53

Jothar

Met de gouden kroon op mijn hoofd en een gespannen houding zat ik op de Emperaanse troon toen een vuurelf naar me toekwam om me te vertellen dat ze nog steeds niks van prinses Munia hadden vernomen.
In de troonzaal waren een aantal vuurelfen, Emperaanse soldaten en wat personeel van het paleis aanwezig. Arlonius was er ook en hij stond naast mijn zijde.
Mijn zwarte banieren met de paarse boom hingen vredig aan de muren. Het was allemaal zoals ik dat wilde.

"Die teef is dan gevlucht," antwoordde ik en baalde enorm. Een prinses had altijd een hoge waarde. Ik had nog geen bondgenoten of akkoordjes gesloten.
Ik had alleen een leger, een stad en de buitenposten die succesvol overgenomen waren. Iedereen die mij niet wilde dienen ging dood. Dat was de afspraak. Als geen enkel rijk op mijn bericht zou reageren dan zouden er dus vele slagvelden moeten gaan plaatsvinden.

De zoektocht wordt voor nu gestaakt. Een prinses is niet makkelijk te verbergen en als ze ergens op zou duiken zou ik dat snel genoeg te weten komen.

"Volgende," zei ik toen met een verveelde stem en tikte met mijn vingers op de armleuning van de troon.

"Uwe Hoogheid," hoorde ik toen iemand binnenlopen. Een stadswachter liep de troonzaal in en vertelde dat er twee boodschappers mij iets wilden vertellen.
Ik liet ze toe en twee mannen kwamen binnen.
Ze maakten een nette buiging en keken me aan.

"Dat zijn boodschappers van de mensenrijken Ofreah en de Zonvallei," sprak Arlonius me zachtjes toe.

"Mijn naam is Wulf en ik breng u het antwoord op uw brief van koning Harald de Vijfde, heerser van Ofreah," begon een van de mannen te spreken.

"Ik ben Ralph en breng u het antwoord van koning Nolan de Eerste, heerser van de Zonvallei," sprak de andere man.

"Dus, Wulf en Ralph, wat zijn de antwoorden?" vroeg ik.

"Koning Harald is geïnteresseerd om uw bondgenoot te worden," antwoordde Wulf.

Ik keek naar Ralph.

"Dit geldt ook voor koning Nolan," zei hij toen.

Op dat moment gingen de deuren van de troonzaal open en een groep onbekende soldaten in een zilver harnas liepen in formatie naar binnen.
Iedereen keek op en ik stond op van mijn troon.

Een slanke vrouw met lang zwart krullend haar en een zilveren kroon op haar hoofd liep sierlijk tussen de soldaten heen. Haar rode lippen getuit en haar borst vooruit. Ze droeg een lange zwarte jurk waar aan de onderkant symbolische zwaarden op genaaid waren. Ze zag er duister uit, maar toch was ze erg aantrekkelijk.
De soldaten stopten achter Wulf en Ralph met marcheren en de vrouw liep langs de boodschappers heen naar de grote trap waar ik boven op stond.
De vrouw grijnsde en haar helderblauwe ogen  gaf me een vreemd gevoel.

"Uwe Hoogheid, dit is koningin Anna. Koningin van Zilvereiland," kondigde Arlonius haar komst aan.

Ze legde haar handen in haar zij. "Ik ben een koningin, dus ik zal niet voor je buigen,".

Ik fronste mijn wenkbrauwen en koningin Anna lachte. Haar lach klonk als de heksenlach die mijn moeder altijd nadeed toen ze mij en mijn broer vroeger enge verhalen vertelde.

"Maar ik ben hier gekomen om mijn respect te laten zien en natuurlijk om de moordenaar van keizer Razall en zijn kinderen te ontmoeten," grijnsde ze.

Mijn kaken klemden even op elkaar. Wat kwam ze hier doen?

"Razall was een zwakke keizer. Ik ben blij dat u hem gedood heeft," zei ze en Wulf en Ralph keken haar nerveus aan.

"U bent hier niet alleen gekomen om mij dit te vertellen, neem ik aan?" vroeg ik. Haar eiland was namelijk erg ver weg.

"Klopt," zei ze toen. "Ik wil graag weten wat voor doelen u heeft?"

"Ik denk dat ik dat niet met u ga bespreken," reageerde ik en voelde me een klein beetje geïntimideerd door deze... vreemde koningin.

"Op een eiland leven klinkt als een vredig paradijs, maar het is op een gegeven moment erg saai. Ik ben toe aan iets nieuws en zoals u kunt zien zij ook," refereerde koningin Anna naar de koningen Harald en Nolan, die gerepresenteerd werden door Wulf en Ralph.

"Ze zijn hier om een loyaliteit te zweren," zei ik.

"Ja, maar dat komt toch niet zonder een prijs?" lachte koningin Anna. "U heeft overduidelijk geen kennis over de mensenrijken. Ze willen bloed zien,".

"Welk bloed?"

"Van de oosterlijke wouden," zei ze. "Ik ben de enige die u persoonlijk komt bezoeken. Waarom denkt u dat grote koningen als Harald en Nolan boodschappertjes sturen?"

"Waarom denkt u dat ze dat doen?" kaatste ik de vraag terug.

"Omdat ze bang zijn," lachte koningin Anna. "Ze kennen u niet. Ze weten niet wie u bent en waar u vandaan komt. Ik daarentegen,"

"U daarentegen bent niet bang?"

