71
Vanja
Een krakend geluid liet mijn ogen openschieten.
De oude genezer en voormalig adviseur van de vermoorde keizer Razall, Arlonius Zoutsteen, stapte naar binnen met een gevulde, kleine, oude juttezak.
Hij zette deze neer op de koude stenen grond van de diepste Emperaanse kerkers van het paleis, waar prinses Munia en ik ons verborgen hielden sinds de tovenaar het regime overgenomen had.
Nadat prinses Munia en ik de boom hadden zien groeien binnen enkele minuten en ons achter de metalen deuren van het paleis schuilhielden, had Arlonius ons gezien en ons direct naar de kerkers meegenomen.
Hij hield ons de afgelopen weken in leven door stiekem voedsel en water te geven. Hij hield ons ook op de hoogte van hoe het leven in Emperals Paleis doorging.
Met zijn oude vingers trok hij de juttezak open en gaf ons een paar sneeuwappels.
Wit vanbuiten, groen vanbinnen. Als je van zuur hield moest je dit vooral eten. Ze konden ook zoetig zijn. Dat hing van de rijpheid af.
De beeldschone prinses Munia, waarvan haar huid nu onder oud beplakt zweet en viezigheid zat door de leefomstandigheden in de kerkers, stond langzaam op van het stro waar we op sliepen en liep op de zak af. Haar jurk dat er inmiddels versleten uit zag sleepte over de vuile stenen grond achter haar aan.
Arlonius liet haar deze uitzoeken en keek mij toen aan.
"Is er nog nieuws sinds Jothars vertrek?" vroeg ik.
Ik wist dat hij met een leger vertrokken was. Arlonius had verteld dat het zijn doel was om Bagu op te pakken en over te leveren aan de mensenrijken, waar hij blijkbaar een deal mee had gesloten.
Maar door zijn vetrek konden we niet ontsnappen. Dat was natuurlijk mijn eerste gedachte, maar de oude genezer meldde dat koningin Anna in het paleis verbleef en wachtte op Jothars terugkomst.
De koningin van Zilvereiland had door alle rondgaande verhalen niet echt een goede reputatie en háár soldaten liepen dus ook door het paleis heen, samen met de overgebleven vuurelfen en Emperaanse soldaten. We konden momenteel niemand vertrouwen met de laatste dochter van keizer Razall. De erfgename van de Emperaanse troon.
"Ik ben de stad ingeweest. Voor het eerst," vertelde de oude man en ging op een oude houten kist in onze kleine cel zitten.
"En?" vroeg prinses Munia. "Weet het volk dat ik nog leef?"
Arlonius keek de prinses met een sombere blik aan.
"Nee. Het spijt me, prinses," begon hij en friemelde met een hand aan zijn ketting met verschillende gekleurde stenen.
Prinses Munia liet de zak uit haar handen glippen en keek met vergrootte en vragende ogen naar de oude loyale vriend van haar vader. "Hun ogen... zijn net zo paars als de vuurelfen en het Emperaanse leger. Zelfs die van de kinderen. Kleine kinderen en baby's,".
"Ze zijn overgenomen. Iedereen in de stad is overgenomen," praatte ik hardop tegen mezelf.
"Behalve wij," reageerde prinses Munia.
"Klopt en ik denk dat ik weet waardoor dat komt," zei Arlonius en de prinses en ik keken hem met vragende ogen aan.
"Dit paleis is gemaakt van Räckstaal en eeuwenoud Kristalsteen," zei Arlonius en legde zijn hand op de stenen muur dat dus bijzonder bleek te zijn.
"Het is gebouwd in het jaar 450 van de Eerste Era, vijftig jaar voor de Schaduw Era begon," ging Arlonius verder. "Het verhaal gaat dat de godin van het Licht, genaamd Luxywa, verliefd werd op een man van een van de eerste generaties aan mensen. Jullie weten hoe de mensen ontstaan zijn, toch?"
Prinses Munia en ik knikten.
"De goden hadden een elixer gemaakt om de magische misdadigers te straffen. Hun krachten werden afgenomen toen ze dit dronken en werden toen... mensen," vertelde de prinses alsof ze haar zinnen uit een boek las.
Arlonius knikte goedkeurend.
"Luxywa en deze jongeman werden verliefd en uit liefde schonk ze hem dit. Dit paleis. Om hem te beschermen," vertelde de genezer verder.
"Beschermen tegen wat?" vroeg ik, omdat het kwartje bij mij nog niet gevallen was.
Prinses Munia keek mij met grotere ogen aan en haar mondhoeken trokken zich op.
"Tegen magie. Het paleis is resistent tegen de magie van Jothars boom," zei ze begrijpend.
"Wauw," bracht ik uit en keek naar de muren. "Kristalsteen. Het ziet er niet bepaald.. kristallerig uit. Hoort het niet te schijnen of zo?"
