61
Ryanna en ik reisden door het benauwde regenwoud van het Heilige Woud heen naar de brug die ons over de Zuiderlijke Rivier liet oversteken.
We hielden weinig pauzes. Zo waren we getraind. Dat was ook altijd hetgeen waar anderen ons in onderschatten. Ons uithoudingsvermogen.
We stopten wel even bij een oever van het maanmeer, waar Ryanna een konijn wist te vangen en boven een klein kampvuurtje braadde.
Ryanna kon haar geklaag over Silvera niet inhouden. Als ze het moment kon grijpen om uit te spreken wat ze haar allemaal zou aandoen deed ze het.
Ik snapte haar boosheid volledig. Nogmaals, ik voelde dit ook.
Toch vond ik het irritant worden, omdat het beter was om onze hoofden helder te houden en ons niet te laten leiden door een vurig gevoel.
"Misschien moet je weer een klas volgen waarbij ze je leren om met je gevoel om te gaan," snauwde ik naar haar.
"Waar komt dit ineens vandaan?" vroeg ze verbaasd.
"Gewoon. Stop gewoon over Silvera. Houd erover op. Ik wil niet aan haar denken nu,".
"Ik dacht dat je hetzelfd-," maar ik onderbrak haar.
"Ja, ik voel ook hetzelfde als jij! Maar ik hoef dat niet steeds te zeggen. De afgelopen dagen heb je alleen maar over haar gepraat. En sorry, maar ik word er gek van. Ben je soms vergeten dat we naar de Boomburcht gaan? We hebben een belangrijke taak gekregen,"
"Stop met het zeggen van: 'ben je het vergeten?' Pfff! Ik ben niks vergeten! Ik weet wat onze missie is," merkte Ryanna hard op. Ze draaide met haar ogen en prikte met een takje van de grond tussen het houtskool van het kampvuur.
Na een dutje gedaan te hebben gingen we weer op weg.
Toen we de poorten en de gigantische boomstronk van de stad Boomburcht zagen voelde ik me gespannen worden.
De poorten waren gesloten tot mijn verbazing.
Voor zover ik wist stonden deze eigenlijk altijd open om iedereen te verwelkomen.
Een naar gevoel kroop in mijn buik omhoog toen ik de wachters die boven de poort stonden hun bogen gereed hielden om pijlen af te vuren.
"Wie zijn jullie?" vroeg ze toen ik van mijn paard af sprong.
Ryanna deed hetzelfde en hield de teugels van haar paard stevig vast.
"Niet schieten! Ik ben Malya en dit is Ryanna. We komen uit het Heilige Woud en hebben een boodschap voor de heer Zuidster," sprak ik luid en duidelijk. "We willen alleen wat afleveren,".
"Dat bepalen we zelf wel!" schreeuwde de wachter naar ons.
"Malya," zei Ryanna zacht, maar hard genoeg dat alleen ik het kon horen.
Ik keek haar even aan.
"Ik denk dat hier iets gebeurd is. Ik weet niet wat," was het enige dat ze zei. "We moeten oppassen,".
Ik richtte me tot de wachters.
"Ik denk niet dat jullie heer het zou waarderen als jullie een belangrijk bericht van onze heilige leider Bagu besluiten te negeren," zei ik. "Of bepalen jullie soms wat hier gebeurd? Waar is jullie heer?"
Er werd niets teruggezegd, maar de bogen werden ingetrokken.
Het geluid van de krakende houten poort volgde en de deuren gingen open.
Een van de wachters gebaarde dat we naar binnen mochten en zo liepen we de stad in.
"Hoor je dat?" vroeg Ryanna toen we door de lege straten heen liepen.
"Nee?" zei ik.
"Precies. Het is hier heel stil. Wat is hier gebeurd?"
De wachter bracht ons naar de enorme boomstronk, waar heer Zuidster zich bevond.
"Ik vind het een gek idee dat iemand hier in woont," merkte Ryanna op toen we naar de grote houten deuren van de Boomburcht liepen.
"In Zangadeth leeft de heerser in een piramide," merkte ik naar haar op.
"Dat vind ik toch minder gek dan een boomstronk. Het is een afgekapte boom. Wie wilt daar nou in wonen?"
"Romahn Zuidster wilt daar in wonen," antwoordde ik. "En het is beter als je hem niet gaat vragen waarom zijn huis een boomstronk is,".
Voordat we naar binnen mochten werd ons gevraagd onze wapens in te leveren. Braaf stonden we deze af en mochten we de enorme boomstronk binnentreden.
We werden ontvangen door een grote houten hal dat naar twee grote deuren leidde.
