37
Vanja
Slapen kon ik niet, doordat ik steeds moest denken aan de vuurelfen die hier bijna waren. Ik besloot daarom maar even door het paleis te lopen. Het was enorm, dus er waren genoeg gangen om doorheen te struinen.
Zo liep ik door de gangen en langs honderden kamers heen en kwam uit bij de een grote deur op een van de hoogste verdiepingen, waar een gezamenlijk balkon achter lag.
Ik zag door de ramen van de deur iemand op het balkon staan en ik herkende het donkere lange haar en de jurk.
Langzaam opende ik de deur, die helaas kraakte en de prinses schrok op.
Ze draaide zich om en toen ze me zag veranderde haar schrik naar een lieve glimlach.
"Kan jij ook al niet slapen?" vroeg ze.
"Nee, prinses," zei ik beleefd. "U ook niet?"
"Noem me maar gewoon Munia en zeg maar 'jij'. Al dat beleefde 'gedoe'... is nergens voor nodig nu. We gaan toch allemaal dood," zei ze en leunde met haar armen over de reling van het balkon.
"Denk je dat echt?" vroeg ik voorzichtig en ging naast haar staan.
We hadden uitzicht vanaf de achterkant van het paleis op de heuvels en bomen die in de verte uitstrekten. Ook zagen we de boerderijen en graanvelden die buiten de muren van de stad lagen.
Ze knikte. "Ik voel het gewoon,".
"Maar je vader heeft toch een sterk leger? Prins Jyan kan het leiden en prins Lando-," zei ik, maar Munia onderbrak me.
"Jij zag toch ook hoe nerveus mijn vader was? Ook al hebben we die tovenaar en die vuurelfen nog niet gezien, jouw verhaal... maakte ons angstig," zei ze zacht en ik keek haar in haar prachtige groene ogen aan. Ik voelde toen de drang om haar te beschermen en als ze geen prinses was had ik haar allang al omhelsd om haar te troosten.
"Wat mijn vader overkwam gaat jou niet overkomen," zei ik toen en ze glimlachte zwakjes.
"Ik wil je geloven," zei ze. "Maar dat is moeilijk. Voor het eerst voel ik me... kwetsbaar. Gek, vind je niet? Je zou denken dat ik niet zou vrezen voor magie. Ik bedoel, we leven in een magische wereld... dit soort dingen kunnen toch gebeuren?"
"Ik vind je helemaal niet gek. Ik snap het wel... We hebben nu met heel wat anders te maken en dat is eng. Dingen die we niet kennen zijn eng,"
"Terwijl het tegelijkertijd onmogelijk is om alles te weten," zei Munia toen en ze moest lachen om haar eigen opmerking. Haar lach liet mij lachen.
"Zullen we anders nog even door het paleis heen lopen?" stelde ik voor. "Dan breng ik je naar je kamer toe en kan je rusten,".
"Dat zou ik fijn vinden," zei ze. "Je bent een lieve heer, Vanja,".
Ik glimlachte en mijn wangen werden warm. Oef! Ze mocht zeker niet zien dat dit me liet blozen.
Ik opende de balkondeur voor haar en terwijl over koetjes en kalfjes spraken, liepen we langzaam door het paleis heen.
Munia vertelde me over haar liefde voor dieren en wilde eigenlijk het liefst rondreizen om elk dier op Aarde te kunnen zien.
"Er zijn ook veel monsters," merkte ik op. "Zoals de steenberen uit het Woud der Reuzen,".
"Heb je er ooit een gezien?" vroeg de prinses nieuwsgierig. Haar interesse gaf me zelfvertrouwen.
"Ja, lang geleden. Mijn vader wilde toen aan me laten zien hoe je er een moest doden,".
"En? Hoe doodde je een steenbeer?"
"Niet," zei ik en Munia keek me met grote vragende ogen aan.
"Dat was wat mijn vader wilde leren. Ik moest leren vluchten. Dat heb ik zeker geleerd," zei ik met een lach en Munia grinnikte.
