67
Jothar
Uren vlogen voorbij, terwijl mijn leger van tienduizenden soldaten me volgden. De marcherende voetstappen klonken als een klappend ritme waar ik bijna met mijn hoofd op meeknikte. Zelfs de poten van mijn panter leken op de maat te lopen.
Het Hazenpad was breed genoeg om de soldaten in blokken van zestien bij zestien te laten lopen.
Er werd een grijns op mijn gezicht getoverd toen ik dacht aan het feit dat Romahn Zuidster achteraan liep. Hij was een grote grap.. en dat mocht hij zeker merken.
Hij leefde, omdat ik dat besloten had. Het was dus belangrijk dat hij zijn plek kende.
Galopperende hoeven benaderden me van achteren en ik draaide mijn hoofd om.
De hazenliefhebber, Romahn, kwam op zijn paard naast me lopen.
"We moeten een kamp opslaan," begon hij voorzichtig. Ik zag dat hij zijn teugels steviger vasthield.
Mijn lippen bleven gesloten en mijn ogen staarden naar de horizon van het pad dat ons door het Zwarte Hazenwoud leidde. Ik probeerde me te focussen op het marcherende ritme van mijn soldaten. Het was het heerlijkste geluid ooit. Ik wilde ervan genieten.
"Uwe Hoogheid," vroeg hij om mijn aandacht. "Mijn leger moet rusten,".
Diep ademde ik in en uit. Mijn hand gebaarde dat mijn soldaten moesten stoppen met bewegen.
Het ritme werd beëindigd en ik hield mijn ogen voor een paar secondes dicht.
"Je irriteert me," zei ik langzaam en keek Romahn langzaam aan.
"Mijn excuses, Uwe Hoogheid. Dat is niet mijn bedoeling. Uw leger ziet er conditioneel erg goed uit, maar mijn soldaten verlangen naar een maaltijd en wat rust. We lopen nu al acht uren aan één stuk door," legde Romahn uit.
Ik slaakte een diepe zucht.
"Dus we gaan elke dag een kamp opslaan?" vroeg ik. "Elke dag hetzelfde liedje?"
"Ik bied nogmaals mijn excuses aan, Uwe Hoogheid,".
"Ik heb jou niet nodig, hé!" herinnerde ik op een snauwende toon hem aan het feit dat hij nog leefde.
Diepvanbinnen wist ik dat hij gelijk had. Mijn leger was magisch en de zijne niet.
Mijn soldaten konden veel meer aan.
"Weet je wat? Prima. We slaan meerdere kampen op, verspreid langs het pad. Morgen vertrekken we als de zon opkomt," gaf ik toestemming en Romahn gaf een dankbare, maar tegelijkertijd ook een beangstigende knik met zijn hoofd.
Hij draaide zijn paard met de teugels om en galoppeerde langs mijn leger terug naar de zijne.
De lucht begon schemerig te worden en grote wolken bedekten de heldere hemel.
Een frisse wind blies langs mijn nek heen.
Ik draaide me om naar mijn leger en wilde ze net een bevel uitdelen.
"We gaan een ka-," en een paar soldaten werden door hun helmen heen geraakt door scherpe pijlen.
Deze mannen vielen neer en waren opslag dood.
Mijn ogen vergrootten zich uit schrik.
Wat?
De andere soldaten en ik keken op naar de bomen langs de zijkant van het pad. Maar onze ogen gleden ook langs de andere kant heen.
Waar kwamen die pijlen vandaan?
Struiken ritselden en de wind ruisde langs bladeren van de bomen. Geen beweging te zien.
Zoef!
Weer vielen er soldaten op de grond. Het bloed droop langs hun nek op de grond. Een van hen had er één in zijn nek gekregen en maakte een gorgelend geluid, omdat hij in zijn eigen bloed stikte.
Zwaarden werden getrokken en de nog levende mannen gingen om me heen staan. Ze vormden een schild dat beide kanten van het pad verdedigden.
Het waren alleen de eerste vijf blokken aan soldaten die doorhadden dat we aangevallen werden.
"Ze zitten in de bomen!" hoorde ik een soldaat roepen.
"Boogschutters!" riep ik, terwijl ik om me heen bleef kijken. "Leg aan!"
De boogschutters binnen mijn leger volgden mijn bevel op en spanden hun bogen al aan.
Ik keek naar de hoge takken van de bomen, maar kon niets zien. "Span aan!"
Zoef!
Een regen van pijlen vlogen door de lucht en velen werden links en rechts geraakt.
Een van hem viel voor me op de grond en schreeuwde van de pijn.
"Los!" riep ik en de pijlen van mijn boogschutters vlogen hoog richting de hoge takken van de bomen.
Iemand gilde en viel uit de boom. Het was een soldaat van het Heilige Woud.
Op dat moment renden er soldaten te paard de struiken uit en galoppeerden met volle kracht op ons in.
Het gevecht was begonnen. Dat was het eerste dat ik begreep.
"Vecht!" schreeuwde ik naar mijn soldaten.
Dit was het moment dat ik hun zwaardkunsten kon beoordelen.
De ruiters sloegen met speren naar mijn soldaten, maar vele van hen werden van hun paard afgeslagen.
Ook zag ik de benen van een van de paarden afgehakt worden, waardoor de soldaat van mijn vijand op de grond viel en het zwaard van mijn andere soldaat door zijn borst heen geboord werd.
Dikke druppels bloed vlogen langs me heen en raakten mijn gezicht.
Mijn mannen vochten zeer goed. Ze haalden velen neer, maar het was niet genoeg.
