H29. Not All Scars Are Everlasting -E-

Kerst Special!!! Merry Christmas to all of you ❤️❤️

Vanaf nu wil ik proberen om elke vrijdag een update te posten!

-

Gisteren zijn we in het kamp gebleven. We dachten er beiden niet aan de jongens alleen te laten, de dag na Joshua. Dus de verkenningstocht was een dag uitgesteld, zonder dat we het met elkaar hoefden te overleggen. We wisten van elkaar wel dat het vandaag zou worden.

Maar nu zijn we hier dus. In het bos. Ik weet niet wat ik had verwacht van zijn verkenningstocht, maar het was niet dit.

We lopen gewoon. Op ons gemak. Het is wat stil, maar dat maakt niet uit. Het verlies zit nog vers in ons geheugen en beiden hebben we niet erg veel zin om een fatsoenlijk gesprek te forceren. Soms raken onze schouders elkaar lichtjes, iets te dicht op elkaar lopend. Geen van ons doet een poging het te vermijden. We gaan naar het oosten, een richting waarin ik nooit meer dan 200 meter buiten het kamp ben geweest.

Na een dik half uur blijf ik gespannen staan. Ik vind het maar niks, zo van de jongens weg zijn, na zo'n recente aanval. "Peter, dit voelt niet goed. We kunnen het kamp zo niet achter laten! De jongens zijn daar praktisch onbeschermd, zonder jou daar."

Peter loopt terug en gaat voor mij staan. Hij glimlacht op die ene manier, die alleen hij kan. Mijn brein begint weer extra toeren te draaien. Ook al ben ik hier zo lang, ik kan nog steeds niet helemaal ontcijferen met welke emotie mensen naar mij glimlachen. Te vaak zie ik nog de snerende, onbeminde glimlachen van Londen op de gezichten van jongens hier, waar ik oprecht om geef. En meestal ben ik er zeker van, dat zij ook om mij geven, maar er zijn momenten wanneer ik het simpelweg niet kan geloven.

Hij staat erg dicht bij, nu. Voor een kleine seconde fantaseer ik dat hij naar voren zou leunen. Ik zou hetzelfde doen-

Uuuggh, Elizabeth! Stop met denken! Gaat niet gebeuren. Gaat niet gebeuren. Koppie erbij, El.

"Elizabeth," begint hij, met een speelse, beschuldigende ondertoon.

Hij spreekt me aan bij mijn volle naam. Ik haat het als iemand mijn volle naam uitspreekt. Meestal.

"wanneer stop je eens met mij onderschatten? Ik kan vliegen en jaag Tinkerbell, de meesteres van magie op dit eiland, angst aan. Je bezorgdheid is schattig, maar ik heb het allemaal geregeld."

Mijn hoofd valt naar rechts. "Dus nu kan je ook teleporteren als het moet, als het kamp je nodig heeft?"

Hij gniffelt. "Dat nog net niet. Er zit wél een beveiliging spreuk op het kamp. Een soort onzichtbare koepel, die iedereen die niet in het kamp hoort er buiten houdt. In Tinkerbells geval, heel lang bezig houdt. In die tijd zijn we drie keer heen en terug gelopen. En jij, jij bent bij mij. Dus alles is goed. Nou, zullen we doorlopen?" Meteen voegt hij daad bij woord, en vertrekt.

Ik kijk hem na, ogen wijd open. Zei hij dat nou echt alsof het helemaal niks voorstelt? Oh, even een enorme koepel over het kamp plaatsen waar wij niks van merken maar die Tinkerbell tegen houdt? En moest hij me nou schattig noemen?

Maar, als hij dat kan, kan hij dan ook...? Ik werp een blik op mijn mouw, waar de plek veilig onder verborgen zit. Sinds gister is hij weer flink gegroeid, en het zaait angst.

Met een klein sprintje loop ik weer naast hem. "Dus uh, die magie, he? Hoe ver gaat die? En welke kant op?"

"Daarmee wil je duidelijk ergens heen. Wat wil je weten?"