We sloegen een hoek om en hoorden toen plots ergens ver van ons in het paleis vandaan luid gegil.
"Wat was dat? Wie was dat?" vroeg ik snel en bleef stil staan om goed te luisteren.
"Dat klonk als een van de dienstmeisjes," zei Munia met een lichte paniek in haar stem.
"Kom," zei ik snel en reikte mijn hand naar haar, die zij gelijk greep.
We renden door het paleis heen en tot onze schrik lagen er lichamen van paleiswachters waarvan hun gezichten helemaal versmolten waren. Dit was geen goed teken.
Het gegil veranderde in luid gehuil, wat gevolgd werd door het gestommel van meubels in een kamer.
"Dit zijn mijn vaders vertrekken," zei Munia toen we in een gang stonden waar een van de deuren op een kier stond. Naast de deuropening lagen twee paleiswachters op de grond waarvan ook hun gezichten zo erg verbrand waren dat hun gezichten gesmolten leken.
Op dat moment haastte Jyan zich met zijn zwaard de gang in, klaar om te vechten.
"Wat is er aan de hand?" vroeg Munia en Jyan trok de deur die op een kier stond open.
"Blijf hier," zei ik tegen haar en volgde Jyan de kamer in.
"Jyan! Doodt hem!" riep keizer Razall toen we binnenstormden. Een dienstmeisje zat op de grond te huilen en wees naar een gedaante in de kamer. Ze ontvluchtte de kamer toen wij ons tot de indringer richtten.
Een brede vuurelf met rood gevlochten haar stond naast het bed waar de keizer in zat. Hij grijnsde, terwijl zijn wenkbrauwen fronsenden. Mijn hart bonkte in mijn keel en ik vergat te ademen door de angst.
Ik wist waar deze wezens toe in staat waren en nu stond er één hier?! Hoe?!
Jyan hield zijn zwaard vast en ik pakte de pook waar de open haard in de kamer altijd mee opgestookt werd.
Mijn zwaard was nog in mijn eigen kamer, dus dit was het enige wat ik kon gebruiken.
"Hoe kom je hier binnen, elf?" riep Jyan naar de vuurelf en liep langzaam op hem af.
Maar het gevaarlijke wezen zei niets en hield zijn handen voor zich. Een paarse vlam verscheen in elke hand.
"Pas op!" riep ik en ik trok Jyan aan zijn arm. De vuurelf vuurde een golf van vuur op ons af. De vlammen probeerden ons te overspoelen, maar ik had Jyan op tijd de kamer uitgetrokken.
De vlammen raakten de deur en deze vloog in de fik. Deze brak in stukken, terwijl het vuur het hout opvrat.
Jyan greep zijn zwaard van de grond en stond op.
"Wat doe je?!" schreeuwde hij naar me en sprong door de vlammen heen weer terug de slaapkamer binnen.
"Nee! Prins Jyan!" riep ik en ik zag dat Munia in de gang mij aan zat te staren. Haar ogen waren vergroot en ze stond verstijfd van de angst.
Toen hoorde ik prins Jyan en keizer Razall schreeuwen en langs de vlammen heen zag ik hoe de vuurelf de prins met een vuurgolf verbrandde.
"Nee! Nee!" hoorde ik de hartverscheurende stem van de keizer schreeuwen.
De vuurelf richtte zich tot hem en trok een mes.
"Je hebt mijn zoon vermoord!" schreeuwde keizer Razall en probeerde de vuurelf tegen te houden.
De twee worstelden even in het bed, maar al snel was het duidelijk dat de vuurelf sterker was. Hij stak de keizer meerdere keren in zijn borst en buik, terwijl het bloed overal heen spetterde.
Ik deinsde achteruit en haastte me naar prinses Munia toe.
"Wat is er gebeurd?" huilde ze.
"We moeten gaan. Nu!" zei ik snel. Ze moest hier weg!
"Mijn vader! Mijn broer!" riep de prinses naar me. Toen greep ik haar bij haar schouders en zorgde dat ze me aankeek.