"Het is meer dan 3000 jaar oud. Probeer jij maar eens er na 3000 jaar goed uit te blijven zien," merkte de prinses scherp naar me op.
Ik lachte ongemakkelijk, maar keek toen weer met een serieuze blik naar Arlonius.
"Het is fijn dat dit paleis ons gered heeft. Toch wil ik weten hoe we hier weg gaan komen en waar we naartoe gaan? We kunnen hier niet voor eeuwig blijven. Als Jothar terugkomt..," zei ik, maar maakte mijn zin niet af.
"Ik zat aan Zwaanfort te denken," stelde Arlonius voor. "We kunnen de mensenrijken op dit moment ook niet vertrouwen. Naar het oosten vluchten is geen optie, omdat we dan Jothar mogelijk gaan tegenkomen. In het zuiden, Zuidland, zitten de rebellen,".
"De rebellen willen haar dood in plaats van levend," sprak ik uit en prinses Munia keek me met een kleine angst in haar ogen aan.
"Het spijt me, prinses. Maar het is wel zo,".
Ze slikte.
"Is Zwaanfort dan de plek waar we veilig zullen zijn? Ik neem aan dat u meegaat, toch? U kunt hier ook niet blijven als Jothar er achter komt dat u ons verborgen heeft gehouden," zei de prinses.
"Met mij zijn jullie langzamer. Ik kan beter hier blijven," zei de oude man en pakte haar handen rustig vast. Met een liefdevolle blik en een hoopvolle glimlach keek hij haar lang aan.
Een kleine traan rolde langs zijn wangen.
"U moet met ons meegaan," zei prinses Munia en ook zij kon haar ogen niet droog houden. "U bent de enige die ik nog heb, nu mijn vader en broers dood zijn,".
"Ik moet blijven, prinses. Ik zal er alles aan doen om te zorgen dat Jothar uw vaders nalatenschap niet kapot maakt, zodat, mocht u ooit de troon bestijgen, het nog het regeren waard is," waren Arlonius zijn woorden. "U bent de hoop van Emperal,".
Hij legde zijn hand op haar wang. "Wie had ooit gedacht dat de volgende heerser een keizerin zou zijn?"
We lachten alledrie.
"Ik zal alles voorbereiden voor jullie reis naar Zwaanfort. Vanavond zal de laatste avond zijn dat jullie hier blijven," zei hij en liep langzaam de cel weer uit. Hij trok de krakende deur achter zich dicht.
De prinses keek met waterige ogen naar de dichte deur en haar onderlip begon te trillen.
Ze verroerde geen vin.
Ze leek verdwaald in haar gedachtes.
"Prinses?"
Langzaam bewoog ze haar hoofd mijn kant op.
"Vanja," zei ze zacht.
Het werd haar teveel. Dat zag ik aan de manier hoe ze keek. Spanning en angst namen haar nu over.
Het besef van het moment.
Het besef dat haar familie dood was en ze al een vele dagen in de kerkers leefde in haar eigen huis.
"Ik..," zei ze verward en ze begon te huilen.
Ik omarmde haar en aaide over haar rug. Haar lichaam schokte door het harde gesnik.
Haar lichaam liet alles nu los.
De afgelopen tijd had ze zich sterk gehouden. Wachtende tot iemand tegen haar zou zeggen dat dit gewoon een droom was.
Dat niks hiervan echt was.
Nu was het plan om haar thuis te verlaten. Ik kon begrijpen dat dat heftig was.
Dat had ik ook toen ik de Noorderlijke Buitenpost verliet, nadat mijn vader verbrand was. Het besef kickt altijd later in.
Ik hield haar steviger vast en sloot mijn ogen toen mijn hoofd over haar schouder heen leunde. Haar haren raakten mijn gezicht en kriebelde zachtjes tegen mijn huid.
Ze liet me langzaam los en ik veegde de tranen over haar wangen weg.
Met verdrietige ogen keek ze me aan en een zwakke glimlach verscheen op haar gezicht.
"Dank je wel," zei ze.
"Voor?" vroeg ik verbaasd.
"Dat je mijn leven hebt gered toen die boom groeide. Dat je hier bent en mee gaat naar Zwaanfort. Dat je me zonder twijfel beschermt,".
"Je bent de prinses. Mijn prinses en... de keizerin van Emperal," corrigeerde ik mezelf gauw en murmelde door. "Sorry, prinses, ik bedoel da-,"
En ze kuste me.
Haar lippen drukten zich op de mijne.
Verbaasd keek ik haar aan, maar mijn wangen warmden hier enorm van op.
"Prinses... ik... ik weet niet wat ik moet zeggen," zei ik.
"Zeg maar niks," zei ze en kuste me opnieuw.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top