H22. An Endless Sea -E,P-
Ik gil met de zwaartekracht mee, naar beneden.
Ik grijp om me heen, naar iets, iets om mij te redden.
Met mijn rug val ik dwars op een dikke wortel. Mijn laatste beetje adem verdwijnt door mijn schreeuw.
De wortel breekt. Maar hij herinnert mij wel aan de aanwezigheid van de wortels.
Mijn handen vinden een andere wortel, eentje recht naar beneden. De wortel schuurt in mijn handen, maar ik kom tot stilstand.
Even.
Vocht druipt langs mijn vingers, wringt zich tussen mijn handen en mijn houvast.
Ik kijk smekend omhoog. Zes gezichten kijken terug. Niemand beweegt.
"Alsjebli-" Scherp adem ik in.
Mijn laatste hoop glipt tussen mijn handen weg.
Ik val.
En val.
Ik val meters naar beneden. Tien. Twintig. Vijftig?
De wind suist oorverdovend langs mij heen.
Smoren ze mijn kreet, of doe ik geen moeite om te schreeuwen?
Adrenaline raast door mijn lichaam. Anders dan net. Ik voel me alles behalve onoverwinnelijk.
Ik ga nu echt dood, of niet.
Door mijn haren heen, vang ik nog net een glimp op. Een glimp van de onderkant van het eiland.
Het zweeft echt. Het eiland zweeft.
Ik tol rond. Nu is water alles wat ik zie. Overal. Het strekt zich uit tot zover ik kan zien.
Water. Één van de weinige dingen die niet veranderd zijn. Mijn angst voor water.
Ik geef het op. Mijn lichaam geeft het op, mijn brein geeft het op. Ik gilde wel, want ik stop met gillen. Mijn lichaam ontspant. Mijn ogen tranen, maar de tranen bereiken mijn wangen niet. Weggeblazen door de wind die als een te koude deken mij verstikt.
Dit was het dan. Mijn leven wordt niet beëindigd door suïcidale gedachtes. Mijn leven eindigt omdat ik niet kon vliegen.
Ik knijp stevig mijn ogen dicht.
Mijn adem hou ik in.
Ik wacht.
Ik wacht tot ik het harde oppervlak raak.
Of, erger nog, verdrink.
Er is tenminste één aspect van mijn plan van de Theems in tact gebleven. Water zou mijn einde worden, en dat zal het nu ook zijn.
Twee sterke armen wikkelen zich stevig om mij heen.
>>> Peter >>>
Van een flinke afstand had ik Greg's stem al gehoord. Bij de rand. Het voordeel van een superieur gehoor hebben. Er is weinig dat onopgemerkt gaat. Geërgerd was ik die kant op gebeend en had de andere jongens gewenkt dat ik zo weer terug was en dat ze wel gewoon verder mochten gaan. Maar toen hoorde ik Elizabeths stem, en ik bevroor.
Ik wist het. Ik was te ver gegaan. Veel te ver. Ik handelde impulsief, uit woede en angst. Ze had alle redenen om nooit meer bij mij in de buurt te komen. Ik was beschaamd over mezelf.
Maar boven alles, was ik geschokt. Geschokt van wat ik had gezien en gevoeld. Van haar verleden en de dingen die ze had meegemaakt, de angst en het extreem beschadigde zelfbeeld dat ik door de beelden heen voelde. Van alle verschrikkelijke dingen, waren de spiegels mij het meest bij gebleven. Niet eens haar oude lerares, die mij weg trok uit mijn trance. Ik heb de hele nacht wakker gelegen en over alles nagedacht. Ik besefte, dat als ze is wie ik en Hook denken dat ze is, dat ze nooit zou kunnen doen wat ze moet doen.
Wat ze moet doen voor mij. Voor de jongens.
Voor Neverland. Voor deze planeet.
Ze kan het niet doen. Niet met haar instelling, en haar zelfbeeld.
Het gaat namelijk om zelfvertrouwen. De kracht die je haalt om magie uit te oefenen, om te vliegen, haal je uit jezelf, wetende dat je het kan. Het gaat om geloven in jezelf. En als de speciale magie echt in haar ligt, de magie waar Neverland op wacht, dan gaat dat nooit naar boven komen. En we, ik, zou hier voor altijd vast zitten. In een oorlog die nooit gewonnen kan worden.
Of Neverland zou langzaam afbrokkelen, langzaam terug gaan naar niets.
Ik wist niet wat ik erger zou vinden. Misschien zou ik, als de tweede optie het geval zou zijn, iedereen terug kunnen brengen. Voordat het zover is. Iedereen. Terug naar aarde. Het is geen fijne gedachte, iedereen terug brengen naar de omgeving waarin ze gekwelt waren, maar het is beter dan niets. Beter dan geen wereld hebben om in te leven.
Ik vroeg me af wat ik zou doen. Zou ik naar Aarde terug gaan, of zou ik hier blijven? Stilletjes wachtend, mee gaan met de ondergang?
