6

Een verstikkend gevoel lieten mijn ogen openschieten en ik spuugde een grote scheut zoutwater uit. Mijn lichaam vloog hierdoor omhoog en het enige wat ik kon doen was hoesten.
Het zout prikte op mijn tong en ik keek om me heen.

Voor me lag de zee en de golven kropen over het zand naar me toe. Kleine witte schelpjes glinsterden door de stralen van de zon die door de wolken heen braken.
De donkerpaarse jurk die ik aan had was kapot gescheurd en ik trok de loshangende lappen stof er van af. Er was amper wat van mijn jurk over, maar wel genoeg om mijn belangrijke delen te bedekken.
Mijn natte haren dropen langs mijn hals heen en ik kroop overeind.

Toen besefte ik me pas hoe zwak en zwaar ik me voelde. Mijn benen voelden als stenen en mijn voeten waren het ineens niet gewend om te staan. Ze voelden als twee grote blauwe plekken. Volgens mij had ik mijn enkel gekneusd en ik herinnerde me de sprong vanaf het schip in de roeiboot. Door de adrenaline had ik niks gevoeld, maar nu...

Met mijn armen probeerde ik mijn evenwicht te behouden, maar werd al snel afgeleid toen ik meters achter me een enorm groot regenwoud zag staan. Lange bomen en exotische planten leken naar me te lurken, terwijl ik langs de houten stammen heen wilde kijken. Ik voelde me op de een of andere manier bekeken.

Dit was Efea, dacht ik en wilde uit automatisme mijn tas pakken. Het boekje dat mijn man me had gegeven wilde ik er nu bij hebben, maar ik had niets. Het lag waarschijnlijk ergens in de zee. Ik was een hopeloos geval. Gelukkig had ik voor mijn reis al wat pagina's gelezen, maar of dat genoeg zou zijn wist ik niet.

Met mijn blote voeten strompelde ik door het zand heen, richting het regenwoud.
De wind leek mijn haren te willen drogen en ik zocht schaduw op bij de eerste boom die ik tegemoet kwam.
Langzaam liet ik mezelf tegen de stam zakken en bekeek mijn enkels.
Ze waren beiden blauw en op dat moment brak ik.
Dikke tranen gleden langs mijn wang naar mijn kin en dropen op mijn jurk.

De herinneringen van wat er gebeurd was op het schip schoten me te binnen. De storm, de staart van een zeemonster dat ons schip in stukken brak, de soldaten die doorboord werden door stukken hout dat rondslingerde door de klap en Dion... Dion die achterbleef.
En Jasper? Waar was Jasper? Hij zat nog in het bootje.
Hoe moest ik hen vinden? Hoe moest ik thuiskomen? Ik wist niet eens waar ik in Efea was. Ik was verloren... gedoemd om te mislukken...

"Goden, heb genade. Help me, alstublieft," smeekte ik uit wanhoop en keek naar de blauwe lucht.
"Ik ben alles verloren. Mijn man zal denken dat ik gestorven ben. Cazadon heeft geen koningin meer," ging ik verder met mijn smeekgebed, hopend op een wonder.
De wind lieten mijn tranen op mijn huid opdrogen en niet veel later besloot ik toch op te staan.

Een schip vinden ging me natuurlijk niet lukken en zo te zien waren er geen mensen in de buurt, dus ik moest beginnen met lopen. Lopen door dit onbekende grote regenwoud om onder andere water te vinden. Met geluk iets te eten.

Met al mijn kracht kroop ik overeind en hield mijn evenwicht in balans, terwijl ik het grote woud in liep.
De lucht in het woud voelde warm en benauwd in mijn longen.
Met mijn handen duwde ik bladeren van een grote struik opzij en zag ik een kleine heuvel voor mijn voeten dat bedekt was met kleine stenen, waar mosachtige planten langs groeide.
Het bos ging beneden verder en ik liet mezelf voorzichtig zakken om niet uit te glijden.
Lange lianen hingen aan de bomen en deze greep ik vast, terwijl het zweet langzaam van mijn hoofd begon te druipen.
Met al mijn kracht probeerde ik mezelf overeind te houden, terwijl ik de heuvel afliep. Soms voelde ik een steentje onder mijn voeten en dan klemde ik mijn tanden op elkaar om het niet uit te schreeuwen van de pijn.
Ik wilde de volgende liaan pakken, maar ik verloor mijn grip. Met een harde klap viel ik op de grond en gleed toen met een vaart van de heuvel af. Alle steentjes sneden in mijn rug en ik slaakte een kreet.

Pof!

Ik lag onderaan de heuvel met mijn gezicht tussen de planten. Mijn rug gaf een stekend en brandend gevoel af. Uit mijn mond ontsnapten er meerdere kreunen door de pijn.
Toen voelde ik iets op mijn been kriebelen en ik keek langzaam op.