"Dingen zoals...?" Ik gebaar naar mijn arm en buik.

Als genezing van wonden niet kan, dan kan de zwarte plek al helemaal niet. Veilig beginnen met informatie verzamelen, dan pas mezelf voor schut zetten.

Zijn gezicht vertrekt in een lichte frons. "Nou..." Hij blijft steken in zijn woorden.

Dat is duidelijk. "Ja dus? Waarom laat je mij dan gewond rondlopen? Energie niet waard?" Ik geef hem een flauw duwtje tegen zijn schouder aan.

Hij draait zijn ogen van mij weg. "Ik ben bang dat je er van schrikt, oké? Of dat het fout gaat. Bij anderen is het altijd anders, wat als ik iets mis doe? Het gaat niet altijd goe-"

Ik onderbreek hem. "Genoeg smoesjes. Volgens mij weten we allebei heel goed dat jij het kan, als je ook zo even een koepel-spreuk-ding over het kamp legt. En," even tuit ik mijn lippen, mijn woorden overwegend. "ik geloof in je."

Hij kijkt opzij. Ik kijk terug.

Even valt alles weg. Even zie ik alleen het groen van zijn ogen. Even zien we alleen elkaar.

Ik moet mezelf niet zo vleien. Ik zie dingen die er niet zijn.

Ik scheur mezelf los en draai mijn hoofd weg. "Gewond kamplid is het, dus?" zeg ik met een glimlach.

Hij lacht en schudt zijn hoofd. "Wat jij wilt. Ik heb je gewaarschuwd." Hij houdt halt en ik doe hetzelfde.

Opeens dringt het tot me door hoe mijn woorden klonken. Ik voel me er direct slecht over. "He, Peter? Ik wil je niet dwingen, oké? Ik vind het ook prima om twee geweldig stoere littekens te krijgen," verzeker ik hem.

Beduusd blijft hij hangen, met zijn arm in de lucht. "Je overdenkt te veel. Natuurlijk wil ik het doen. De enige reden waarom ik het niet zou doen, is om jou en de kleine kans dat er iets mis gaat."

De knoop verdwijnt. "Oké. Vooruit met de geit, dan. Wacht, gebruiken jullie dat spreekwoord hier? Aangezien hier geen geiten zijn?"

Peter grijnst. "We zijn geen complete barbaren. De spreekwoorden kennen we. Ook al zou ik niet weten hoe zo'n ding er uit ziet. Zal ik?"

Ik knik, lichtelijk nerveus, en schuif Peters jasje van mijn schouder af. Een kleine kans is ook een kans.

Ook hij lijkt wat ongemakkelijk, maar dan met het aanraken van mijn arm. "Uhm, dit gaat even prikken." kondigt hij aan.

Hij legt twee vingers dwars over mijn wond en sluit zijn ogen. Ik hoor niks, terwijl zijn mond dingen prevelt en zelfs wat wazig lijkt te worden. En dan voel ik het. Mijn huid begint warm onder zijn vingers te raken. En het prikt. Ik pers mijn lippen op elkaar om geen geluidje te maken. Het voelt alsof er tientallen naaldjes in mijn bovenarm worden geprikt.

Dan wordt het hele bos wazig. Mijn benen bezwijken.

Er gaat iets fout.

Peter komt meteen in actie en houdt me overeind bij mijn armen. "Ho! Blijf staan!"

Zo snel als het gekomen, verdwijnt het weer. Ik sta weer stevig op mijn benen. Ik zucht opgelucht. Niks is fout gegaan.

"Sorry, ik had het moeten zeggen. Sommige lichamen geven zo'n reactie bij de eerste keer direct contact met magie... Met bewustzijn, in ieder geval." zegt Peter met een verontschuldigende glimlach.

Ik knipper met mijn ogen en iets in mij voelt lichter. Mijn vingers traceren de plek waar eerst een snee zat. Nu zit er een perfect, glad stukje huid. Geen litteken, geen enkel spoor bewijst dat er een stekende, beperkende plek zat, minder dan een minuut geleden.