"Ze zijn dood. Allebei. We moeten nu gaan, oké? Nu!" zei ik trillend en met een tekeergaand hart.
Prinses Munia volgde me naar de grote trappen van het paleis om zo snel mogelijk naar buiten te kunnen.
"Waar is prins Landon?" vroeg ik hijgend, tijdens het rennen.
"Hij is bij de stadswacht," antwoordde prinses Munia snikkend.
Ik haastte me door het paleis, terwijl de prinses mijn hand vasthield. Dat ze niet zo snel was als ik had ik al gauw door en ik voelde dat ze afremde.
We stonden voor een trap toen de prinses stopte en het zweet van haar gezicht afdroop.
"Ik... kan.... niet... meer," hijgde ze en ik knikte vol begrip.
"Maar we moeten door," zei ik vastbesloten. We konden hier niet blijven.
"Gaan we naar het Paleisplein?" vroeg ze. Dat was het plein dat voor de deuren van het paleis lag.
"Dat is wel de bedoeling," zei ik. "Het is hier niet veilig. We weten ook niet hoeveel er van die monsters rondlopen,".
Ik reikte mijn hand naar haar toe en ze pakte deze aan. We versnelden onze passen toen we van de trap af liepen.
We waren bij de deuren van het paleis en deze stonden verbazingwekkend genoeg al open.
Naast elke deur lag een dode paleiswachter.
Ik zag prinses Munia direct wegkijken.
"We gaan dood," snikte ze en ik schudde mijn hoofd.
"Nee. Nee," zei ik, terwijl mijn ogen op de dode paleiswachters gericht waren. "Dit laat ik je niet gebeuren,".
Ik liep voor haar uit en prinses Munia volgde me door de paleisdeuren naar buiten.
De maan verlichtte het plein en ik zag een vuurelf ver voor ons op het plein staan. Hij stond met zijn rug naar ons toegekeerd.
Hij leek ons niet op te merken en ik bleef bevroren staan. De prinses zag het wezen ook en ik voelde haar hand wat harder in de mijne knijpen.
"Waar is de stadswacht?" fluisterde ik tegen prinses Munia toen ik zag dat de poort van de paleismuur gesloten waren. Daarachter lag de stad.
De vuurelf knielde neer en haalde iets uit zijn zak. Daarna trok hij een steen uit de bestraatte grond van het plein en begroef iets in het kleine stukje aarde.
Daarna stond hij op en deed een paar stappen achteruit.
Prinses Munia en ik keken naar hetgeen wat hij net begraven had, maar we hadden beiden geen idee wat het was.
Tot er plotseling een paarse vonk uit spatte en ik schrok.
"Wat is dat?" hoorde ik prinses Munia heel zachtjes zeggen.
Toen groeide er op volle snelheid een plantje uit dat al gauw vele takken kreeg en een stevige, dikke stam.
Het groeide binnen enkele minuten tot een enorme boom, waarvan de wortelen de stenen van het Paleisplein uit de grond duwden.
Mijn ogen volgden de groeiende takken die ver boven de meters hoge paleismuur uitstaken en waar paarse bladeren aan kwamen die ineens vlam vatte.
"Hetzelfde vuur als die vuurelfen," merkte ik zachtjes op toen ik de paarse vlammen van boom zag branden die dienden als bladeren.
"Vanja, hij ziet ons!" siste prinses Munia toen naar me en ik zag dat de vuurelf naar ons toe was gedraaid.
"Kom!" riep de prinses toen en trok ons naar binnen. We wilden de paleisdeuren dichtdoen, maar op dat moment stootte de grote boom een enorme paarse golf af. De vuurelf was vrij dichtbij de boom en werd door de golf op de grond geduwd.
Ik trok de deur dicht en ging snel samen met de prinses tegen het metaal van de deur zitten. We hielden elkaars handen vast en terwijl ik mijn ogen dichtkneep voelde ik een harde klap tegen de deuren aan botsen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top