Wachters bewaakten en openden deze toen ze ons met de poortwachter zagen.
Ik hield de rol perkament stevig in mijn handen, terwijl de grote troonzaal te voorschijn kwam.
Mijn blik werd meteen door een man aangetrokken. Romahn Zuidster. Hij zat op een grote stoel, dat waarschijnlijk zijn troon moest voorstellen, al was hij geen koning.
Zijn gezicht gaf me een serieuze uitstraling toen hij ons zag.
"Dit zijn twee boodschappers van de Oude Stad, mijnheer," sprak de poortwachter. "Ze hebben een bericht voor u,".
Romahn gebaarde dat we dichterbij mochten komen.
"Jullie zijn?" vroeg hij kortaf.
"Malya en Ryanna," stelde ik ons voor. "Dit is voor u,".
Ik reikte hem de rol perkament aan en een wachter die de troonzaal vanbinnen bewaakte, liep naar me toe, pakte het aan en gaf het zijn heer.
Toen hij de zegel er af trok en dit bericht uitrolde, viel er een stilte toen hij het las.
Ryanna keek om haar heen. Ook naar het plafond waar een grote sierlijke kandelaar met warme lichtjes hing.
"Oké," begon Romahn Zuidster en rolde het perkament weer dicht. "Het bericht is aangekomen,".
Weer viel er een stilte. Ik wachtte af tot hij meer ging zeggen.
Maar in plaats daarvan bleef hij ons aankijken.
"Staat u aan onze kant?" vroeg Ryanna voorzichtig.
"Aan jullie kant?" reageerde Romahn en lachte bespottelijk. "Deze brief klinkt alsof de vijand nog erg ver weg is, maar uiteindelijk zal komen om oorlog te voeren,".
"Is dat niet zo dan..?" vroeg Ryanna door.
Romahn stond op en liep langzaam op ons af.
"Jullie leven onder een steen zo te lezen. Jullie denken dat jullie deze strijd zorgvuldig kunnen uitplannen,".
Hij stond voor onze neuzen en keek ons allebei een voor een aan.
"De vijand is al hier,"
Op dat moment voelde ik een onaangename rilling over mijn rug. De stilte die in Boomburcht heerste leek zich nu te ontrafelen.
De manier hoe Romahn tegen ons sprak klonk alsof hij geen intentie had om op het voorstel van Bagu en de Geleerden in te gaan. Alsof... alsof hij al wist waar zijn loyaliteit lag.
"Hier? Waar?" vroeg ik.
"Hij is hier geweest. Jullie zijn helaas te laat," zei hij.
"Wacht! Heeft u loyaliteit aan de vijand gezworen?" vroeg Ryanna om bevestiging.
Romahn keek haar aan en een onheilspellende grijns verscheen op zijn gezicht.
"Hij is niet mijn vijand. Hij is mijn bondgenoot," spraken zijn woorden het bedrog uit. Hij had zich tegen het oosten van Efea gekeerd! Hoe durfde hij?
"Hoe kunt u?!" riep Ryanna naar hem en de wachters in de kamer begonnen zich om ons heen te verzamelen.
"Wat denkt u wel niet? U verraad het hele oosten!" schreeuwde Ryanna en terwijl ik naar het gezicht van Romahn Zuidster bleef kijken zag ik dat hij kwaad begon te worden. Zijn kaken klemden zich op elkaar.
"Ryanna, stop," zei ik met een rustige stem. Een van ons moest de kalmte beheersen.
"Hij vermoordde mijn wachters en bedreigde mijn hazen!" schreeuwde hij toen luid. "En niemand bedreigt mijn hazen, ja!"
Ryanna en ik schrokken van zijn plotse uitbarsting.
"We wilden u niet beledigen, heer Zuidster," probeerde ik de rust terug te brengen.
"Zijn jullie zussen? Jullie lijken op elkaar,".
Ik knikte.
"Ironisch. Ik had ooit ook een broer. Die wist alles beter en was ook zo luid als zij is. Hij leeft al een lange tijd niet meer. Helaas komen luide mensen altijd in de problemen of eindigen in een tragedie. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten, toch? Actie, reactie. En dit is mijn reactie," zei hij en haalde toen ineens uit naar Ryanna.
Zijn platte hand landde op haar gezicht en de wachters hielden haar hierna direct vast. Woede raasde door haar ogen.
Ook ik werd aan mijn armen vastgegrepen.
"Zet ze in een cel," beval hij naar zijn wachters. "Ik zal Bagu laten weten dat ik zijn smerige slaafjes heb. Dan zullen we eens zien hoeveel hij om hen geeft,".
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top