51
De grote houten deur van het Groeihuis waar ik elf jaar lang in opgesloten was gaapte me aan.
"Is dit het Groeihuis waar je ons over vertelde?" vroeg Harren nieuwsgierig en ik knikte.
De deur ging open en de oude, gemene Utjia verscheen voor onze neuzen.
Haar ogen leken een geest te hebben gezien toen ze mij zag staan.
"Jij," was het enige dat ze zei.
"Ik wil Lania en Alahne zien," zei ik. "En als je dat niet toelaat zal ik het aan Bagu vertellen. Ik denk niet dat jij er op zit te wachten dat de rollen omgedraaid zullen worden. Of zou je weleens willen ervaren hoe het is om de slaaf in het Groeihuis te zijn, Utjia?"
"Je bent vervloekt! Jij bent die draak die de orde verstoord heeft!" riep ze naar me uit. "Ik snap niet waarom jij hier vrij rondloopt!"
Ze wilde de deur dichtdoen, maar Harrens hand landde in een reflex op het hout en hield deze open.
"Als wij naar binnen willen, gaan we naar binnen," sprak Harren haar duidelijk toe.
"Dan weet je dus ook dat je me niet kwaad moet maken," dreigde ik en siste overdreven als een wild dier. Mijn handen deden alsof ze klauwen waren en graaiden naar haar.
Ze keek me met een vreemde blik aan en Harren deed moeite om zijn lach in te houden.
Met een sprakeloze blik stond ze toch toe dat we naar binnen gingen en alles voelde gelijk vertrouwd. Op een rare manier. We liepen de eetruimte in waar een paar vrouwen en kinderen de tafels boenden en de vloer schrobten.
"Het stinkt hier," zei Harren toen.
"Fris is het hier niet, nee. Ondanks het feit dat hier de hele dag schoongemaakt wordt,"
"Schoonmaken met slootwater zeker?"
"Alahne en Lania!" schreeuwde Utjia bij de trappen die naar boven leidden.
Voetstappen haastten zich de trap af en vier herkenbare ogen keken me aan.
"Laat het niet te lang duren. Er is genoeg te doen," zei Utjia en liep de eetruimte uit.
"Silvera," merkte Lania met een opluchting in haar stem op. Ze liep op me af en omhelsde me kort.
"We dachten dat je dood was," zei ze toen.
Alahne leek minder blij om mij te zien en ik wist heel goed waarom.
Daarom richtte ik me tot haar.
"De laatste keer dat wij elkaar zagen liep niet zoals je verwacht had, hé?" begon ik. Lania keek me verwarrend aan en haar blik gleed naar beste vriendin.
"En jij weet daar natuurlijk alles van. Jullie zijn beste vriendinnen. Jullie praten met elkaar. Veel," sprak ik Lania toe. "Veel meer dan jullie met mij deden,".
"Silvera, wat is er?" vroeg Lania ongemakkelijk. Wilde ze nou doen alsof ze van niks wist? Alsof Alahne haar niks verteld had over de rechtzaak? Hoe nep kon je zijn en hoe dom kon je zijn om te denken dat ik in het donker tastte.
Het licht was allang verschenen.
"Heb je haar niets verteld?" vroeg ik aan Alahne. Ze bleef stil.
"Nee? Heb je haar niet verteld over de leugens die je over me verteld hebt? Hoe je mijn gesprekken hebt doorverteld en verdraaid aan Utjia?" ging ik door.
"Ik was echt niet de enige hoor," verdedigde ze zich toen en keek Lania aan.
"Wat?" zei Lania.
"Jij zei dat ik tegen Utjia moest zeggen dat Silvera wilde ontsnappen," kwam de waarheid naar boven.
Lania keek me aan, maar haar ogen spraken boekdelen. Ze voelde zich betrapt en nu ook verraden door haar vriendin.
Zoals ik dacht dat zij mijn vriendinnen waren. Nu besefte ik me dat we eerder lotgenoten waren. Mensen die hetzelfde ondergingen, maar altijd uiteindelijk voor zichzelf zouden kiezen. Altijd zouden kiezen wat voor hen beter uitkwam.
"Daarom ben ik in elkaar geslagen die ene avond. Daarom zag Utjia een kans om mij aan te pakken," concludeerde ik. "Omdat jij, Lania, het Alahne hebt opgedragen om mij te verraden. En jij, Alahne, bent te dom om alles te doen wat anderen zeggen,".
De twee vrouwen waren stil.
"Maar de tafels zijn nu gekeerd. Ik sta nu heel dicht bij Bagu, de echte leider van deze stad. Ik zou een goed woordje voor jullie kunnen doen,"
"Zoals?" vroeg Alahne.
"Dat jullie vrije vrouwen kunnen worden. Weg van dit slavenhuis,"
"Waarom zou je dat doen? Nu, na alles wat je weet?" vroeg Lania met een wantrouwende toon in haar stem.
"Omdat er dan op z'n minst één van ons het goede heeft proberen te doen voor de ander. Ik zag jullie als mijn vriendinnen. We hebben gelachen en gehuild met elkaar. Ik voelde me een deel van jullie en jullie waren een deel van mij," sprak ik hen toe.
"Een klein beetje vertrouwen," merkte Harren op met een glimlach.
"Een klein beetje vertrouwen," herhaalde ik toen ik hem aankeek.
"Maar ik besef me nu dat ik dat deel beter kan loslaten," ging ik verder tegen Alahne en Lania. "Ik heb geleerd van deze les en ik hoop jullie ook,".
Ik hoefde verder niks meer van hen te weten. Mijn bericht aan hen was duidelijk. Zij waren een klein deel van de grote reis die ik ging maken. Ik hoefde niet te weten waarom ze het deden. Het was al duidelijk genoeg. Ze vertrouwden alleen elkaar en dat was prima.
Het belangrijkste was dat ik het nu kon loslaten.
Harren en ik wilden weglopen tot Lania me nariep.
"Door ons heb je nu wel bereikt wat je bereikt hebt!"
"Oh, is dat zo?" reageerde ik en draaide me om.
"Ja? Anders was je niet bij de Geleerden gekomen en hadden ze je nooit in huis genomen. Dan had je nooit geweten wie je was,"
"Ja, misschien heb je gelijk. Misschien was jullie verraad hetgeen wat me bevrijd heeft. Als die erkenning zo belangrijk voor je is, dan krijg je dat. Dus dank je wel, dat je me hebt laten inzien wat echte vriendschap inhoud. Dát is de enige erkenning die ik je ooit zal geven," waren mijn laatste woorden en ik verliet het Groeihuis, gevolgd door Harren.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top