Hoofdstuk 1

District 4

Als ik wakker word lijkt de wereld bijna vredig. Bíjna, als het geen Kiesdag was. Op Kiesdag worden er uit ieder district één jongen en één meisje uitgeloot. Zij moeten de Hongerspelen spelen, de Arena in. De Hongerspelen waren het gevolg van iets wat honderd en één jaar geleden gebeurt is. Er waren eens De Donkere Dagen, waarin de dertien Districten in opstand kwamen tegen het Capitool. Twaalf gaven zich over, de dertiende werd met de grond gelijk gemaakt. Maar toen, zesenveertig jaar geleden, gebeurde er iets in de Arena wat niet had moeten gebeuren. Toen volgde er weer een opstand, die de Districten verloren en toen moest ook District dertien meedoen, aangezien dat District onder de grond weer tot leven was gekomen, in die vierenzeventig jaar. Dat was hun straf, net zo goed als de onze. Sindsdien is het weer vanouds, dat staat in mijn geschiedenisboek. Ik woon in District vier, het visserijdistrict. Ieder District heeft een andere taak en levert iets anders aan het Capitool. De armste onder ons, die in groteske sloppenwijken wonen, hebben niet eens genoeg eten voor hun gezin. Deze mensen kunnen zich voor de Boete ook inschrijven voor bonnen waar ze dan graan en olie voor krijgen en hun namen doen dan vaker mee. Op je twaalfde één keer, dertiende twee, enzovoorts, enzovoorts. Wij, de rijkere, hebben altijd méér dan genoeg voedsel en komen nooit iets te kort. Wij worden al sinds ons zesde getraind voor de Hongerspelen. Onze ouders zijn trots als we meedoen en vele van ons bieden zich aan rond hun achttiende, als ze dan nog niet getrokken zijn. Mijn ouders willen ook dat ik me aanbied als ik achttien ben, als ik tegen die tijd nog niet getrokken ben.

Daarom haat ik Kiesdag zo verschrikkelijk erg. Deze dag is te mooi voor Kiesdag. Het zonlicht dat door mijn raam schijnt laat stofdeeltjes zien, die lijken te dansen in het goud en de lucht is wolkeloos en helderblauw, de bomen staan in bloei en de zee, die achter mijn huis ligt, is azuurblauw. Ik sla mijn deken van me af en stap uit mijn bed. De jurk aan mijn witte paspop aan de overkant van mijn kamer lijkt te glinsteren in het zonlicht, als helder water. Ik doe mijn nachtjapon uit en ik loop naar de badkamer. Daar neem ik een vlugge douche en trek ik mijn ondergoed aan. Vervolgens loop ik terug naar mijn kamer en doe ik de zeeblauwe jurk aan. Hij laat mijn ogen goed uitkomen en het is een fijne zwierige jurk. Bij mijn taille zit een strakke band en daarna loopt de jurk wijd uit. Het zomerjurkje eindigt bij mijn knieën. Er hoort ook een paar ballerina's bij de jurk, met dezelfde kleur als de jurk. Als ik klaar ben met omkleden loop ik naar de visagist van ons gezin, Lola. Ze is eigenlijk een soort grote zus voor mij, ze praat met me over dingen waar ik niet over kan praten met Stefan en ik durf het niet altijd tegen mijn vriendinnen op school te vertellen, bang dat zij het niet snappen. Lola doet mijn make-up en laat mijn ogen daarmee nog mooier uitkomen. Ze vlecht kleine pareltjes door mijn rode haar, het geeft een soort zeemeerminresultaat.

'Het is prachtig Lola,' zeg ik haar en ik loop de kamer uit. Mijn familie zit in de eetkamer uitgebreid te ontbijten, al weet ik nu al dat ik geen hap door mijn keel kan krijgen. Stefan, mijn broer, eet juist alsof het zijn laatste maaltijd hier is. Wat het ook wel kan zijn, zijn naam doet vier keer mee, mijn naam doet twee keer mee. Ik schuif de witte stoel naar achteren en ga aan tafel zitten.

'Goedemorgen vader, goedemorgen moeder. Hoi Stef,' begroet ik mijn familie. 'Stef, je haar, het ziet er niet uit. We hebben een visagist, weet je nog?' Ik kan het niet laten om die opmerking te maken. Stefans lichtbruine haar zit helemaal door de war. Ik vermoed dat hij zijn bed uitgerold is en zijn kleding aangetrokken heeft. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij niet eens in de spiegel gekeken. Mijn vader geeft me een afkeurende blik en ik neem gauw een hap van mijn croissantje.

'Skyler, dat was helemaal nergens voor nodig. Wees niet zo brutaal.' Mijn vader wijst me op de regels, wat hij wel vaker doet. Mijn vader is erg van de regels en beleefdheden, dus meestal let ik op mijn woorden. Maar deze opmerking kon ik stiekem niet laten.

'Sworry vwadwer,' mompel ik met mijn mond vol, wat me nog een afkeurende blik oplevert. Ik hoor een zacht gesnuif van rechts komen en ik zie Stefan laag boven zijn bord grinniken.

'Stefan, je haar ziet er werkelijk níét uit,' moppert mijn moeder, mijn vaders opmerking negerend, 'Ga na het ontbijt dírect naar Lola toe!' Stefan zucht diep, maar ik weet dat hij gehoorzaamd. Ik kijk naar mijn croissantje, waar ik één hap van gegeten heb. Meer krijg ik niet door mijn keel.

'Sky, wat is er mis?' vraagt mijn vader, die mijn bewegingen nauwkeurig gevolgd heeft. Ik zeg niks en probeer nog een hap te nemen. Het wordt een muizenhapje.

