16

Hard gepraat liet me wakker schrikken.
Ik voelde me gedesoriënteerd en keek op naar hetgeen wat me wakker maakte.
Twee starende ogen keken me aan. Het was een van de wachters van de vuurelfen.
Hij trok aan mijn arm om me uit het bed te slepen.
Mijn lichaam deed nog pijn van de klappen die ik de dag ervoor ontvangen had. De zalf had me geholpen om een paar uren te kunnen slapen.

Eyria kwam de hut binnen en ze keek de vuurelfwachter met grote ogen aan.

Ze begon in haar eigen taal tegen de wachter te spreken. De vuurelf keek haar verontwaardigd aan.

Eyria trok zijn hand los van mijn arm en hielp me overeind.
Mijn pijnlijke rugspieren moesten aanspannen om te gaan staan en een kreun ontsnapte mijn mond.
Ik was erg gefrustreerd dat de vuurelfen zo geweldadig waren. Ik zinde op wraak. In mijn gedachtes.

"Hier," zei Eyria en gaf me een tas, gemaakt van gevlochten riet.

"Ik denk dat het genoeg eten is voor de reis die je zo gaat maken," zei ze met een vriendelijke en warme toon in haar stem.

Ik pakte het aan en waardeerde het.

"Ik zal het onthouden," zei ik.

"Weet je echt waar het Meer der Waarheid is?" vroeg ze nieuwsgierig en ik knikte.

"Moet wel, hè?" was mijn reactie.

"Als je wilt blijven leven, wel ja. Ik hoop dat je blijft leven,".

"We zullen er zo snel mogelijk achter komen," zei ik en even later stond ik voor de grote Boom van Vuur, waarvan het licht van haar bladeren zachtjes in mijn ogen flikkerden.

De vuurelfenkoning liep langs de trappen dat rond de boom was heen gebouwd naar beneden, gevolgd door vier vuurelfen dienaren.

Ze verwachtten dat ik het Meer der Waarheid kon vinden, maar om eerlijk te zijn blufte ik.
Natuurlijk wist ik waar het ongeveer zou moeten zijn, maar ik was er nog nooit geweest.
En wie kon weten of de schrijver van het boek De Zwarte Kunst de waarheid sprak?

Als dit fout afliep...

De vuurelfenkoning stuurde tien vuurelfen met mij mee, waarvan de helft op zwarte panters zaten.
Zij kregen het bevel om mij in de gaten te houden en als het bleek dat ik gelogen had ze mij moesten doden.

De vuurelfenkoning sprak me nog aan voor ik wegging.
Hij zei dat hij hoopte dat ik heel goed wist waar het Meer der Waarheid was.

Met de vuurelfen en de zwarte panters verliet ik de Boom van Vuur en stapte door het hoge gelige gras heen.
Met de kaart van het zuiden in mijn hoofd gegraffeerd wist ik ongeveer welke kant we op moesten gaan.
De vuurelfen hielden me nauwlettend in de gaten en de panters gaven een dreigende en onvoorspelbare sfeer. Ik had mezelf al meerdere keren voorgesteld hoe ik opgegeten zou worden door deze beesten. Hun kaken zouden mijn ribben in één keer kunnen breken.


In het noorden van Vlamwoud grensden grote bergen die samen een grote gordel vormden. Wolken zweefden langzaam boven de besneeuwde bergtoppen heen.
Het pad dat we door Vlamwoud volgden eindigde vlak voor de rotsen die onderaan de voeten van de bergen lagen.

De vijf elfen die naast me liepen en niet op een zwarte panter zaten hielden me staande.
Er werd in hun eigen taal onderling gesproken en de elfen die op de panters zaten richtten hun speren mijn kant op.
Langzaam slikte ik en keek met grote ogen naar de scherpe speerpunten die me elk moment konden doorboren.

"Waarom leidt je ons naar de Bergen van de Stemmen?" vroeg een elf die voor me stond. Hij sprak vloeiend mijn taal. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat hij met me was meegestuurd.

"Het Meer der Waarheid ligt daar ergens," was mijn voorzichtige antwoord en ik keek de elf zonder mijn ogen te knipperen aan.

"Leugenaar!" riep de elf en zijn hand begon te gloeien, zoals goud dat op z'n heetst gesmolten was.
Een vlam groeide net boven zijn handpalm en hij hield deze dicht bij mijn gezicht.

"Weet je wat we doen met leugenaars?" snauwde hij en ik voelde de warmte van het vuur op mijn wang branden. Ik hield mijn gezicht zo ver mogelijk naar achteren, maar de elf liet zich niet tegenhouden.

"Ik meen het!" riep ik. "Ik lieg niet. Het Meer der Waarheid ligt ergens tussen de Bergen van de Stemmen,".

"Weet jij wel waarom ze het de Bergen van de Stemmen noemen, mens?"

"Euhm... vanwege... eh... de stemmen?" antwoordde ik voorzichtig.