"Verre van," zei ze. "Er wordt gezegd dat u hoorns en duivelse ogen heeft. Er wordt gezegd dat u ooit een simpele man was, maar nu een machtige tovenaar,".

"Waar heeft u dat gehoord?"

"Oh, dat zijn gewoon roddels. Uw reputatie verspreidt zich als een ziekte,"

Ik grijnsde en keek de vrouw aan.

"Maar ik ben serieus. Mijn soldaten hebben te lang stilgezeten. Zilvereiland staat bekend om hun gedrevenheid en hun wil om te sterven in een strijd. Ik wil hen een doel geven en ik denk dat u kunt helpen," vertelde ze.

"Ik hoor wat u zegt. En u beweert dat de andere rijken daar ook behoefte aan hebben?"

Ze knikte.

"Ze hadden hun boodschappertjes dus niet eens hoeven te sturen?"

Koningin Anna lachte hard.

"Ze willen bewijs zien en dan zullen ze u bezoeken,"

"Wat voor bewijs?" vroeg ik.

"Als u me wat te eten en een goede wijn aanbiedt, zal ik u het misschien vertellen," reageerde en speelde met een krul van haar haren.

Er was een kleine aarzeling, maar deze verdween al snel toen ik dacht aan de mogelijke kansen. Daarbij was zij een prachtige koningin.
Dus ik vertelde haar dat ze in mijn paleis mocht blijven en ik haar wilde uitnodigen voor een maaltijd tijdens het middaguur.
Deze accepteerde ze en niet veel later zaten we samen in de paleistuin. Met z'n tweeën.

We zaten aan een ronde tafel waar warme broden met een kruidige boter, stukken fruit en een grote kan wijn op stonden.

Koningin Anna pakte gelijk wat brood en legde dit op haar bord.
Ze begon te eten en knikte dat het goed smaakte.
Daarna schonk ik onze glazen in.

"Ik blijf maar denken aan wat u zei over koning Harald en koning Nolan," begon ik het gesprek.

"Ooit waren het mannen die werden gevreesd door anderen. Nu zijn ze bang en zwak. Alle koningen worden bang en zwak,"

"Denkt u dat ook over mij?" vroeg ik.

Ze lachte weer met haar heksenlach en schudde daarna haar hoofd.

"Nee, u bent een keizer. De keizer van Emperal. U beschikt over het grootste mensenleger allertijde," zei ze met een charmante stem. Ze knipperde met haar ogen en grijnsde.

"Ik weet wat ik heb," zei ik.

"En u bent een tovenaar. U bent de eerste die vuurelfen in zijn leger heeft. U bent machtig,"

"U zei dat de mensenrijken de magische kant van Efea weg wilt hebben. Ik ben ook magisch," zei ik.

"Kloppen de geruchten niet? U heeft menselijkheid gekend. U kent de verlangens en de dromen van de mensen. Wij willen veroveren en heersen. De mensen moeten in de meerderheid zijn en met u zien ik en de andere koningen een kans. We hebben te lang onder Razalls schaduw geleefd. Vrede heeft zijn manier van denken laten vervagen. We weten allemaal dat er nu van alles gaat veranderen. U kunt vuurelfen overnemen. Voor het eerst sinds de geschiedenis hoeven de koninkrijken zich geen zorgen te maken om deze wezens. Stelt u eens zich voor wat u nog meer kan om de mensheid te helpen?,"

Haar verhaal liet me nadenken. Zij en de andere koningen wilden dus eigenlijk heel Efea onder controle houden.
Maar daarvoor hadden ze mij nodig. Ik besefte me nu pas wat voor een belangrijke positie het land Emperal had.

"Maar u had het over bewijs? Ik moet bewijs leveren en dan kan ik op bondgenootschap rekenen?" vroeg ik.

"Ja. Omdat u magisch bent willen de koningen en ik zeker weten dat u aan onze kant staat. Geen akkoordjes. Geen compromissen. We willen zien dat u bereid bent om bloed te vergieten," zei ze.

"Wie willen ze dat ik aanval?" vroeg ik, want ik begreep door ons hele gesprek heen dat ze met koning Harald en koning Nolan gesproken had. Hierdoor wist ik dat deze rijken samen een soort van raad hadden waar ze bijeen kwamen. Dat moest wel. Koningin Anna wist teveel over wat de andere koningen wilden.

"Romahn Zuidster is een mens. Toch woont hij in de bossen van Oost-Efea. Zijn volk houdt van de bomen, had ik begrepen. Maar ook hij is vergeten om voor de mensheid te staan. Hij vindt het verdrag dat keizer Razall heeft opgesteld maar prima. Dat betekent dat hij niet te vertrouwen is met onze koers,"

"Maar zijn land grenst aan de oosterlijke buitenposten van Emperal," zei ik.

"Precies. En dat pad moet vrijkomen als we de andere bossen uiteindelijk willen om er werpen," vertelde koningin Anna. "Zodra we over de grote Emperaanse Brug heen kunnen en het Zwarte Hazenwoud vrij is om doorheen te passeren kunnen we onze legers alle kanten opsturen om heel het oosten op te ruimen. De oosterlijke kant van de Emperaanse brug wordt tegenwoordig niet meer bewaakt door de heer Zuidster. Daar kun je makkelijk langs reizen,".

Ik begreep haar plan.

"Ik heb elk rijk en bos het bericht gestuurd dat ze loyaliteit moeten zweren. Wat als de oosterlijke wouden toch hun loyaliteit willen zweren?" vroeg ik.

Koningin Anna lachte, maar zei niks. Ze pakte haar glas wijn en nam een enorme slok.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top