De vloed van overpeinzingen van afgelopen nacht, vliegen weer op als ik daar stil sta, terwijl ik ook in dubio ben of ik de jongens terecht moet wijzen en ze terug naar het kamp sturen, en daarbij Elizabeth onder ogen komen, of dat ik ze hun gang laat gaan en doe alsof ik niks gehoord heb. Ik sta daar maar dom te staan en te denken, als ik flarden van hun gesprek op vang.
"Het grappige is, Elizabeth, dat dit eiland... Zweeft." Gregs stem.
Er komt een akelige gedachte in mij op. Waarom ze bij het kamp weg zouden zijn, waarom ze bij de rand zouden zijn. Wat ze aan het doen kunnen zijn.
Ik begin te lopen. En sneller. Nog sneller.
"Oké, zeg het maar. Wat is er aan de hand." Dat is Elizabeth.
Ik ben aan het rennen. Waarom ben ik niet eerder gaan lopen?
Het nadeel van mijn gehoor is dat ik nog altijd ontzettend ver weg ben van iets wat ik hoor.
Het voordeel is dát ik het hoor.
Want het gaat Elizabeth niet lukken.
Mijn hart bonkt in mijn keel. Nee, dit kunnen ze niet doen. Laat het ze niet doen. Jasper, doe iets! Zeg iets Hou ze tegen!
"Kijk, iedereen moet een soort..."
Greg, stop!
Ik ben nog te ver... Ik ga het nooit halen.
Ze gaan haar over de rand gooien.
Eindelijk kom ik het bos uit. Ik zie nog net hoe Elizabeth naar achteren getrokken wordt.
Haar gil snijdt door mij heen. Want ik weet welke noodzaak er in die gil doorklinkt.
Ik ren nóg harder, ruimte vervloekend.
Ze staan allemaal over de rand heen te kijken, als een stel idioten. Jasper duidelijk ongemakkelijk. Ik hoor hem schietgebedjes mompelen.
Greg hoort mij aankomen, draait zich om. Hij wordt lijkbleek als hij mij herkent. "Pan! Wij... Ik... Uhh..." stamelt hij.
"Ze gaat het niet halen, idioten!" schreeuw ik.
Jasper valt flauw.
Eindelijk kom ik bij de rand aan, eindelijk duik ik de diepte in. Elizabeth achterna.
Het lijkt in slow motion te gebeuren. Ze is al zo ver weg. De afstand wordt te langzaam verkleind.
Ik moet sneller.
Elizabeth heeft het inmiddels opgegeven. Ze gilt niet meer, kijkt niet meer, ademt niet meer. Ze herinnert me aan de Elizabeth bij de Theems. Een Elizabeth, waarvan ik nu pas besef, dat ze enorm gegroeid is sinds Neverland.
Maar niet genoeg.
Ik zet er vaart bij. Ik vlieg recht naar beneden. Ik ga sneller dan ik ooit ben gegaan en kan haar bijna aanraken.
Maar aanraken is niet genoeg. En de zee komt dichterbij.
Niemand gaat een val als dat overleven, ook al is het water. Op de manier waarop ze valt, rug plat... Nee.
Het gaat niet gebeuren.
Ik ga nog sneller. Ik moet sneller.
Mijn handen strekken zich uit naar haar.
Nog sneller.
Mijn armen sluiten zich om haar heen.
Vijf meter boven de zee.
Verwilderde ogen schieten open. Ik besef dat ik bang was voor haar reactie op mijn aanraking, want ik kijk angstig terug.
Maar meteen klampt ze zich aan mij vast, haar gezicht in mijn shirt verbergend.
Ik probeer weer naar boven te vliegen, maar mijn vaart naar beneden was te groot.
Ik richt me op de lucht boven ons en zet kracht die richting op.
Langzaam komen we tot stilstand. Mijn knieën verdwijnen nog net in het water. Maar dan gaan we de goede kant op. Naar boven. Naar veiligheid.
Elizabeth beeft, zegt niks en heeft haar ogen stijf dichtgeknepen. Mijn eigen vermoeidheid begint op te zetten, maar ik denk er niet aan. We moeten nog de hele weg terug. Ik zet koers naar rechtsboven, want Elizabeth wordt ondergedompeld in excuses als ik naar de jongens ga. Jasper kennende, stort hij zich op haar, begint met zijn duizend excuses en wijkt niet meer van haar zijde voor in ieder geval drie dagen. En dat kan ze nu niet hebben. Denk ik.
Opgelucht kan raken mijn voeten de grond, ver van de anderen vandaan. Ik wil Elizabeth op haar voeten neerzetten, maar ze laat mij niet los en haar benen houden geen stand. Toch moet ik echt gaan zitten. Ik zak op de grond en rust met mijn rug tegen een boomstam aan, met Elizabeth tegen mij aan, nog steeds haar ogen gesloten. Ik sla mijn jasje om haar heen en twijfelend ook mijn armen, maar ik durf voor de rest niet veel te doen.
Langzaam maar zeker ontspant Elizabeth. Ze stopt met beven. Ze opent haar ogen. Ze gaat rechtop zitten en verplaatst zich naar het gras. Maar ze kijkt me niet aan.
