27

Na een warm bad gehad te hebben werd ik door een wachter door het Huis der Geleerden naar een kleine eetzaal geleid, waar een ronde tafel vol eten stond.

Mijn ogen gleden over het verse fruit heen en ik begon te watertanden.

"Ga zitten," hoorde ik achter me en de Geleerde die altijd in het midden zat van de rest kwam de eetzaal binnengelopen.

Ik nam plaats, zoals hij deed en hij keek me aan.

"Tast toe. Je zult vast honger hebben. De kerkers van dit huis waren niet erg aangenaam," zei hij met een vriendelijke glimlach.

Ik was opgelucht dat ik naar mijn idee gelooft werd door deze Geleerde, maar toch had ik een verwarrend gevoel. Ik wist dat hij zich iets realiseerde, maar ik wist niet wat. Dat zat me dwars, want dat was waarschijnlijk ook de reden van zijn attendheid.

"Als ik je dood wilde hebben zou ik dat niet met gif doen," merkte hij mijn argwanende houding op. Hij pakte twee stukken brood uit een mand dat op tafel stond. Daarna grepen zijn handen naar een schaal met salade, wat leek op gesneden tomaten en komkommer.
Nadat hij een grote schep op zijn bord had gelegd bood hij mij de schaal aan.
Langzaam pakte ik het aan en nam er wat van.

Nadat hij een hap had genomen en zijn gesmak overduidelijk te horen was, begon ik zelf ook langzaam te eten.
Het eten was heerlijk. Ik pakte wat brood en fruit wat bestond uit mango's, bananen en verschillende wilde bessen.

De deur van de eetzaal vloog open en de kok kwam met een grote pan binnengelopen.

"Ah! De stoofpot," riep de Geleerde enthousiast en de kok glimlachte naar ons beiden.
De warme damp danste door de lucht toen de kok de pan op tafel zette en voor de Geleerde en mij een kop vol schonk.

"Ooit regenbuffel gegeten?" vroeg hij me heel normaal.

Ik schudde mijn hoofd.

"Wat eten jullie in Cazadon?"

"In Cazadon eten we vaak stoofpotten met rund, kip of hert," antwoordde ik en nam een hap van de regenbuffelstoofpot. Het was verrassend lekker. Een beetje zoutig, maar kruidig. Regenbuffelvlees was mals.

"Ik heb nooit hert gegeten. Voor zo ver ik weet leven er ook geen herten in het Heilige Woud,"

"Mag ik vragen waarom we hier zitten, Heilige Geleerde?" vroeg ik toen en ik keek even naar zijn gouden ketting en zijn rode gewaad.

"We eten een maaltijd," was zijn antwoord en kauwde op zijn brood.

"Ik was beschuldigd van hekserij en het starten van een revolutie. Nu zit ik hier," zei ik met een duidelijke stem.

"En nu zit je hier. Vertel me meer over die dromen,"

"Ik heb het u al verteld,"

"Vertel het me opnieuw,"

"Bespeelt u mij?"

De Geleerde stopte met eten en keek me strak aan.

"Ik ben al 11 jaar weg van mijn koninkrijk. Mijn man zal vast al een ander gehuwd hebben, omdat hij waarschijnlijk denkt dat ik dood ben. Misschien heeft hij al een zoon of een dochter. Begrijpt u wat ik heb opgeofferd om hier te zijn?"

"Ik hoor wat je zegt. Zo te horen ben je eigenlijk geen koningin meer,"

Ik stond versteld van zijn opmerking die me raakte. Een gedachte in mijn hoofd gaf toe dat hij gelijk had, maar ik wilde me er niet aan overgeven.

"Maar zo te zien ben je wel iets anders," ging hij verder en schraapte zijn keel.

"Je hebt veel opgeofferd en je bent hier al 11 jaar, zoals je zegt. De vraag is of je nog open staat voor het volgende hoofdstuk van je leven. Sta je open?" vroeg hij.

Met een twijfelend gevoel hield mijn blik de zijne af.

"Je zei dat je niets te verliezen had," zei hij en ik ademde diep in en uit.
Langzaam knikte mijn hoofd op en neer.

"Goed," merkte hij op. "Eet goed. Het volgende hoofdstuk gaat straks beginnen,".

Na het eten volgde ik de Geleerde naar een kamer dat onder de grond zat. Via lange trappen die eerst naar de kerkers leken te leiden liepen we naar een geheimzinnige oude deur.
De Geleerde opende deze. Een lange donkere tunnel strekte voor zich uit. Hij pakte een fakkel die naast de deur aan de muur hing en we gingen naar binnen.

"Bedankt dat u me wilt helpen," zei ik toen en de Geleerde keek me aan.

"Helpen? We moeten er achter komen wat deze...," en hij keek naar mijn armen.

"Schubben," zei ik.

"Schubben betekenen. Ik heb zo mijn vermoedens,".

"Wat voor vermoedens?" vroeg ik en we liepen stevig door.

"Dat vertel ik later," en aan het einde van de tunnel kwam er een deur te voorschijn.
De Geleerde opende deze en een warm licht liet mijn ogen flink doen knipperen.
Gelach, gepraat en andere geluiden van gezelligheid hoorde ik achter de deur vandaan komen.