Een tienpotige bruine spin kroop met zijn harige poten over mijn blote been heen.
Ik schrok zo erg en in een adrenaline rush stond ik op en schopte mijn been alle kanten op. De spin vloog tussen de planten op de grond en mijn ogen waren hem kwijt.
Mijn hart bonsde in mijn keel, terwijl ik hijgde van de stress. Ik probeerde te slikken, maar merkte toen op dat mijn tong droog aanvoelde.

"Ik moet verder," zei ik zachtjes tegen mezelf en doordat ik nu alert was op de mogelijke gevaren liep ik iets sneller dan ik eerst kon.
Ja, de spin was een gevaar. Ik dacht aan het mogelijke feit dat ie giftig was.

Ik had geen idee welke kant ik op liep, maar ik baande me een weg langs de struiken en rotsen die uit de vochtige aarde staken.
Tot ik het geluid van stromend water hoorde.

Een kleine beek stroomde langs de wortelen van de bomen van het regenwoud die langs de oever stonden.
Een felblauwe vogel baadde in het ondiepe stromende water en toen het me zag vloog het snel weg.
Ik knielde neer langs de oever en vormde met mijn handen een kommetje. Daarna liet ik mijn handen in het koude water zakken en mijn handen vulden zich met water.
Gulzig nam ik een slok. En nog één. En nog één.

Ik dronk tot ik voldaan was en trok toen mijn jurk uit die vol zand zat.
Ook mijn ondergoed ging uit en ik waste met mijn handen en het water mijn lichaam.
Het voelde verfrissend en het was koelend voor mijn pijnlijke voeten.
Ondertussen keek ik omhoog, naar de bladeren van de bomen en de vogels die op de takken zaten.
Ze zongen hun liederen en voor heel even besloot ik er naar te luisteren. Ervan te genieten.
Dus ik sloot mijn ogen en ademde diep in en uit.

Een grote arm vloog om mijn nek heen en trok me omhoog. Een hand hield een van mijn armen stevig vast en ik gilde het uit van de plotse schrik.
De arm drukte op mijn keel, maar wel zacht genoeg, zodat ik kon ademen.

"Laat haar eens zien, Beer," hoorde ik een mannenstem zeggen en ik werd omgedraaid.
Een man met een blote borst keek me met een grijnsende blik aan. Zijn tong gleed over zijn lippen en zijn handen grepen mijn borsten. Zijn vingers knepen in mijn tepels en hij lachte hard.
Een vreselijk ongemakkelijk en vies gevoel laaide in me op en ik begon weer te huilen.
Ik wilde mijn jurk aan en hier weg zijn. Dit was vernederend en ik was een koningin! Mijn kroon betekende hier niks...

"Ik wil mijn jurk aan," riep ik naar de mannen, maar ze negeerden me.

"Alligator, wilt u haar dood of vers?" vroeg de man die me in zijn arm had geklemd.
Hadden ze zichzelf naar een dier vernoemd? Want ik kon niet geloven dat dit hun echte namen waren.

"Beer!" lachte de man en ik zag dat hij tanden in zijn gebit miste. "Goede vraag!"

"Laat me gaan! Alsjeblieft!" smeekte ik, terwijl de angst door mijn lijf gierde.

"Maar jij bent in ons bos, mevrouw. Ons bos. Ook al noemen anderen het Niemandswoud. Het is van ons. Van de dieven. De moordenaars. De kannibalen. Wij zijn het afval. De rotten appels. Zo noemen ze ons. Wat zeggen wij altijd, Beer?" vroeg de man die zichzelf Alligator noemde.

"Ze noemen ons beesten. Dus we gedragen ons als beesten," antwoordde Beer.

"Daarom noemen wij onszelf zo. Maar genoeg over ons. Hoe ben jij hier beland?" vroeg Alligator door. Hij had wallen onder zijn ogen en kleine pupillen die me bleven aankijken.

"Ik ben aangestrand," zei ik. "Ik ben de koningin van Cazadon. Breng me terug en ik zal jullie belonen,".
Dit was mijn tactiek. Hopelijk geloofde hij het en zou hij me op z'n minst niet doden en misschien laten gaan.

"Een koningin? Zeg me eens, denk je dat koninklijk bloed lekkerder smaakt dan van een lager iemand?" en Alligator likte zijn lippen weer af en sloeg toen op mijn heup.

"We nemen haar mee naar het vuur. Vanavond eten we koninklijk vlees," zei Alligator met een vrolijke toon in zijn stem.

"Nee! Nee!" gilde ik, maar Beer hield zijn hand op mijn mond.

"Ik denk dat Hond haar nog eerst wilt nemen voor we eten," merkte Beer op en ik liet de woorden op me inzinken.
Nemen? Wat bedoelde hij me-...

Ik stribbelde meer tegen, terwijl Beer mij naakt door de planten heen sleepte en achter Alligator aanliep.

"Dan mag hij snel zijn, want mijn maag rammelt," zei Alligator.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top