'Sky, het gaat toch niet om je outfit? Die is prachtig, je bent werkelijk een pareltje!' merkt mijn moeder op. Mijn moeder beseft niet echt dat het leven om meer draait dan alleen je outfit. Zij heeft een zorgeloos bestaan, haar leven ís niet veel belangrijker als kleding.

'Nee moeder, dat is het niet. Is het goed als ik nog even naar het strand ga, vader?' Mijn vader knikt en zegt iets in de trant van "maak jezelf niet te vies". Ik knik en loop de eetkamer uit. Als ik het strand bereik geniet ik van het geluid van de ruisende zee en het gewapper van de wind. Het witte zand stuift rond me op en het voelt zacht onder mijn voeten. Ik loop naar het water toe en het stroomt over mijn voeten. Ik heb zin om een strandrit te maken met Sun, mijn pony. Ik loop verder het water in, tot het aan mijn hakken komt. Wat heb ik zin om te zwemmen! Alleen dat mag pas na de Boete, wanneer de ongelukkige getrokken zijn. In de verte luidt de kerkklok. Het geluid dringt in eerste instantie niet eens tot mij door. Dan realiseer ik me dat ik moet gaan en snel. Ik ren door de branding en het water spat achter me op, het maakt mijn jurk een beetje nat en mijn kuiten best wel erg. Hijgend kom ik voor ons huis aan. Mijn vader staat voor de eikenhouten poort.

'Skyler Dilara Christina Anderson! Schiet op! Waar zijn je schoenen?' roept mijn vader uit. Ontploffingsgevaar.

'In de tuin,' zeg ik, nog steeds hijgend en ik glip langs mijn vader heen de tuin in. In pak mijn schoenen en loop de keuken in. Gehaast maak ik mijn voeten schoon en schiet ik in mijn ballerina's. Mijn moeder en Stefan staan al bij de voordeur te wachten.

'Skyler! Dáár ben je dus! Je hele jurk is nat Sky. En je haar! LOLA!' Mijn moeder raast door haar woorden heen en raakt even buiten adem. Lola komt meteen van de trap, fatsoeneert mijn haar en fluistert "succes" in mijn oor.

Drie minuten later lopen we naar het plein. Ik en Stefan lopen naar onze vakken. Als ik bij de dertienjarige ga zitten fluistert Stefan nog iets in mijn oor.

'Succes Skumy. Fijne Hongerspelen en laat de kansen ímmer in je voordeel zijn,' zegt hij en dan gaat hij bij zijn leeftijdcategorie staan. Skumy heeft hij ooit als bijnaam bedacht, ik weet niet hoe hij erbij komt. Ik zie mijn beste vriendin Mariah staan en loop naar haar toe. Ze lacht naar me, maar niet van harte. Overal om me heen zie ik angstige gezichten, maar daartussen kan ik ook een aantal zelfingenomen gezichten spotten. Dat zijn de mensen die er al jaren op getraind zijn en zichzelf aan willen bieden.

'Hey Sky!' Mariah begroet me met een knuffel, maar het is duidelijk dat ze er niet met haar hoofd bij is. Ik groet haar terug en wens haar succes. We staan daarna stil zwijgend naast elkaar. Mariah is wit weggetrokken en ik weet dat ik niet veel beter eruit moet zien. In de verte zie ik de zee, hij is nog net zo azuurblauw als vanochtend. De Capitoolvertegenwoordiger van ons District, een man met glanzend zwart haar en groene eyeliner, komt het podium op. Hij begint het praatje over waarom we dit doen en hoe Panem, ons land, ontstaan is, het oprichten van de Hongerspelen, et cetera, et cetera. Ik staar naar de zee, die achter het gerechtsgebouw licht. Vandaag is hij net zo blauw als de lucht, je kan hem nog net van de horizon onderscheiden.

'En nu,' zegt de man met het zwarte haar, 'ga ik de namen trekken! Dames voor!' Hij loopt naar de boetebollen. Ik kijk weer naar de zee. Ik vraag me af of er achter dat water nog land is. Of Panem niet het enige stuk land is, omringd met water. Stefan en ik speelden vroeger vaak dat we gingen varen, als piraten. Dan ontdekten we een land en bouwde we daar een huis, ver weg van mam en pap, weg van de Hongerspelen en weg van alle stress en verplichtingen. Ik vond het heerlijk hoe de wind met mijn haren speelde en wij deden alsof we alleen op de wereld waren. Ik mis die tijd soms, de tijd waarin we allebei nog niet meededen. Soms voelt het nog steeds alsof we samen op een eilandje zitten, maar dan omringd met de woeste zee van ouders, school, de Boete, de Hongerspelen kijken, de winnaar bekijken en dan weer opnieuw. Jaar in, jaar uit. Stefan zei altijd dat mijn ogen net zo blauw als de zee waren.

Ik kijk weer naar het witte gerechtsgebouw en merk dat het stil is, héél stil. Mariah kijkt me aan. Ik voel het bloed uit mijn wangen trekken en kijk naar de Capitoolman.

'Skyler Anderson?' Hij kijkt vragend naar de lucht, alsof ik er zo uit kom vliegen. Alle dertienjarige zijn een stap bij mij vandaan gegaan, behalve Mariah. Zij is juist dichterbij komen staan. De man met de groene oogleden heeft het nu ook opgemerkt en hij kijkt me aan. 'Ah... Daar zit je! Ben je bang voor me?' grapt hij en hij geeft een knipoog.

-~-~-~-~-~-

Hey! Ik heb besloten elke dag te updaten, want daar heb ik genoeg hoofdstukken voor. Opgedragen aan Veronique omdat dit haar Schrijfwedstrijd is ^^

X Nina

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top