Ik vouw mijn handen in elkaar en kneed ze nerveus. Ik kan het niet langer binnen houden, en ik verbreek de stilte. "Het spijt me dat ik je... Aanraakte. Ik weet dat je had gezegd dat ik dat nooit meer moest doen." Ik hoop dat ze kijkt, ik wil dat ze kijkt. Ik wil dat ze weet dat ik het meen.
Er verschijnt een heel klein lachje op haar gezicht, tot mijn verbazing, en dan kijkt ze me aan. "Ik denk dat dit een goede uitzondering was."
Ik moet ook zachtjes lachen, maar haar lach verdwijnt al snel. Mijne volgt.
Ik haal diep adem. Mijn handen zijn heel interessant op dit moment. "Elizabeth. Het spijt me. Ik had niet mogen kijken. Ik heb je pijn gedaan. Ik had er nooit überhaupt over mogen nadenken... Ik was boos en moe en geschrokken, maar dat verantwoord mijn daden nog niet. Het spijt me."
Stilte.
Ik denk niet dat dat betekent dat ik ben vergeven.
Dat verdien ik.
"Dankjewel." klinkt het dan zachtjes vanuit haar richting.
Mijn hoofd schiet naar boven. Zei ze dat nou echt?
"Dankjewel voor mij redden. Zonet. Alweer."
Ik bijt op mijn lip. "Uhm. Ja, graag gedaan? Maar Elizabeth, ik meende wat ik zei. Het spijt me zo ontzettend erg, ik had niet..."
Er vliegt een stukje mos tegen mijn hoofd. Verbaasd kijk ik haar aan.
"Hou je mond. Ik wil er niet meer over nadenken," zegt ze, maar het klinkt niet boos.
Mijn blik dartelt van haar, naar de boom naast haar, naar de boom iets achter die boom en weer terug. "Betekent dat... Dat je het me vergeeft?"
"Dat weet ik nog niet. Ik moet er over nadenken. Oké? Het was wel... Intens." Het laatste woordje fluistert ze en ze kijkt me verontschuldigend aan.
Waarom voelt zíj zich nu schuldig? Ik ben de enigste die me me nu schuldig moet voelen. Ik knik uitgebreid, om haar te laten weten dat ik het begrijp.
Ik besluit wat voedsel te gaan zoeken en laat Elizabeth alleen, maar ik hoor elke inademing en uitademing. Het gaat nog steeds iets te snel, maar niemand die het haar kan verwijten. Ik kom terug met een flinke voorraad vruchten, noten en wat brood, mijn middageten. Gelukkig had ik eerder tijdens de verkenningstocht geen honger. Nu is dat wel anders, en ook Elizabeth eet voor drie personen van het uitgestalde voedsel.
Dan praten we. We beginnen zomaar een beetje te praten. Het begint bij een opmerking over Jasper. Daarna praten we over het kampvuur, rumoerige staten in Londen, sprookjes; waar ik nog nooit van had gehoord, mooie dingen die hier op het eiland te vinden zijn; waar ik haar opeens heel graag mee naartoe wil nemen, muziek, water...
Het zijn maar luchtige gesprekken. Maar dat maakt niet uit. Dat is beter. Dat hebben we allebei nodig.
Op een gegeven moment zijn we uitgepraat. En ook dat is oké. De stilte is niet erg.
De zon staat al wat lager, ze gooit een gouden gloed over Elizabeth. Even kan ik aan niks anders denken, mijn blik verlaat haar niet. Ik heb de gekke gedachte dat het voelt alsof ik haar voor het eerst zie. Ik neem al haar kenmerken in me op. Ze heeft een gladde huid, een wat ronder gezicht, omgeven met donkerblond haar dat tot over haar schouders hangt. Haar ogen zijn rood van het huilen, maar haar licht bruine irissen lijken wel een schitterend goud in de ondergaande zon. Haar contour van de zijkant laten een wipneusje en volle lippen zien.
Toen ze hier aankwam was het zo anders. Ze was zo fragiel, zo breekbaar, met ingevallen wangen en zwaar ondergewicht. Waarschijnlijk is ze nu nog steeds wat ondergewicht, maar ik ben trots op hoe gezond ze er nu uit ziet. Haar lichaam is veel minder alleen bot dan toen ze aankwam, en ze er zijn zowaar wat spieren te zien. Ook zijn haar heupen iets breder geworden en ze krijgt daardoor een lichte taille.
Ik schrik als onze ogen onverwacht elkaar ontmoeten. Sterk tegen mijn gevoel in, kijk ik niet weg. In plaats daarvan glimlach ik voorzichtig.
Ze krijgt een lichte blos op haar wangen.
"Wil je de zonsondergang bekijken?"
Heyyy ik heb de 700 reads gehaald!!! Allemaal zoooo erg bedankt!! Dit is echt een goede motivatie voor mij om door te schrijven :)) ❤️❤️
Voel je niet verplicht, maar ik zou het leuk vinden als je zou stemmen/een berichtje achter zou laten!!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top