"Als je door de bergen loopt kruipen er stemmen in je hoofd die je gestoord maken. Niemand overleeft het daar. De wezens die er te lang zijn gebleven zijn nooit meer teruggekomen. Wat denk jij dat er met ze is gebeurd? Hè?" schreeuwde de vuurelf in mijn gezicht.

"G-Geen idee," stotterde ik.

Een vleugje verbrandt haar glipte langs mijn neus en ik hoorde een zacht geknetter vlak bij mijn oor.
Mijn haar was aan het verbranden door de vonken van de vlam van de vuurelf.

"Alsjeblieft!" riep ik en de vuurelf grijnsde.
Daarna trok hij zijn hand weg en de vlam verdween.

Mijn hart ging tekeer en ik probeerde mijn ademhaling onder controle te houden.

"Niemand weet wat er met hen gebeurd is. Sommigen denken dat ze dood zijn. Anderen denken dat ze lurken in de nacht en een één of andere duistere kracht aanbidden," ging de vuurelf verder met zijn verhaal en knikte naar de vuurelfen die op de panters zaten.
De speren werden teruggetrokken en de vuurelf draaide zich om naar het grote gebergte.

"Daar," wees hij in de verte naar iets wat op een vaag pad leek. "Daar is de weg,".

We volgden het pad langs het rotsachtige gebied waar bijna niets groeide, op hier en daar wat dor gras na.

Het pad ging naar boven en liep tussen twee grote bergen door. De schaduwen van de bergtoppen bedekte ons, waardoor de stralen van de middagzon ons niet meer konden raken.
Het werd gelijk een stuk koeler. De wind blies zacht langs de bergen heen, terwijl wij braaf de weg volgden.

De vuurelfen hielden in hun eigen taal een gesprek.
De vuurelf die mijn taal sprak en bijna mijn gezicht had afgebrand keek mij aan en grijnsde.

"Je weet niet wat ze zeggen," was zijn opmerking, maar ik bleef voor me uit staren naar het pad dat ons door de bergen leidde.

"Nee, ik spreek geen elf," zuchtte ik.

"Ashijtaf. Dat is één van de oudste talen van heel Aarde," vertelde de vuurelf.

"Een vertakking van Tastijar, de taal die alleen de goden spraken,"

"Jij weet dus wel wat,".

"Ik heb het een en het ander geleerd,"

"En toch heb je nooit iemand de taal horen spreken,"

"Niemand die ik ken spreekt Ashijtaf. Ik heb over de geschiedenis geleerd en ik heb gewoon goed opgelet. Wat niemand van me zou verwachten,".

Ik keek naar de hoge bergtoppen en begon mezelf af te vragen wat er zo eng was aan deze plek.

"Jasper,"

"Ja?" vroeg ik en keek de vuurelf aan. Hij keek mij ook aan en fronsde zijn wenkbrauwen.

"Wat?" vroeg hij.

"Je zei..," begon ik, maar de gedachte aan de naam van dit gebergte onderbrak wat ik wilde zeggen.

De vuurelf begon te lachen en sprak tegen de andere elfen die achter ons liepen.

"Je hoort ze, hè?" merkte de vuurelf naar me op. "De stemmen,".

Ik zei niets. Ik bleef alleen maar om me heen kijken.

"Je bent eindelijk hier,"

Het pad maakte bochten en ik merkte dat mijn zicht begon te veranderen. Het werd een beetje wazig en voor mijn gevoel liep ik heel erg snel. Ook voelde ik me licht in mijn hoofd.

"Jouw lot is nabij,"

"Mijn lot?" vroeg ik.

"Zonder hen,"

"Zonder wie?" vroeg ik door.

De stem klonk niet menselijk. Bijna monsterlijk.

"Zij kunnen niet komen naar waar jij heen gaat,"

Ik stopte met lopen en ik merkte ineens op dat de vuurelfen en de panters niet meer achter me liepen.
Door de verwarring knipperde ik meerdere keren met mijn ogen en hoorde ineens het geluid van een gevecht. Stemmen kreunden ver achter me en ik liep er haastig naar toe.

Van een afstand zag ik de vuurelfen en de zwarte panters elkaar afmaken.
Ze staken elkaar met speren en schreeuwden door de pijn en uit woede.
Sommigen besprongen elkaar en verbrandden elkaars hoofden met hun handen. Anderen schoten grote vuurvonken met hun handen op elkaar af.
Een van de panters werd door de vliegende vlammen geraakt en zijn vacht vloog in de fik.
Het dier brulde en rende zo snel mogelijk weg.

De anderen slachtten elkaar af tot er nog maar één zwarte panter overeind stond.
Het dier zat onder het bloed dat van zijn vacht op de grond droop. Met een hijgende bek keek de zwarte panter me met starende ogen aan.

"Een geschenk voor het begin van alles,"

De panter liep op me af en kwam naast me staan. Het wachtte tot ik hem zou beklimmen.

Ik wierp nog een laatste blik naar de lijken van de vuurelfen en de rest van de zwarte panters en klom op het dier.

"Volg mijn stem,"

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top