Epiloog
"Liz? Ben jij dat?" Een verre stem deed me door het duister zoeken. Ik was niet meer bang, ik schrok niet.
De stem riep me alweer, nu van dichterbij. Ik herinner me dat ik nog niet heb gereageerd. Dus zei ik zachtjes, omdat ik wist dat diegene me zou horen: "Ja."
De roeper stapte uit het duister, die opeens voor hem leek weg te gaan. Licht omhulde de persoon, die ik dacht nooit meer te zien.
Ethan.
Ik kijk hem achterdochtig en beduust aan. Hij ziet er nog steeds exact hetzelfde uit als in mijn herinneringen. Hetzelfde bruine haar en de blauwe ogen die als je van dichterbij kijkt gele stipjes in kan zien.
"Waar ben ik?", ik probeer mijn herinneringen terug te halen. Alles lukt, behalve mijn laatste herinnering. Hoe ben ik hier gekomen?
"De hel.", wanneer hij dat zegt klinkt het alleen maar kil.
De hel? Is dat niet waar alle slechten naartoe gaan? Ben ik slecht? Ja, dat ben ik. Ik heb talloze mensen vermoord, bedreigd.
Dan pas besef ik me dat ik dood ben. Voorzichtig, bang dat Ethan zomaar verdwijnt, strijk ik mijn vingertoppen over zijn arm. Omhoogtrekkend, waarna ik zie dat hij niet in stof verdwijnt, naar zijn bovenlichaam, nek en tot slotte zijn hoofd. Zijn stoppelbaard, die perfect getrimd is.
Ethan's ogen rusten de hele tijd intens op mij, het lijkt alsof hij mij in zich opneemt. Voordat het niet meer kan.
Dat we weer gescheiden worden. Want dat was mijn schuld.
Ethan ziet dat mijn stemming verandert, want hij tilt voorzichtig mijn kin omhoog. Wat ervoor zorgt dat ik hem wel moet aankijken. Zijn blik verzacht en gaat met zijn duim voorzichtig over mijn wang, waar een traan glijdt.
"Het is nooit jou schuld geweest, Liz. Ik heb hen juist opgezocht. Het is mijn eigen domme schuld. Ik ben altijd trots op jou geweest. Dat moet je onthouden. Altijd."
De tranen vloeien door zijn lovende woorden over mijn wangen. Ik ben verdrietig, maar ook blij. Ik ben zo enorm blij.
Ik omhels hem en hij knuffelt me meteen goed. Een verlaten sob komt uit mijn mond, waardoor Ethan zijn armen nog strakker om mij heen doet.
"We verlaten elkaar nooit meer, toch?", fluister ik zacht in zijn oor. "Nooit meer. We blijven voor altijd samen."
"Beloofd?"
"Beloofd."
Sommige mensen blijven vechten, anderen geven op. Ik heb lang genoeg gevecht en nu heb ik het opgegeven. Ik heb het gevecht met mezelf opgegeven.
En ik ben opgelucht.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top