Hard geschreeuw kwam dichterbij en ik keek op naar beide kanten van het pad waar gevochten werd.
"Leg aan!" riep ik naar de boogschutters toen ik meerdere soldaten uit het bos zag komen rennen.
Sommigen klommen gauw de bomen uit en voegden zich bij de vijandelijke infantrie.
"Aanspannen! Los!" schreeuwde ik en pijlen vlogen hun kant op.
Velen vielen op de grond.
Een vrouwelijke soldaat kreeg er een in haar been en gilde luid.
Met een snel kloppend hart voelde ik me langzamerhand in het nauw gedreven.
"Waar is mijn leger?" schreeuwde ik en rende toen met mijn panter langs de vechtende mannen heen.
Rondgalopperende paarden van de vijand probeerde ik te ontwijken.
Zelf had ik alleen een mes op zak. Dat was niet genoeg, maar het was iets.
Mijn panter sloeg soldaten neer toen deze op mij af renden.
Maar een pijl raakte mijn katachtige vriend in zijn kop en het dier viel dood op de grond.
Ik vloog van zijn rug af en kwam met een harde klap neer op de aarde.
Een paar soldaten kwamen verdedigend om me heen staan en bleven op de vijand inhakken dat zijn best deed bij mij in de buurt te komen.
"Mijn Keizer! Bent u gewond?" hoorde ik een stem zeggen. Het was Ed. De soldaat die me over de bruiloft van Romahn Zuidster vertelde.
Ik schudde mijn hoofd en keek hijgend om me heen.
Mijn ogen bleven hangen op de horizon van het pad.
Ik zag een nieuwe golf aan paarden en rennende soldaten op ons afkomen.
Vanaf dat moment leek alles langzaam te gaan. Alsof ik elk detail moest meemaken.
De galopperende hoeven... De schreeuwende ruiters die hun speren hoog in de lucht hielden... gorgelende soldaten die stikten in hun eigen bloed... De ijzerachtige geur die langs me neus sloop van het bloed dat naast me vergoten werd... De soldaten die neervielen van beide partijen... Afgehakte armen, handen, hoofden en openliggende organen...
Nee.
Dit was niet mijn einde.
Ik liep naar de voorste linie waar de nieuwe golf aan vijanden binnen een minuut op ons zouden instormen. Iets in mij zei dat ik dit moest doen.
Ed bleef bij me en sloeg de vijand neer, terwijl ik gefocust doorliep.
Op het moment dat er niks tussen mij en de aankomende vijand in stond knielde ik naar de grond.
Mijn handen landden op de aarde en met mijn hoofd laag, sloot ik mijn ogen en voelde mijn magische krachten als tintelingen door mijn armen heen stromen.
De paarden kwamen steeds dichterbij. Op volle snelheid.
De paarse aderen in mijn handen lichtten op.
Ik keek op en zag dat ze nog maar meters van me vandaan waren.
Een van de ruiters had oogcontact met me en een grijns op zijn gezicht. Hij hield zijn speer klaar om te gooien.
Maar een enorme paarse vlam groeide in een hevige snelheid uit de grond vanonder mijn handen vandaan.
De paarden renden regelrecht het vuur in en steigerden, terwijl hun vachten verbrandden.
De ruiters vielen op de grond in de vlammen en rolden gillend heen en weer.
Met mijn handen nog op de grond, verscheen er langzaam een duistere grijns op mijn gezicht.
Dat ik hun lichamen zag verbranden gaf me voldaan gevoel.
Ik wist dat er nog voetsoldaten waren die toekeken hoe hun cavelerie er aan ging. Ze durfden niet over het vuur heen te springen.
Ik stond op en Ed kwam naast me staan. Zijn zwaard gereed.
Plots renden vele honderden soldaten langs Ed en mij heen en sprongen over het vuur heen.
Ze begonnen de overgebleven voetsoldaten aan te vallen.
Verbaasd keek ik toe hoe de rest werd afgeslacht.
Hierdoor besefte ik me dat de rest van mijn leger het door begon te krijgen dat we aangevallen werden.
Duizenden soldaten die nog niet gevochten hadden zorgden dat de plotse hinderlaag van Bagu werd afgekapt.
De opluchting liet me op de grond vallen toen ik de laatste vechtende soldaten van Bagu afgeslacht zag worden.
"Hoeveel waren het er?" vroeg ik aan Ed die zijn zwaard schoonveegde aan het leren pantser van een van de dode soldaten van Bagu.
"Een paar duizend, denk ik, mijn Keizer," was zijn hijgende antwoord.
"Bagu gezien?"
"Nee, mijn Keizer,".
"Verdomme," vloekte ik en stond weer op. "Ik wil een nieuwe zwarte panter,".
"Die hebben we achtergelaten... bij de Oosterlijke Buitenpost," antwoordde Ed.
Ik trok mijn bovenlip iets omhoog en schudde afkeurend.
In mijn ooghoek zag ik een paard dat bij Bagu's leger hoorde alleen staan. Het dier was onrustig en zat onder bloedvlekken.
"Dat is een regenpaard. Die kunnen goed door regenwouden heen reizen," zei Ed toen hij me naar het dier zag kijken.
"Haal het voor je keizer," beval ik en Ed knikte.
Hij pakte het dier aan zijn teugels en bracht het naar me toe.
Ik klom op het zadel.
"Mijn Keizer!" hoorde ik iemand hard roepen en zag deze soldaat op me af rennen.
"We worden van achteren aangevallen! Door een draak!"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top