Uitbundig glimlach ik naar hem. "Alles goed." Dan dringen de laatste woorden ook tot me door. "Met... bewustzijn? Was dat een stille hint?"

"He... Ja. Ik heb misschien ook wat van je wonden, na je eerste... confrontatie met Tinkerbell, op deze manier verzorgd. Ik kon het niet echt vertellen, toen. Je was er een beetje te onstabiel voor, in mijn ogen."

"En ik maar denken dat ik me aanstelde." mopper ik. "Nou ja, aan de andere kant, was ik toch sterker dan ik dacht."

"Tja.. Sorry. Als ik wist dat je er zo over dacht, had ik je het verteld."

Ik wuif het weg. Dan trekt er een lichte blos naar mijn wangen, als ik aan mijn andere snee denk. En beter gezegd, de plek daarvan. "Uhm, is het te veel gevaagd om ook de snee op mijn buik te helen?"

Als een driejarige jongen begint hij te stotteren, met, als je het mij vraagt, ook een blos. "Ja... Tuurlijk. Alleen... Moet wel huid op huid... Snap-"

Ik sluit mijn angst buiten en trek mijn shirt een stukje omhoog, tot de snee, blij dat hij niet hoger zit. Ik blijf hem strak aankijken, niet iets willen verraden van schaamte.

Hij glimlacht me bemoedigend toe, want hij weet wel dat ik hier niks voor voel.

Soms vergeet ik dat ik niet altijd hoef te doen alsof.

Peter hurkt neer en legt twee vingers op de snee, die zich een stuk boven mijn navel bevind. Zijn vingers zijn onverwacht koud, mijn buik trekt zich automatisch in. Zacht duw ik mijn nagels in mijn hand, om de impuls hem weg te duwen kwijt te raken.

Hij sluit zijn ogen weer en opnieuw prevelt hij iets, maar deze keer is het anders. Deze keer kan ik de woorden horen alsof ze gedragen worden door de wind, zacht en ver weg. De kleuren in het bos lijken iets feller en wanneer het vage gevoel weer aanzwelt, lijkt het alsof ik lichtgevende lijntjes kan traceren, die vanaf zijn vingers, naar de beschadigde huid toe trekken en zo een soort licht-web vormen.

Ik kan voelen wanneer het voorbij is. Deze keer wankel ik niet. Wel laat ik zo snel mogelijk mijn shirt vallen.

Peter komt overeind. Hij blijft tegenover mij staan. Beiden blijven we stil. Een vogel die nu zou fluiten was aangenaam geweest, had het minder ongemakkelijk gemaakt.

Hij is een stukje groter dan mij, hij zou ruim over mij heen kijken, als hij recht voor zich kijkt. Maar dat doet hij niet.

Oogcontact vermijdend, houdt ik mijn blik op de grond gericht. "Dankjewel," mompel ik nog wel.

Hij draait zich bij, ik denk dat ik hem zie knikken vanuit de rand van mijn zicht. "De bomen lijken hier hoger, vind je niet?"

Het moment is voorbij, we gaan verder. Ik durf niet naar de zwarte plek te vragen, ook al is hij akelig aanwezig vandaag.

Zo lopen we verder naar het oosten. Het is een stille tocht door een enorm wild stuk bos, maar toch blijkt er een licht paadje te lopen. Het is echter geen paadje waar groepen jongens eens in de twee week lopen. "We zijn niet op verkenningstocht, of wel?" vraag ik.

Peter zwijgt, maar zijn mondhoeken trekken naar boven.

"Oké, lekker mysterieus. Mag ik weten waar we naar toe gaan?"

"Niet precies. Ik ga er vaak heen als ik alleen weg ga. Nooit met anderen, en inderdaad al helemaal niet op verkenningstocht."

Nooit met anderen.

Hij gaat er nooit met anderen heen. Hij heeft het voor zichzelf gehouden, voor ik weet niet hoe lang, en hij neem nu míj er mee naar toe.

Ik voel me diep vereerd.

