2: James
"Jij lafaard! Vieze rat! Je bent een schaamte voor de familie." Mijn vader duwde me mijn kamer in. Hij sloeg me. Meer dan één keer. Ik stond stil en verroerde geen vin. Hij duwde me mijn bed in. "Je komt hier niet uit tot je je gedraagt als een volwassene." Niet huilen. Niet huilen. Ik moet hier weg. Ik kon mijn geest niet meer aan. Ik prutste het raam open. Een zwarte schim in de nacht die uit het dakraam sprong. Recht op een bladerberg. Dat doet verrassend veel pijn. Ik rende door de straten. Door het volk die zich naar het grote plein wurmde. Vanavond bij zonsondergang was de terechtstelling. Net voor ik bij het grote plein kwam sloeg ik linksaf. Ik opende een putdeksel die bedoeld was voor het vluchten voor het geval dat er een noodsituatie was. Zoals vannacht. Maar ik wist ook dat deze tunnels overal naartoe gingen onder de stad. Ook naar de gevangenissen.
Het is donker, diep onder de stad. De tunnel zag eruit als een riool. Hoewel het geen riool was. Want iedereen gooit gewoon alles op straat. Zelfs hun behoeften. Dus het riool was veel schoner dan de straten. De muren waren vochtig. Hier en daar waren er grote oppervlakken mos. De ratten piepten. Vanuit de tunnels kunnen ze natuurlijk gemakkelijk de stad in. Er hingen toortsen. Als het volk moest onderduiken, plaatsten ze hier fakkels. Er zijn bijna geen zonnestralen, behalve van de putdeksels. Ik herkende meteen de kerkers. Alleen maar fakkels en bewakers. Ik moest van ze af zien te komen. Opeens drong het tot me door. De noodbel. Maar hoe? Ik kroop terug de tunnel in. Ik zocht een ander deksel. Na een tijdje waren mijn ogen gewend aan het donker. En het duurde niet lang totdat ik het deksel zag. Er was een hoop volk op het grote plein. In de verte zag ik een houten constructie. De galg en de guillotine. Het zand steeg op van alle mensen die voorbij liepen. De noodbel hing niet zo ver. Daar, in het midden van die grote houten toren. Naast het enige stenen gebouw op de marktplaats. De bank. Ik moest hem alleen af laten gaan. Maar mijn gewicht zal dat nooit lukken. Ik ben veel te klein. En hoe kom ik daar onopgemerkt? Ik zat klem. Maar toen viel mijn ooghoek op een berg hooi. Wat als ik paniek kan veroorzaken? Ik begon te grijnzen en in amper één seconde had ik een fakkel bij. Hier en daar raapte ik rond de put een paar stenen op en bladeren. Ik wikkelde de bladeren rond de stenen. Ik moest snel zijn. Ik stak de bladeren in vuur en vlam. "Verdomme dat doet echt pijn!" Ik gooide de steen snel ergens in de hooiberg in de hoop dat niemand me hoorde. Maar toen besefte ik opeens dat als ik de bel laat afgaan, dat iedereen straks hier in de tunnels zit op weg naar de heuvel. Vervloekt. Maar ik had geen tijd om daarover na te denken. Ik gooide de vlammende stenen in de hooibergen her en der. En nu hopen dat de brand erg genoeg is.
Ik hoorde paniekerig geschreeuw boven me. Harde voetstappen van soldaten die uitrukten. Dit was mijn kans. Ik rukte het deksel af en sprong uit de tunnel. Ik zag enkele gevangen van de skulls and bones die me raar aankeken. Ik rende door de gang. "Komaan, er moeten hier toch ergens sleutels liggen." Niks. Mijn oog viel op een metalen stengel. Dun, maar precies groot genoeg. Dit moest lukken. Met een beetje prutswerk. Ik rende naar de eerste gevangenis. Het meisje binnen keek me aan alsof ik net had gezegd dat ik op jongens viel. "Kijk me niet zo aan, ik kom jullie tenminste bevrijden." "Best!" snauwde ze kortaf. Na wat gewrikkel had ik het slot open gekregen. "Snel, nu nog de rest." Ik knikte. "Je kan me ook helpen hoor." "Hoe dan?" "De paniek die ik heb veroorzaakt is zo meteen uitgewerkt. Kun je ervoor zeggen dat er misschien op andere plaatsen in de stad ook brand is?" " Ja maar niet alleen dan word ik opnieuw gepakt." "Neem de tunnels nadat deze gast bevrijd is." "Ok maatje", lachte ze tevreden. Ik kreeg een warm gevoel vanbinnen. Alsof ze gelukkig was dat ik ben gekomen. Het duurde een tijdje maar ik had nu al 8 van de tien cellen geopend. Mijn plan werkte. Er was nog iets meer paniek. "Halt! Geef je over!" " nu zitten we in de problemen", zei een random piraat die ik had bevrijd. "Daar liggen wat scherpe dingen. Ik hoop dat je er iets mee kan!" Een paar grepen naar de planken en ijzeren pinnen. Ik concentreerde me op het openen van de laatste twee cellen. " Jaa, nu nog één!" "Schiet eens op babyface!" hoorde ik. "Kijk eens aan", grinnikte ik, "de lange is hier." Hij grijnsde. "Nooit gedacht dat je ons zou komen halen. Ik ben niet echt bang voor de dood." " Genoeg daarover", antwoordde ik snel. Ik prutste het slot open. "Komaan guys, we gaan ervan door.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top