan geen boeken?"

"Er zijn wel boeken in Drakentaal, maar geen boeken die het kunnen vertalen." Zegt Gandalf, hij gaat weer in de stoel zitten en pakt zijn pijp.

"Maar er moet toch een manier zijn." Nu ik wist dat draken er niet meer waren wou ik het helemaal leren. Mijn dringende toon laat Gandalf schrikken en hij kijkt me streng aan. Mijn wil zakt weg en ik kijk verschuldigd naar mijn handen.

"Er is wel een draak." Zegt Arag opeens. Gandalf kijkt hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

"Waar Arag?"

"In het Duisterwoud. Daar is één, in het midden van het bos." Gandalf neemt een trekje van zijn pijp en kijkt dan met samen geknepen ogen naar de kaars.

"We moeten naar die draak toe." Zegt Gandalf vast besloten.

"Maar eerst moeten we naar Rivendel. Ik zal wat dwergen of wat dan ook overhalen om met je mee te gaan. Kom morgen hier om drie uur en vertel je ouders dat het tijd is."

De regen stopt meteen buiten, ik kijk geschokt naar Gandalf. Ik zou mijn familie in de steek laten om iets te leren, okal wou ik dat zo graag, ik wou mijn familie niet in de steek laten.

"Maar wat zullen hun zegen wanneer ik hun verlaat. Ik ben de jager van de familie, door mijn jaag kunsten verdienen ze geld. Ze verkopen het vlees voor geld, we zijn al één van de armste gezinnen hier."

"Ze zijn. Niet wij." Gandalf kijkt me doordringend aan. Door die zin brak mijn hart, ze waren niet mijn biologische familie, maar ik voelde me thuis bij hun. Ik zou mijn familie in de steek laten voor een Taal die ik wil leren.

"Elenor, wees sterk, we weten dat je dit wil en hun ook."

Tranen vormen achter mijn ogen, ik probeer ze tegen te houden, maar een traan rolt al over mijn wang.

"I-ik, wat moet ik nou." Ik hou met mijn bijde handen mijn haren vast en laat me op de grond vallen. Het snikken begint hevig uit de hand te lopen. Tranen stromen over mijn wangen okal probeer ik ze zo goed mogelijk tegen te houden. Dan voel ik een zachte koude vacht tegen me aan. Arag zit naast me en drukt zijn koude snuit tegen mijn neus.

"Jij hoort niet te huilen. Je bent Elenor het dapperste elven meisje dat ik ken, kom op je kan dit." Ik pak zijn vocht vast en druk me er zachtjes tegen aan. Een poot van Arag rust op mijn rug. Zijn stem kalmeerd me.

"Ga nu naar huis, pak je spul en we zien je morgen om drie uur. Gandalf is het 's ochtend of 's middags?"

" 'S ochtends, dus ik zou wat slaap krijgen."

-----------------------------
Wat later zit ik aan tafel en prik een beetje in mijn eten. Ik voel de ogen van mijn moeder in me prikken.

"Is er iets Eliniana? Dit is je lievelingseten." Mijn zusje richt haar aandacht ook op mij, mijn broer kijkt me uitdrukkingsloos aan.

"Mam, pap." Ik haal even diep adem.
"Het is tijd."

Mijn moeder hapt naar lucht. En ze kijkt mijn vader met angstige ogen aan.

"Ik had al zo'n vermoeden." Zegt mijn vader. "Je had een mooi hert gevangen."

"Rudolf, draai niet om het onderwerp heen." Mijn moeder kijkt mijn vader streng aan. Mijn zusje pakt mijn hand vast en kijkt me recht in mijn ogen aan.

"Waarom is het tijd?" Haar kleine glinsterende oogjes staren met angst naar mij. Mijn zusje, diegene die mij als haar voorbeeld ziet zal ik verlaten. Pijn, pijn in mijn hart dat ik iedereen moet achter laten. "Waarom?" Zegt ze nogmaals.

"Ik...." Ik haal even diep adem.

"Ik ga op avontuur, naar iets opzoek. En ik weet niet of ik terug zal keren." Iets breekt in de blik van mijn zusje. Mijn broer neemt geïrriteerd adem. Ik kijk hem doordringend aan.

"En waarom mag jij op avontuur? En wij niet?"

"Luka! Zoek nu een ruzie met je zus."

"Ze is niet eens mijn echte zus, mam. We hebben haar geadopteerd."

"Ja, omdat jij dat wou Luka." Mijn moeder kijkt streng naar Luka maar die trekt zich er niks van aan.

"Ja Luka, jij wou een zusje." Ik kijk met een uitdrukkingsloos gezicht naar Luka die nu rood wordt. "Het is je eigen fout."

"Mijn fout, ha. Als ik ooit had geweten dat jij in dit zou veranderen had ik het nooit gezegt."

"Ja, maar je wist het niet Luka, dat is nou het jammere er aan, of niet soms." Zijn hoofd wordt nog veel roder, een grijns vormt zich rond mijn lippen. "Ik zal je missen Luka." En dat was de bom.

"NOU IK ZOU JOU NOOIT MISSEN STOM STUK ONGELUK."

"LUKA. GA NAAR JE KAMER." Mijn moeder wijst met haar vinger naar de gang. "NU." Opeens zag ik iets in Luka's blik, iets dat angsten bezorgtheid liet zien, okal wist ik niet of hij dat voor mij bedoelde of voor hem zelf. Hij gooit dan zijn vork op tafel en loopt stampvoetend weg. Wanneer Luka uit het zicht is richt mijn vader zijn aandacht op mijn moeder. Zijn pijp houd hij in zijn mond maar doet hem snel eruit.

"Was dat nodig Isabel?" Mijn moeder staat nog met haar vinger wijzend naar de gang. Dan strijkt ze haar schort glad, en gaat zitten.

"Ja, ja dat was nodig."

"Ja, ma-maar hoe, waarom?" Mijn moeder trekt een wenkbrauw op en kijkt mijn vader niet begrijpend aan.

"Waarom? Nou misschien omdat hij naar Eliniana aan het schreeuwen was." Mijn vader haalt zijn pijp weer uit zijn mond en blaast allemaal rook uit.

"Moest jij dan ook gaan schreeuwen?" Mijn moeder trekt haar mond open, maar sluit hem direct weer. Ze kijkt mijn vader even niets begrijpend aan en kijkt dan naar haar eten en neemt een hap.

"Nee, nee dat had niet gehoeven." Mijn vader richt zijn aandacht dan op mij.

"Maar, over dat hert."

"Rudolf!"

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top