Het zijn de enige woorden die nog uit worden gewisseld.

Niet dat ik het erg vind. De stilte geeft een enorme rustgevendheid over het verlaten bos. De sfeer die er hangt laat mij voelen alsof ik even alleen op de wereld ben. Het is fijn. Ook denk ik, wonder boven wonder, niet te veel na.

Maar, mijn nieuwsgierigheid begint langzaam maar zeker aan te dringen. Ik ben nu wel benieuwd wat deze plek is, en waarom hij juist mij er mee naar toe neemt. Het lijkt een bijzondere plek voor Peter te zijn, waar hij flink privé over was, voor vandaag, en omdat ik niet aan wil dringen, vraag ik er niet verder naar.

Uiteindelijk, na zo'n twee uur lopen, komen we uit bij een groot stuk rots, die volledig bedekt is met lange slingers van lichtgroene bladeren, versierd met af en toe roze bloemen. Ik verwacht dat we op de rots gaan klimmen om zo uit te komen bij de enorme boom die er aantrekkelijk bovenop staat, maar Peter loopt recht op de muur af. Hij schuift zelfverzekerd een stuk van de hangplanten opzij, die een gat blootleggen, precies wetend waar hij moet zoeken. Voor mij ziet elke centimeter van die muur er hetzelfde uit.

In de grot zie ik precies niks.

Oké. Beetje creepy.

Hij kijkt verwachtingsvol achterom en grinnikt bij het zien van mijn blik. "Kom nou, we hebben niet het hele stuk gelopen om weer terug te gaan vanwege een beetje duisternis. Het wordt binnen snel weer licht," belooft hij mij. En hij steekt zijn hand uit.

Ik zucht zogenaamd geïrriteerd, maar eigenlijk ben ik doodsbang... om zijn hand vast te pakken. Toch duw ik mezelf naar voren en pak zijn hand vast. Het is aangenaam, iets wat ik niet per se had verwacht. Van binnen wordt ik warm. Even houdt hij mijn blik vast en trekt me dan mee de grot in.

Het is maar voor even dat ik geen hand voor ogen zie, maar Peter voelt zich blijkbaar verplicht om elk detail aan te kondigen; "Hier ligt een wortel", "Kijk uit, hier loopt het wat naar beneden", "Hier begint het trappetje, het zijn wat diepere treden, maar ik heb je vast", waar ik, heel gepast, bot antwoord op geef: "Geen zorgen, man, ik overleef het echt wel." Daarop hoor ik bekend gegrinnik voor mij, dat zacht echoot in de grot. Het geeft een spookachtig effect en ik loop iets sneller door.

Peter stopt.

Ik bots tegen hem op. "Je geeft alles aan, behalve als je stopt?" verwijt ik hem. Er kriebelt wat in mijn nek en snel sla ik het weg. Waarschijnlijk een blad... Hoop ik.

"Ik dacht dat je mijn hulp niet nodig had? Maar, we zijn er. Het wordt in één keer heel fel als ik deze bladeren weg trek... Ik zou zeggen, doe maar even je ogen dicht, maar sinds je het echt wel overleeft, zal ik niks zeggen."

Ik lach zachtjes en knijp hem speels in zijn hand.

Hij denkt toch niet dat ik mijn ogen ga dichtknijpen op dít moment?

De bladeren ritselen. Er valt inderdaad bakken met licht tegelijk in mijn pupil en ik moet helaas snel knipperen om eraan te wennen. Ik ben één seconde te laat met zien wat voor ons ligt.

Als Peter mij naar binnen begeleidt, valt mijn mond wijd open.

-

Wowww wat veel Peter + Elizabeth momenten opeens! Vinden jullie die wel een beetje leuk? ;) En wat denken jullie dat zich achter de bladeren bevind? Volgend hoofdstuk komen jullie een heleboel plot te weten! Als je het een leuk hoofdstukje vond, zou ik het heel erg waarderen als je zou stemmen :) Voel je niet gedwongen of course x

Liefsss Nadine ❤️

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top