24
Koningin Silvera
"Daar ben je!" riep een stem, terwijl ik op de grond tussen het zachte gras zat. De zon scheen en een man kwam achter een heuvel vandaan op me afgelopen.
"Mijn schat!" riep ik vol blijdschap en zo snel als ik kon kroop ik overeind en vloog mijn geliefde in de armen. Mijn koning Arvid.
Arvids armen omarmden mijn lichaam. We lieten elkaar niet los.
Ik voelde zijn vreugdevolle hart tegen mijn borst kloppen.
"Ik heb je zo erg gemist," hoorde ik hem zachtjes zeggen en ik keek hem aan.
Ik verdween voor even in zijn blauwgrijze ogen en kuste hem op zijn zachte lippen. Zijn snor kriebelde zachtjes tegen mijn bovenlip en een glimlach verscheen op mijn gezicht.
"Ik heb jou ook zo erg gemist," zei ik en de tranen begonnen van mijn wangen te rollen.
"Deze reis is niet zoals ik het voorzien had. Ik voel me zo alleen zonder jou. Ik mis het om thuis te zijn," begon ik hem te vertellen.
Arvid legde zijn handen op mijn schouders en keek me diep in de ogen aan.
"Jij kan dit. Houd vol. Er komt een dag dat je jouw antwoorden zult vinden," waren zijn kalmerende woorden gevolgd door een liefdevolle glimlach.
"Ik verlang naar je armen en je warmte," zei ik zacht.
"En ik naar de jouwe, mijn Koningin," grijnsde hij en ik lachte zacht.
Ik knipperde mijn tranen weg en omhelsde hem.
Terwijl mijn handen over zijn rug heen aaiden, hoorden we beiden een luid krijsachtig gebrul.
Een grote schaduw bedekte ons voor even en ik keek op.
Mijn lichaam leek te verstijven toen ik een gigantische zwarte draak door de lucht zag vliegen. Het had poten met reuzachtige klauwen en twee enorme zwart met blauwe vleugels.
Het grote dier vloog in grote cirkels door de lucht en Arvid greep mijn hand.
"Ren!" schreeuwde hij en ik vluchtte zo hard als ik kon.
Arvid rende erg snel en mijn benen konden het bijna niet bijhouden. We gingen heuvels op en af. Er leek geen einde aan dit landschap te komen en onze handen glipten los door.
Een luid gebrul achtervolgde ons en het geluid van wapperende vleugels was erg dichtbij te horen.
Ik keek even achterom en de draak vloog laag boven de grond. Het spreidde zijn bek waardoor rijen scherpe tanden en een grote roze, half verbrande tong te voorschijn kwamen. Zijn helder blauwe reptielenogen leken me te willen verslinden.
Arvid was al ver voor me uit en riep dat ik niet achterom moest kijken.
Krak!
Een van mijn voeten landden tijdens het vluchten op een takje en ik viel hard op de grond met mijn gezicht in het gras.
De draak vloog over me heen en maakte een grote bocht om hoger de lucht in te gaan.
Ik draaide mezelf op mijn rug en zag de draak ver boven me rondvliegen.
Toen draaide het beest zich naar mij om en dook op me af.
Zijn vleugels vouwden zich langs zijn lichaam, terwijl het een enorme vaart naar de grond toe maakte.
Ik hield mijn handen voor mijn ogen en wist dat dit mijn einde was.
De draak was nu meters van me vandaan en met de neus dook het op me in.
Ik gilde uit angst en een grote klap golfde door me heen toen de draak mijn lichaam aanraakte.
Gillend werd ik wakker en ik schoot recht overeind uit bed.
Mijn handen gleden gelijk over mijn buik heen, omdat ik daar het grootste gedeelte van de klap leek te voelen.
Vol verwarring staarde ik naar de muur tegenover mijn bed. Het was... een droom?
Het voelde zo echt. Ik had al dromen die echt voelden, maar dit... dit was anders.
Terwijl ik naar de muur bleef staren en niet kon stoppen met het denken aan die droom gleden mijn handen over beide armen.
Daar voelde ik iets geks. Iets wat hard was.
Ik keek naar mijn armen en tot mijn verbazing zag ik zwarte steentachtige dingen in mijn huid zitten.
Met mijn vingers gleed ik er over heen. Het was puntig.
"Schubben?" vroeg ik toen in mezelf.
Op dat moment vloog de deur open en door de schrik trok ik de dekens hoog over me heen.
Het was Utjia. Ze was wakker geworden door mijn gil.
De oude vrouw was razend.
Ze trok me het bed uit, maar toen ze mijn arm vasthad werd haar blik ook aangetrokken door de zwarte schubachtige dingen op mijn huid.
Haar hand liet me snel los en ze deed een stapje naar achteren.
"Wat is dit?" vroeg ze vol verbazing en haar blik leek mij al te beoordelen.
"Dit is hekserij! Jij bent een heks!" riep ze naar me.
"Ik ben geen heks!" riep ik verbaasd.
"Heks!" riep ze nog een keer en stormde toen de kamer uit.
Starend naar mijn vreemde armen bleef ik achter op het bed.
Een paar secondes later stonden er wachters in mijn kamer die me hardhandig meenamen naar buiten.
Lania en Alahne spiekten door een kier van hun deuren om te zien wat er gebeurde.
De wachters namen me mee door de straten van de Oude Stad.
Ze brachten me naar een groot stenen gebouw waar twee grote deuren als ingang diende.
Daar binnen was een grote gang dat belicht werd door kandelaren die aan het plafond hingen.
Op de stenen muren waren verfschilderingen afgebeeld van de zon, maan en andere planeten en sterren.
Het zag er indrukwekkend uit en ik vermoedde dat dit het Huis der Geleerden was. Lania had me hier wel eens over verteld.
"Wat gaat er gebeuren?" vroeg ik aan de wachters, maar zij zeiden niks.
Aan het einde van de gang waren opnieuw twee grote houten deuren.
Deze werden van binnenuit geopend en een grote ruimte waar aan de andere kant een grote stenen tafel stond kwam te voorschijn. Vijf mensen in nette rode gewaden die allemaal een gouden ketting droegen zaten hier op stoelen achter.
"Wachters van de Oude Stad, wat verstoort de vrede van deze heldere nacht?" vroeg de man die in het midden zat.
"Deze vrouw wordt beschuldigd van hekserij," was de reactie van de wachter.
"Ik doe niet aan hekserij," ging ik tegen de wachter in.
"Welles. Nietes. Zoals altijd. Na zonsopgang zullen wij deze zaak verder behandelen," reageerde de Geleerde die in het midden zat nonchalant.
Het was in hun ogen niet belangrijk.
"Sluit haar op in de kerker. Morgen mag ze haar kant vertellen," zei de Geleerde die helemaal rechts van de tafel zat.
Ik wierp een laatste wanhopige blik naar de Geleerden die mij allang al niet meer aankeken en onder het Huis der Geleerden werd ik opgesloten in een benauwde cel.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top