"Kom," zei de Geleerde en ik volgde hem door de deuropening heen.
We stonden midden in een oud geruïneerd gebouw waar allerlei kraampjes en winkeltjes stonden. Maar iedereen zag er hier welvarender uit dan het andere deel van de bevolking van de Oude Stad. Vrouwen droegen sierlijke jurken en dansten op de muziek dat gespeeld werd door een groep muzikanten. Grote fakkels verlichtten het ruïnedorp.

"Wat is dit voor een plek? Is dit onder de grond?" vroeg ik en de Geleerde knikte.

"Welkom in Onderdorp, het dorp van spiritualiteit," verwelkomde hij me en we liepen langs de kraampjes heen. Mensen keken me aan. Velen zagen mijn armen.
Een Geleerde en een vrouw met schubben vielen zeker op.

"Hoe heb ik nooit kunnen weten dat dit bestond?" bewonderde ik de gezellige plek.

"Omdat je in het Groeihuis zat. Niet iedereen kent Onderdorp. Dat willen we ook graag zo houden. Duizend jaar geleden was Onderdorp een deel van de Oude Stad. Toen het dus nog boven de grond stond. Mensen vierden hier grote feesten en er was altijd gezelligheid. Op een nacht zakte een deel van de stad, ter grootte van een dorp, de grond in en werd verzwolgen door de aarde. Jaren later werd er nieuwe huizen over heen gebouwd en weer jaren later begon een kleine groep mensen tunnels te graven. Die leidden naar hier. Ze renoveerden het en zo verdiende het dorp haar naam," vertelde de Geleerde de geschiedenis van Onderdorp.

"Hoe kan het dat een deel van een stad in de grond zakt?"

"Dat is nog steeds een mysterie. Sommigen denken dat het een val was van Slagtandreuzen. Anderen denken dat boze geesten dit hebben gedaan. Er was nog een theorie. Dat de mensen te hard stampten tijdens het dansen,"

Om de laatste zin moest ik zachtjes lachen.

"Waarom mag niet iedereen ervan weten?" vroeg ik toen door.

"Omdat mensen hier komen met een verlangen naar verlichting en ontspanning. Dat zou verstoord worden als er andere mensen betrokken zouden worden,"

"Andere mensen? U bedoeld de onschuldige mensen in het Groeihuis en de armen?"

"Je was een koningin. Ik weet zeker dat je niet kan ontkennen dat er een verdeeldheid was tussen rijk en arm in jouw eigen koninkrijk. Het is zoals het is. Niet iedereen komt naar de Oude Stad voor spiritualiteit of antwoorden zoeken zoals jij doet. Anderen komen hier om te overleven,"

We keken elkaar even lang aan, maar we liepen verder.

"Jij bent een schoonheid. Kijk jou toch," zei een onbekende vrouw ineens tegen me.

"Dank je wel," zei ik verward, maar met een zwakke glimlach. We liepen door.

"Blauwblad," zei de Geleerde.

"Wat?"

"Dat gebruiken velen hier. Het is verslavend als je het te vaak doet,"

Ik draaide me nog even om om de vrouw te zien. Ik zag haar bij een groepje mensen staan lachen, terwijl ze een blauw kruid in een pijpje stopte. Een man stak een lont in een van de fakkels en raakte met deze het kruid in haar pijpje aan.
De vrouw rookte van de pijp en blies een grote blauwe wolk uit.
Ze lachte.

"Waar gaan we naartoe?" vroeg ik en we gingen een andere straat in.
Ondanks dat dit een ruïne was, zag het er best mooi uit. Het dorp had een charme op z'n eigen manier.
Mensen hadden overduidelijk wat huizen gerepareerd en de gaten in de straten weer opgevuld met andere bakstenen.

Voor een oud klein winkeltje op de hoek van de straat zaten mensen op bankjes buiten en leken onder invloed te zijn van iets. Het leek op Blauwblad.

"Ik kom hier niet graag, want zoals ik al zei: het is verslavend. Maar ik wil het testen," zei hij voor we naar binnen gingen.

Ik volgde de Geleerde naar binnen en werd een kruidige geur kwam me tegemoet.

Het eerste wat me opviel is dat het leek op een herberg, maar er waren meer planten om het een knussere uitstraling te geven.
Een kleine bar stond achterin de ruimte en een man met een lange bruine baard en een kaal hoofd keek op.

"Marcus!" riep de man enthousiast. "Dat is lang geleden,". De kale man omhelsde lachend de Geleerde, die blijkbaar Marcus heette.

"Ja, ja. Het is ook goed om jou weer te zien Caleb," zei Marcus en gaf de man klopjes op zijn schouder.

"Wie is dit?" vroeg Caleb toen en zijn grote ronde bruine ogen bekeken me van top tot teen.

"Wat is dat?" vroeg hij verbaasd toen hij mijn armen zag. Deze probeerde ik gelijk te verbergen, wat eigenlijk geen zin had.

"Daarom ben ik hier. Ik heb een gunst nodig, oude vriend," begon Marcus.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top